vergeefs; hij vloog snorrend door de lucht en kwam een oogenblik daarna op een langen afstand nedervallen.
Het rood der schaamte klom op zijn voorhoofd en met slecht bedwongen spijt ontving hij het schertsen zijner gezellen.
- Hendrik, lachte Pieter, uwe tonne gersten zult gij ten uwen koste aangeboden hebben; maar ik scheld ze u kwijt, indien ik den hoeveerdigen kop van het dier niet verbrijzele.
Te gelijker tijd stak de boer zijnen pijl op de peze, hief zijnen boog omhoog en, een stond nadien, kwam de kop des vogels met zijnen schicht ten bodem.
- De vogel blijft voor u, beproef het nog eens, schertste Pieter Hendrik tegen, want ditmaal heb ik het op zijne gansche romp geladen.
De pijlen vlogen zonder ophouden in de hoogte: nu daalde de steert, dan een vleugel van het dier neder, en bij Hendriks beurt bleef er niets meer dan een rondvormige klomp op het einde der wip; doch door zijne woeste ongestuimigheid miste hij nogmaals het wit.
- De vogel blijft dan voor mij! riep tergend Pieter. Doch vooraleer hij zijnen boog nog gespannen had, kwam de vogel ter aarde gevallen! want Hendrik door zijnen hertstogt weggerukt, had met eene behendige gauwheid eenen tweeden pijl uit den Koker getrokken en in de lucht