Besluit der dichtlievende uitspanningen, met verscheidene byvoegzelen
(1762)–Jan Jacob Mauricius– Auteursrechtvrij
[pagina 65]
| |
Wanneer Zyn Hoog Ed. verheeven wierdt tot Praesident in den Hove van Holland, Zeeland, en Vriesland.Hic dies vere mihi festus atras
KOn ik den rechten toon nu stellen op myn' snaaren,
Of had ik 't vuur nog slechts van kort voorleed'ne jaaren,
Wat vond ik thans, vol vreugde, een' ryken oegst van stof,
O van der Mieden, om te weiden in Uw' lof!
Nu voel ik op de luit myn' stramme ving'ren beeven.
Myn schorre en zwakke borst kan pas geluid meer geeven,
En in 't gemeen gejuich wordt myn vermaak gestoord,
Nu ik de stem niet meê kan heffen, zo 't behoort.
Nog durft myn' Zangeres U om verschooning smeeken.
Myn zucht en eerbied is te dikwils U gebleeken,
| |
[pagina 66]
| |
Dan dat ge aan 't geen myn hart gevoelt, ooit twyflen kunt.
Al was 't ook Vondel zelf, vol heilig vuur, gegund,
Uw edel hart, verstand, grondkennis van 's Lands Wetten,
Welspreekendheid en deugd in vollen dag te zetten,
Wat zou hy zingen, dat gants Nêerland niet reeds weet;
Daar groot en kleen met een' veréénden vreugde-kreet
Van zelfs Uw' roem uitgalmt, en toont zyn zielsverlangen!
Die hartenstem verdooft de schoonste Kunstgezangen.
Ter goeder uure dan! styg onder 't handgeklap
De Graavenhofzaal op, beklim den Eeretrap,
Bekleed den achtb'ren stoel, rechtmaatig U beschooren,
Waar toe Minerva zelf U lang heeft uitverkooren.
Zie, hoe de Zon het Hof met nieuwen glans bestraalt.
Zie, hoe de Rechtsgodin zelf uit de wolken daalt,
Die Themis, die U in haar' schoot heeft opgetoogen,
Die Themis, die reeds lang gezien heeft door Uw' oogen,
En nu 't ontzaglyk zwaard, waar voor de boosheid beeft
En siddert, met haar' schaal gerust U overgeeft.
't Een strekke U, om Bedrog en Ondeugd te doen schrikken,
En 't ander, om het Recht met Billykheid te wikken.
Zo stiert het de Almagt, dat Verdienste wordt beloond!
Zo wordt standvaste Deugd met heerlykheid bekroond,
| |
[pagina 67]
| |
Terwyl ge afgunstigen, die Uwen roem benyden,
Grootmoedig aanziet met een edel medelyden.
Ontfang hier op myn' wensch: Doch alles, wat een Vriend
Kan wenschen, maakt geen' helft van 't geen Uw'deugd verdient.
De Hemel sterke Uw' geest met nieuwe leevenskragten.
Vervul al 't geen ons Uw' verkreegen roem doet wachten.
Blyf lang de Vader van verdrukte wees en weeuw,
't Orakel van den Raad, een Solon van onze eeuw.
Uw Naam en glorie blyf' bevestigd door drie Zoonen,
Die reeds zo deftig..... hier begeeven my de toonen.
't Ontstelde speeltuig valt door zwakheid uit myn' hand.
Ik hang 't ook thans (in ernst) ontspannen aan den wand.
Nog is 't me een troost, dat ik dees' feestdag mag beleeven,
Om deeze laatste blyk van achting U te geeven.
Blyft ook myn' Poëzy by 't Nageslacht bekend,
Zo kroont Uw dierbre Naam myn dichtwerk aan het end,
(Waar koos ik schooner slot!) en my zal de eer geschieden,
Dat elk zal zien: ik stierf een vriend van Van der Mieden.
1758. |
|