Naar de letter
(2003)–Marita Mathijsen– Auteursrechtelijk beschermdHandboek editiewetenschap
8.4. Na 1950: het tijdperk van de vlakdrukTot lang na de Tweede Wereldoorlog veranderde er niet veel in het drukproces. Maar aan het eind van de jaren vijftig kwamen er revolutionaire ontwikkelingen die in hoog tempo de boekproduktie vernieuwden. Het lood verdween uit de zetterijen. De letters werden omgesmolten, de machines verdwenen - enkele werden gered door bevlogen amateurs of gepensioneerde zetters en musea -, en de letterkasten werden verkocht op antiekmarkten. Voortaan werd zetsel op film aangeleverd en gedrukt werd er met vlakke platen op de offsetmachines. Perscorrecties zijn volstrekt ondenkbaar geworden, maar wel kunnen er in een film veranderingen aangebracht worden. Toch betekent voor de editeur de invoering van de offsetdruk slechts een vervolg op die van de stereotypie. Wat nieuwe druk genoemd wordt is in deze tijd meestal slechts een nieuwe oplaag: de films van het zetsel voor de eerste druk worden gebruikt. Correcties kunnen praktisch onzichtbaar aangebracht worden in de film. Eveneens nieuw in deze tijd is de vervaardiging van pockets en paperbacks. Gebonden boeken verliezen een groot deel van de markt. In paperbacks en pockets zijn katernen doorgaans niet meer te onderscheiden, omdat de bladen gewoonlijk in de rug afgesneden zijn en vastgeplakt tegen de omslag. De meest revolutionaire omzwaai voor de tekstediteur is bij de auteur te vinden die zijn eigen zetsel thuis op de personal computer vervaardigt. Er zijn daardoor enkele fasen minder waarin afwijkingen tussen kopij en druk kunnen ontstaan, en dus heeft de editeur minder te maken met ‘restauratie-werkzaamheden’ aan een tekst. De (toekomstige) editeur van computerkopij krijgt ander werk te doen dan zijn collega-editeur van historische teksten: als de auteur geen uitdraaien of aparte bestanden maakt van verschillende stadia | |
[pagina 215]
| |
van zijn werk, heeft de editeur geen bronnen meer om de genese van een werk te reconstrueren. De correcties en nieuwe versies van een werk dat de auteur achter het beeldscherm vervaardigt, verdwijnen in het totale niets. Fouten in een tekst zullen van de auteur zelf afkomstig zijn, en veranderingen zullen altijd intentioneel zijn. Wat voor gevolgen dit voor het editievak heeft, zal de toekomst moeten uitwijzen. | |
8.4.1. De offsetdrukDe offsettechniek is afgeleid van de steendruk (lithografie), die aan het eind van de achttiende eeuw ontdekt werd, en al snel toegepast werd voor illustraties. Voor een litho wordt op een vlakgeschuurde steen met vettig krijt spiegelend een voorstelling getekend. De steen wordt vochtig gemaakt en vervolgens met vette drukinkt besmeerd. De krijtgedeelten houden de inkt vast, en die worden dan afgedrukt. De offsetdruk werkt volgens hetzelfde principe, alleen wordt hier niet met een steen gewerkt en het af te drukken beeld (in ons geval: letters die op een film vastgelegd zijn) wordt fotografisch op een plaat vastgelegd. Chemische bewerkingen van de plaat zorgen ervoor dat het beeld de drukinkt vasthoudt. De lichte metalen offsetplaat komt niet rechtstreeks in aanraking met het te bedrukken papier en is dus ook niet spiegelbeeldig. De ingeïnkte plaat drukt het beeld op een met rubberdoek omspannen cilinder, en deze brengt het over op het papier. Dit indirecte drukken heeft als voordeel dat ook goedkope kwaliteit houtpapier gebruikt kan worden: de offsetplaat wordt daardoor niet beschadigd en onregelmatigheden worden opgevangen door het veerkrachtige rubberdoek. Voor de editeur is de offsetdruk een voortzetting van de stereotypie: er wordt gedrukt van platen en niet van losse loden letters, dus zijn perscorrecties onmogelijk tijdens een drukgang. Correcties in offsetplaten komen niet voor: als er veranderingen nodig zijn, worden die aangebracht in de film, en worden er nieuwe platen gemaakt. Het enige wat wel mogelijk is op de offsetplaat zelf, is dat een gedeelte van het beeld weggepoetst wordt. Zo komt het voor dat bij een bepaalde titel die de uitgever vrijwel tegelijk als ‘eerste’ en ‘tweede druk’ wil uitgeven om de verkoop te stimuleren, eerst de oplage met de aanduiding ‘tweede druk’ vervaardigd wordt. Daarna wordt die aanduiding weggepoetst en de zogenaamde eerste druk opgelegd.Ga naar voetnoot45 De indeling van de vroegere drukvorm is gehandhaafd voor de offsetdruk. Nog steeds is een veel gebruikt formaat octavo, wat betekent dat er acht bladzijden op een offsetplaat staan, maar 16o komt minstens zo vaak voor. De vroegere katernsignaturen zijn niet meer te herkennen, omdat ze nu zo gedrukt zijn dat ze in de rug van het boek vallen. Het zijn zwarte blokjes die per katern een stukje lager schuiven [zie afbeelding]. | |
[pagina 216]
| |
Hedendaagse katernsignaturen worden zo gedrukt, dat ze in de rug van het boekblok vallen. De hoogte van de collationeerblokjes geeft de volgorde aan. Hier gedemonstreerd aan de katernen van Verzamelde gedichten van Hans Faverey.
| |
[pagina 217]
| |
8.4.2. Nieuwe vormen van zetten: film-, foto- en computerzetselDe offsetdruk werd ontwikkeld in samenhang met nieuwe zetsystemen. De tastbare loden letter werd vervangen door letters van licht of puntstructuren. Voor de druk wordt een film aangeleverd. Wat betreft de handelingen van de zetter, hield de al gesignaleerde vervanging van de letterkast door het toetsenbord, zoals bij de lino- en monotype-machines, een grote verandering in. Door het loskoppelen van zetten en drukken werd zetten letterlijk minder zwaar en schoon werk, dat ook door vrouwen gedaan kon worden. Voortaan zou het toetsenbord het instrument van de zetter zijn. Dat van de monotypemachines was nog zeer omvangrijk, omdat voor elk teken, ook voor kapitalen en cursieven, een aparte toets aanwezig was. Op hedendaagse toetsenborden van zetcomputers staan onderZichtbare correctie door montage. Voor de tiende druk van De donkere kamer van Damokles (Amsterdam, 1971) voegde W.F. Hermans op pagina 71 onderaan een passage toe. De uitgever gebruikte een afwijkende letter.
| |
[pagina 218]
| |
bepaalde functietoetsen allerlei mogelijkheden opgeslagen die desgewenst geactiveerd kunnen worden, zoals bij de personal computers. De toetsenborden zijn daardoor overzichtelijker. a. Mechanische fotografische zetsystemen. Al voor de Tweede Wereldoorlog werd geëxperimenteerd met fotozetsel. In de vroege jaren vijftig kwamen de eerste fotografische zetmachines op de markt. Ze waren afgeleid van de monotype-machines. De letter was nu niet meer voorradig via matrijzen, maar doordat er fotografische negatieven in voorraad waren van letterbeelden. Bij de aanslag van een toets schoof het juiste negatief voor een lichtbundel, die geprojecteerd werd op filmmateriaal. Dit soort machines is van de markt verdwenen, maar het principe van de projectie is overgenomen. Ze worden aangeduid als de eerste generatie van fotozetsystemen. Nadeel van het fotozetsel van deze machines was, dat correcties lastig aan te brengen waren. Veranderingen moesten opnieuw op film gezet worden en dan tussen het oorspronkelijk geplakt, nadat daar eerst een stuk uitgesneden of ‘uitgegumd’ (via afschaven) was. Behalve dat ze omslachtig was, leverde deze correctiemethode ook lang niet altijd onzichtbaar resultaat op. Vaak is er verschil in inktkleur of staan de correcties niet geheel recht. b. Een tussenvorm. De nostalgie naar het lood bleef uitgevers lang parten spelen. Zeker was de zetkwaliteit van de eerste fotografische machines nog niet die van latere. Gedichtenbundels bleven nog lang uit lood gezet worden. Nu is het alleen nog voor kostbare bibliofiele uitgaven in gebruik. De Privé-Domein-reeks van de Arbeiderspers wordt nog steeds uit lood gezet in landen waar het arbeidsloon laag is, en nog ouderwetse drukkerijen bestaan. Een tijdlang was het gebruik een boek wel uit lood te laten zetten, en correcties daarin aan te brengen, maar het afgedrukte zetsel daarna te fotograferen en vervolgens met die films te vermenigvuldigen. Deze methode bood het voordeel dat de kwaliteit van loden zetsel gecombineerd werd met de goedkope offsetdruk. c. Computerzetsel. De invoering van de computer in zetbedrijven betekende een nieuwe vorm van gegevensopslag. Was er bij de mechanische fotozetsels nog sprake van zichtbare opslag van letters op negatieven, nu zijn de oude letterkasten vervangen door software met immateriële codes. Het is niet zinvol hier een opsomming te geven van generaties van computerzetmachines en opslagmethodes van lettergegevens. De veranderingen die voor editeurs van belang zijn, zullen de nadruk krijgen. Tot de introductie van de eerste goedkope personal computers rond 1987 was het begin van het drukproces nog steeds dat de zetter kopij in handen kreeg om te zetten. Ook nu wordt nog veel kopij opnieuw gezet. Voor zich ziet de zetter het beeldscherm met de tekst en codes voor de zetinstructies. Als hij klaar is, zal hij ter correctie proeven laten uitdraaien voor de auteur en de bedrijfscorrector. Nadat hij de proeven teruggekregen heeft, brengt hij de correcties aan in het desbetreffende bestand, en als dit alles klaar is, kan de fase van het vervaardigen van de film voor afdrukken beginnen. De signalen van het computerzetsel worden op lichtgevoelig materiaal vastgelegd | |
[pagina 219]
| |
door kathode- of laserstralen. De film die dan ontstaat wordt gebruikt voor de offsetplaten waarvan gedrukt wordt. Het grote verschil met de eerdere manieren van zetten is, dat de fase van het maken van het zetsel eigenlijk verschoven is tot ná de correctie. Er wordt dus niet meer in het zetsel zelf gecorrigeerd, maar in stadia die aan het vervaardigen van het zetsel voorafgaan. Dat betekent voor de editeur dat veranderingen niet zichtbaar zullen zijn, ook niet als ze in een laat stadium zijn aangebracht. Alleen overgeleverde gecorrigeerde drukproeven kunnen getuigen van wijzigingen. Het eindprodukt van computerzetsel is nog steeds een film die op een offsetplaat gekopieerd wordt. In principe kunnen er ook in deze film nog steeds veranderingen gemonteerd worden, maar het ligt meer voor de hand in het opgeslagen computerbestand wijzigingen aan te brengen en nieuwe (stukjes) film te vervaardigen. d. Personal computers: de auteur zet zijn eigen tekst. De hiervoor genoemde computerzetmachines zijn in staat kopij die vervaardigd is op een personal computer om te zetten in zetsel, zonder dat er overgetypt hoeft te worden. Alleen zetinstructies over de uiterlijke vormgeving moeten toegevoegd worden aan het bestand dat de auteur aangeleverd heeft, nadat het geconverteerd is (omgezet van een bepaald computerprogramma naar een ander). Het hoeft geen uitleg, dat het verdwijnen van de kopiërende tussenpersoon (schrijver, zetter of typist) grote gevolgen heeft voor de editeur. De verschillende categorieën van niet-geïntenteerde kopieerfouten komen niet voor, als een tekst op deze manier direct verwerkt wordt. ‘Verschrijvingen’ van de auteur kunnen echter wel blijven staan, tenzij ze op tijd ontdekt worden. Het zal achteraf moeilijk te beoordelen zijn of een tekst op diskette aangeleverd is door de auteur of dat een zetter de auteurskopij voor computerverwerking overgetypt heeft. Er zijn wel typische tekstverwerkersfouten, zoals verkeerde afbrekingen, te lang doorlopende cursiveringen etc., maar die kunnen zowel door de auteur als door een zetter gemaakt zijn. Typerend voor tekstverwerkerszetsel van de auteur kunnen de fouten ten gevolge van een verandering genoemd worden. Men treft ze in kranten nogal eens aan: De berichten die we gisteren binnen kregen moet nog nader onderzocht worden. Van enkelvoudig bericht is meervoud gemaakt, de persoonsvorm moet is blijven staan. e. Leescomputers: facsimile maar dan anders. Ook bestaand zetsel of getypte teksten kunnen omgezet worden in computerzetsel zonder tussenkomst van een kopiërende persoon. De ontwikkeling van leesprogramma's met behulp van scanners is zo ver, dat alle letters die niet handgeschreven zijn en van een niet beschadigde druk afstammen, herkend kunnen worden na instructie. Dat wil zeggen dat het in principe mogelijk is zetsels uit vroegere eeuwen machinaal om te vormen tot nieuw zetsel, dat dan weer gedrukt kan worden. De produktie van de Volledige werken van Louis Couperus werd met behulp van een scanner uitgevoerd. Bestaande zetfouten worden onveranderd mee overgenomen, zodat er in zekere zin sprake is van facsimile van een bestaande | |
[pagina 220]
| |
druk, zij het dat de uiterlijke verschijningsvorm geheel anders zal zijn. Natuurlijk is het ook mogelijk in te grijpen in een gescande tekst en veranderingen aan te brengen. Een editeur die op deze wijze een tekst heruitgeeft, zal zich moeten verantwoorden voor zijn ingrepen. De huidige generaties scanners maken bij het lezen van teksten zeker nog fouten, die echter over het algemeen vrij makkelijk te herkennen zijn, omdat het resultaat vaak niet-bestaande woorden is. Ook zit er meestal systeem in de fouten. Mogelijk verwisselt de scanner lettertekens: de l en de I, of interpreteert hij beschadigde letters verkeerd. Problemen ontstaan vaak bij letters met accenten. Cursieve en gespatieerde druk herkent de scanner nog niet automatisch. Hoewel een gescande tekst zeker niet direct zetklaar is en nog eerst gecontroleerd moet worden, zijn de voordelen toch evident: grotere nauwkeurigheid en een flinke tijdwinst vergeleken bij overtypen. De ontwikkelingen op het gebied van het scannen van teksten zijn nog in een beginstadium. Inmiddels worden steeds betere resultaten geboekt met het automatisch lezen van historische drukken (zie ook hoofdstuk 16.7).Ga naar voetnoot46 | |
8.4.3. Veranderingen in gewoonten op de uitgeverijenMet de revolutionaire verandering van hoogdruk naar vlakdruk neemt de specialisatie bij de boekproduktie toe. Er zijn nog maar weinig uitgeverijen die zelf zetten, laat staan drukken. Van Gorcum in Assen is een van de weinige bedrijven die alle fasen tot en met het binden in eigen handen hebben gehouden sinds de oprichting in 1800. Het boekenbedrijf is niet alleen gespecialiseerder, maar ook commerciëler geworden. Elke zichzelf respecterende uitgeverij heeft nu behalve redacteuren ook publiciteitsmedewerkers, die de aandacht in de media voor nieuw verschenen boeken moeten stimuleren. De schrijver zelf wordt steeds strakker begeleid door een vaste redacteur. Een nieuwe figuur in de boekproduktie is ook de typograaf. De vormgeving van boeken is een apart vak geworden met hoge technische en artistieke eisen. Voor de editeur zijn de komst van de redacteur en de veranderingen in de correctiegewoonten van belang, en in sommige gevallen die van de typograaf. a. Drukproeven. We hebben gezien dat de auteur in de periode van de handpers zijn proeven, als hij ze al te zien kreeg, in pagina's opgemaakt thuisbezorgd kreeg, zodat grote veranderingen altijd kostbaar waren en makkelijk tot nieuwe fouten konden leiden. Wanneer er door correctie zogenaamd ‘verloop’ ontstond op een volgende pagina, kon dit tot gevolg hebben dat er vele pagina's omgewerkt moesten worden tot de correctie ingelopen was. Galeiproeven gaven wat betreft de correctie enige verlichting. Maar de | |
[pagina 221]
| |
mono- en linotypemachines werkten weer per bladzijde en maakten correcties ingrijpend. De invoering van fotografisch zetsel maakte het mogelijk de eerste proeven in zogenaamde stroken aan de auteur te leveren. Het zetsel is dan nog niet ingedeeld in pagina's en er kan dus gecorrigeerd worden zonder angst voor verloop. Met het invoeren van zetcomputers worden drukproeven weer wel van een pagina-indeling voorzien, maar dit heeft geen vervelende consequenties. Als een auteur grote stukken wil tussenvoegen, vangt de computer die automatisch op, zelfs als het gaat om enkele bladzijden. De paginering wordt automatisch aangepast. Drukproeven uit het vlakdruktijdperk zijn niet meer te herkennen aan inktvlekken en dergelijke. De uitgeverijen voorzien proeven nu meestal van een stempel met gegevens over het stadium (eerste proef, revisie etc.) en een datum. b. De redacteur. Wanneer de eerste redacteur zijn intrede deed op een uitgeverij is nog niet onderzocht. Multatuli klaagde over de afwezigheid van een ‘letterkundig ontwikkeld persoon’ op de uitgeverijen die ‘correctie van eenigzins hooger soort’ aankon, een zogenaamde ‘prote’. ‘In Frankryk wordt 'n schryver geholpen in 't ambachtelyk gedeelte van z'n styl. De prote zet NB by stroefheden, by onachtzame keus van woorden, by vergissing in 't aanhalen van een blz. Hy zoekt de juiste plaats van 'n citaat op, enz.’Ga naar voetnoot47 In de tweede helft van de negentiende eeuw trokken uitgevers die een vaktijdschrift of een bepaalde reeks wilden beginnen, redacteuren van buiten aan die vakbekwaam waren op het desbetreffende gebied. Mogelijk dat een uitgever die dergelijke assistentie gewend was, bij uitbreiding van zijn produktie een vakman aantrok voor de begeleiding van manuscripten. In de loop van de twintigste eeuw is het gewoon geworden dat een uitgever redacteuren in dienst heeft die verantwoordelijk zijn voor bepaalde werken. Zij spreken met een auteur diens nieuwste werk door aan de hand van het ingeleverde manuscript. Niet alleen spel- en stijlfouten dienen zij te elimineren, ook op het gebied van de consistentie en opbouw kunnen zij bemoeienissen hebben. De ‘editor’ van Amerikaanse uitgeverijen gaat verder en bespreekt plannen voor nieuw werk, houdt de voortgang in de gaten en geeft suggesties voor de leesbaarheid. Ook titels worden vaak door hem bedacht of veranderd. Als er kopij bewaard is gebleven, kan de invloed van een redacteur mogelijk gereconstrueerd worden. Gebruikelijk is dat een redacteur met potlood suggesties ter verbetering op een manuscript aantekent. Deze worden doorgesproken met de auteur en als hij ermee instemt, wordt de aantekening met inkt overgetrokken. Zoals Hinman de gewoonten van bepaalde zetters en hun namen kon achterhalen, zo is het mogelijk de redacteuren van bepaalde uitgeverijen te herkennen aan hun aantekeningen. | |
[pagina 222]
| |
Op de kopij voor Het verdriet van België heeft de redacteur van uitgeverij De Bezige Bij in potlood veranderingen aangebracht, die daarna met de auteur, Hugo Claus, doorgesproken werden. Wanneer hij zijn fiat verleende, werd de verbetering met inkt overgetrokken. Zie regel 11 (Archief De Bezige Bij, Amsterdam).
c. De typograaf. Ook het beroep van typograaf is nog niet oud. Vroeger bepaalden de uitgever en de zetter het uiterlijk van een boek, terwijl daar nu speciale vakopleidingen voor zijn. Een typograaf wordt niet alleen bij een boek betrokken voor band- of omslagontwerp, maar ook voor de keuze van letter en voor de opmaak. In het algemeen heeft het voor een editeur geen gevolgen als er een typograaf bij de produktie van een tekst betrokken was. Maar er zijn uitzonderingen waarbij de invloed van de typograaf zeer groot is. Van Krimpen bemoeide zich bij het uitgeven van Bloems bundel Media vita niet alleen met de vormgeving, maar ook met de spelling en de volgorde.Ga naar voetnoot48 Van Helmut Salden is bekend dat hij schrapte in de tekst of veranderingen aanbracht om een mooier typografisch resultaat te krijgen. Ook kan er een nauwe samenwerking zijn tussen typograaf en auteur, of kan de auteur specifieke en duidelijke eisen aan de vormgeving van zijn werk stellen. Voor Opperlandse taal- & letterkunde instrueerde de schrijver Battus (Hugo Brandt Corstius) de typograaf Harry N. Sierman zo, dat alle experimenten en grappen typografisch ondersteund werden. De dichter Hans Faverey eiste dat zijn werk gezet werd uit het sobere lettertype Times en hij wilde altijd veel wit | |
[pagina 223]
| |
om de gedichten. Van het zogenaamde ‘stapelen’ (achter elkaar drukken van meer dan één gedicht per pagina) was hij een tegenstander. Een editeur houdt rekening met deze factoren bij de uitvoering van de editie. |
|