- De hoeve mijner ouders verkoopen?
- En waarom niet, dan moeten wij elkander nooit meer verlaten.
- Dit huis waar mijne ouders geboren zijn; waar ik groot gebracht ben!... waar....
- Maar, indien, toch...
- Neen, Jef, neen; nooit zal ik er in toestemmen.
- Ik weet niet...
- Ik zal er nooit in toestemmen; ik kan, ik mag niet.
- Laat mij toch uitspreken...
- Dit huis verkoopen?
- In Godsnaam, laat mij spreken...
- Mijn ouders huis met mijne kinderen verlaten? nooit, nooit!
In gramschap bonsde Jef van zijnen stoel op, en sloeg met gebalde vuiste op tafel.
- Vrouw, vrouw, wilt gij er mij toe dwingen uwe halsstarrigheid te temmen?
- Ach, riep Dina weenend uit, ik zie het wel, Jef, gij bemint mij niet meer..
De vertoornde man voelde eensklaps zijne gramschap vallen, voor de tranen zijner vrouw en op spijtigen toon sprak hij:
- Ik bemin u niet! ik heb u nooit bemind, niet waar? Is het voor u niet, dat ik vijf jaren de wereld heb rondgezworven en is het voor mijne eigene voldoening, dat ik fabrikant ben geworden en nog ben?...
- Is het mijne schuld, kreet Dina; heb ik er ooit van gesproken?...
- Zwijg dan en laat mij spreken. De hoeve is de uwe; zonder u kan ik ze niet verkoopen, dit weet ik... Zwijg, zeg ik u, en ik weet ook dat om mij te tergen