K. Michel
Het lot van het zuurkoolvat
H.H. ter Balkt
Mijn broer belt op. Hij is bezig een vermoeiende stapel geschiedenistentamens na te kijken en wil even kletsen.
‘Weet jij waar katoen vandaan komt,’ vraagt hij.
‘Ja, hoezo?’
‘Geef eerst antwoord.’
‘Katoen komt van een plant, het groeit aan een struik.’
‘Weet je wat een van de studenten dacht? Die dacht dat katoen komt van de mèèèèèh. Hij heeft anderhalf kantje volgeleuterd over de schapenteelt en de katoennijverheid in Lancashire in de achttiende eeuw. Stel je voor. Hij beweert dat een overvloed aan schapen verantwoordelijk was voor het op gang komen van de industriële revolutie.’
‘Hij kent de herkomst van zijn kleren niet.’
‘Iedereen weet dat de katoennijverheid een van de motors van de industriële revolutie was. Maar om de start van dat gigantische proces toe te schrijven aan een overvloed van schapen, dat is klokken en klepels.’
Ik kon het niet laten om mij voor te stellen hoe deze student zou reageren op de gedichten van Ter Balkt. Als je niet weet waar katoen vandaan komt wat moet je dan met de wan, de vlashekel, de vogelwikke, het herderstasje, de nachtschade? Zoveel voorwerpen, zoveel gewassen die uit het directe zicht en uit de herinnering zijn verdwenen. En wat weet zo'n student van de industriële revolutie waarvan de geschiedenis veel minder ver weg is, vooral op het platteland veel nabijer is, dan hij denkt.
Ter Balkt heeft verschillende malen over wevers en over katoen geschreven, en zijn hele werk is doortrokken van de spanning tussen de oude plattelandsbeschaving en de industriële revolutie. In zijn werk worden allerlei (bijna) vergeten voorwerpen, planten en dieren beschreven en tot leven geroepen. Aldus worden ze voor de vergetelheid behoed; hij gedenkt ze (sovegna vos) in een eigenzinnige stijl vol melancholie, humor en woede. ‘Zijn poëzie trekt als een stoet carnavalswagens vol bijtende spot en verwijt ten strijd tegen de nacht en tegen het modderzwarte vliegwiel van de geschiedenis,’ schreef Tomas Lieske.
In de bundel Groenboek (1973) staan vier katoengedichten waarin Ter Balkt op korte maar krachtige wijze het landelijke leven schetst en de