Couperus is het hoofdstuk ‘Basistekst’ in [H.T.M. van Vliet], Algemene verantwoording van de Volledige werken Louis Couperus. Utrecht enz., 1987, 43-55.
Over de problemen bij censuur schrijft Herbert Kraft in het genoemde werk op p. 30-31. Zie verder Klaus Kanzog, ‘Textkritische Probleme der literarischen Zensur. Zukünftige Aufgaben einer literaturwissenschaftlichen Zensurforschung’. In: ‘Unmoralisch an sich ...’. Zensur im 18. und 19. Jahrhundert. Hrsg. von Herbert G. Göpfert und Erdmann Weyrauch. Wiesbaden, 1988, 309-331.
Een overzicht van de discussie naar aanleiding van de copy-text-theorie vindt men bij G. Thomas Tanselle in zijn Textual criticism since Greg. A chronicle 1950-1985. Charlottesville, 1987, 1-63. Het basisartikel van W.W. Greg uit 1949, ‘The rationale of copy-text’ werd gepubliceerd in Studies in bibliography 3 (1950-1951), 19-36; overgenomen in: Brack jr., O.M. and W. Barnes, Bibliography and textual criticism. Chicago, 1969, 41-58; en in Art and error. Essays compiled and ed. by Ronald Gottesman and Scott Bennett. 2d ed. London, 1973, 17-36. Hierbij sluiten artikelen van Fredson Bowers aan: ‘Greg's “Rationale of copy-text” revisited’. In: Studies in bibliography 31 (1978), 90-161; ‘Multiple authority: new problems and concepts of copy-text’. In: Fredson Bowers, Essays in bibliography, text, and editing. Charlottesville, 1975, 447-487; ‘Mixed texts and multiple authority’. In: text. Transactions of the Society for Textual Scholarship 3 (1987), 63-90.
Kritiek op de copy-text-theorie wordt door Tanselle samengevat, voor zover verschenen vóór 1985. De voornaamste tegenwerpingen vindt men bij: Paul Baender, ‘The meaning of copy-text’. In: Studies in bibliography 32 (1969), 311-318; Morse Peckham, ‘Reflections on the foundations of modern textual editing’. In: Proof 1 (1971), 122-155; Tom Davis, ‘The ceaa and modern textual editing’. In: The library. A quarterly journal of bibliography 5th ser., 32 (1977), 61-74; John Freehafer, ‘Greg's theory of copy-text and the textual criticism in the ceaa editions’. In: Studies in the novel 7 (1975), 375-388. In deze aflevering van Studies in the novel staan diverse kritische artikelen over dit onderwerp, bij voorbeeld van Morse Peckham, ‘Notes on Freehafer and the ceaa’, 402-404. Een apart kritisch boekje publiceerde Jerome J. McGann, A critique of modern textual criticism. Chicago enz., 1983. Ook Peter L. Shillingsburg verzamelde zijn bezwaren: Scholarly editing in the computer age. Theory and practice. Athens, 1986. In Devils and angels. Textual editing and literary theory. Edited by Philip Cohen. Charlottesville enz., 1991, staan opstellen van alle genoemde critici van de copy-text-theorie. Daar wordt gesproken van een nieuw paradigma in de Amerikaanse editietheorie.
Vergelijkingen van de Anglo-Amerikaanse en de Duitse editiepraktijk vindt men bij Hans Zeller, ‘Struktur und Genese in der Editorik. Zur germanistischen und anglistischen Editionsforschung’. In: LiLi. Zeitschrift für Literaturwissenschaft und Linguistik 5 (1975) 19/20, 105-126 (Sonderheft: Edition und Wirkung), en in de Engelse bewerking daarvan: ‘A new approach to the critical constitution of literary texts.’ In: Studies in bibliography 28 (1975), 231-264. In dezelfde aflevering van LiLi. Zeitschrift für Literaturwissenschaft und Linguistik schrijft Dieter Kranz over ‘“Copy-text”. Ein Beitrag zur