Tevergeefs trachtte de jonge man zijne bruid te troosten. Hij zegde haar hoe de arme grootmoeder nu gelukkig was; hoe zij dit aardsche leven vol lijden en droefheid tegen eeuwige rust en zaligheid had verwisseld.
- Ach, Jef! zuchtte het meisje, ik kan er niet aandoen dat mijn gemoed zoo vol schiet: ik zeg bij mij zelven ook, dat ik niet weldoe; maar zie, zij staat daar altijd voor mij, met eenen droeven lach om de lippen en het is alsof ze mij ter hulpe roept en ik ze niet helpen kan....
Er heerschte nu eene smartvolle stilzwijgendheid.
- Hoor, Dina, sprak de jonge man, een einde aan dezen pijnlijken toestand willende stellen. Hoor, ik moet u nog mijne lotgevallen vertellen; kom, zit hier bij het vuur; hier nevens mij!
Het meisje schoof werktuigelijk eenen stoel bij den haard en zegde:
- Jef, zit daar in grootmoeders zetel, ik kan niet zien dat hij dáár zoo ledig staat.
De jonge man plaatste zich in den voorvaderlijken zetel, die misschien meer dan drie geslachten der Christiaensen overleefd had, en Dina gevoelde zich minder verlaten.
- Zooals gij weet, ving de jonge man aan, begaf ik mij bij meester Hinderhausen te Munster en verhuurde mij er voor vijf honderd thalers in 't jaar.
In 't eerst werd ik er recht goed behandeld en ik verheugde mij erin, zoo aangenaam mogelijk mijne dienstjaren te kunnen overbrengen en een klein fortuintje te vergaren. Mijne vreugd veranderde welhaast in droefheid. Reeds van het tweede jaar af aan, nam mijn meester eene andere handelwijze