Naar de letter
(2003)–Marita Mathijsen– Auteursrechtelijk beschermdHandboek editiewetenschap
7.2. De keuze tussen kopij, drukproeven en (eerste) drukWanneer een editeur de keuze heeft gemaakt voor het volgen van een vroege of late druk als basistekst, kan hij voor een nieuwe keuze komen te staan als hij de beschikking heeft over veel primaire bronnen. Men moet dan denken aan het gunstige, maar weinig voorkomende geval dat naast de eerste of laatste druk zowel de kopij daarvoor bewaard is gebleven, als de gecorrigeerde drukproeven en revisies. De editeur kan in zo'n geval pas na een analyse van de werkwijze van de desbetreffende auteur zijn basistekst kiezen. Scheibe geeft duidelijk de voorkeur aan het volgen van de - volledig overgeleverde - kopij boven de (eerste) druk als de auteur geen drukproeven nagezien heeft. Wanneer er ook gecorrigeerde drukproeven overgeleverd zijn en deze correcties gevolgd zijn in de druk, worden deze correcties overgenomen in de basistekst. Basistekst blijft de kopij. Voorwaarde is wel dat er tussen de drukproeven en de druk geen verdere revisies van de auteur meer zijn geweest. In alle andere gevallen wordt de druk gevolgd. Kopij gaat bij Scheibe vóór druk omdat ingrepen van de zetter hierop nog niet zijn aangebracht.Ga naar voetnoot42 In de Amerikaanse handleiding van het cse wordt voor de keuze van de copy-text (die dus voor het volgen van de accidentals geldt) in volgorde van prioriteit gegeven: de kopij, de drukproeven of de eerste druk. Dit is conform de opvatting van Bowers, die de degeneratie van de accidentals laat beginnen bij de omzetting van de kopij in druk.Ga naar voetnoot43 Philip Gaskell echter vindt het kopijmanuscript niet geschikt als copy-text voor de accidentals. Hij wijst erop dat veel auteurs ervan uitgingen, dat de zetter spelling, interpunctie, | |
[pagina 166]
| |
[pagina 167]
| |
De drukproeven voor de eerste druk van Een liefde gebruikte Lodewijk van Deyssel om de tussen zijn 17de en 21ste levensjaar geschreven tekst te bewerken tot het moderne en gedurfde proza waarmee hij in 1887 voor de dag zou komen (Collectie Harry G.M. Prick, Maastricht).
| |
[pagina 168]
| |
hoofdlettergebruik en dergelijke wel zou normaliseren. Hij raadt aan om de eerste druk als copy-text te nemen, boven kopij of drukproeven.Ga naar voetnoot44 Behalve auteurs die de ‘accidentals’ overlieten aan de zetters en correctoren van de uitgeverij, zijn er ook schrijvers die de drukproeven juist aangrijpen om nog eens een corrigerende hand over het geheel te laten gaan. In druk krijgen ze een beter overzicht en brengen dan, tot ergernis van de uitgever, ‘auteurscorrecties’ aan. Lodewijk van Deyssel en Honoré de Balzac staan bekend als zulke schrijvers. Het bontst maakte Potgieter het wel, die zijn eigen handschrift vaak niet meer kon lezen en drukproeven gebruikte om te reconstrueren wat er gestaan moest hebben. Bij deze schrijvers moet als basistekst zeker niet de kopij gevolgd worden. De conclusie uit het bovenstaande moet zijn, dat er voor de keuze van een basistekst bij overlevering van kopij en proeven voor een bepaalde druk geen vaste voorschriften te geven zijn. Kennis van de werkwijze van de auteur en de uitgever moet de leidraad vormen. |
|