Naar de letter
(2003)–Marita Mathijsen– Auteursrechtelijk beschermdHandboek editiewetenschap
[pagina 85]
| |||||||||||
satie van wat er al bekend is door vroeger onderzoek. De objectieve bibliografie, waarin ook eventuele eerdere edities opgenomen zijn, levert hiervoor het materiaal. Deze kan dus het beste eerst vervaardigd worden. Bij het samenstellen probeert de editeur al een onderscheid te maken tussen titels die van belang zijn voor het onderzoek naar tekstversies, en andere, minder relevante, bij voorbeeld interpretatieve studies. De laatste gebruikt hij eventueel in een later stadium van de editie. De eerste soort titels raadpleegt hij om te weten welk materiaal eerder door onderzoekers gezien is, en om een indicatie te krijgen van de vermoedelijke bewaarplaatsen van zijn bronnen. Ook kan hij misschien dateringsgegevens hieruit verzamelen. Het kan van belang zijn contact te leggen met onderzoekers die zich eerder met dezelfde auteur hebben beziggehouden, omdat deze misschien delen van hun onderzoek ongepubliceerd hebben gelaten. Vroegere edities moeten zorgvuldig bestudeerd worden. Het komt voor dat hierin archiefmateriaal gepubliceerd is, dat verloren is gegaan. Ook moeten biografische studies opgespoord worden, om een lijst van woonplaatsen, lidmaatschappen e.d. samen te kunnen stellen, op basis waarvan gericht naar documentair materiaal gezocht gaat worden.
De verwerking van gevonden secundaire literatuur moet zo gebeuren, dat de editeur in de volgende fasen van zijn onderzoek er gemakkelijk naar terug kan grijpen. Zowel voor de subjectieve als voor de objectieve bibliografie is het gebruik van een computer en verwerking in een sorteerprogramma (bij voorbeeld dbase of AskSam) tot een databank aan te bevelen. Als de editeur met een database-programma werkt, kan hij later zijn materiaal op vele manieren sorteren: op trefwoord, op bron, op bewaarplaats, op onderzoeker, chronologisch, alfabetisch enzovoorts. Maar ook fiches kunnen zo opgebouwd worden dat ze op verschillende manieren geraadpleegd kunnen worden. De ‘ouderwetse’ editeur kan het zoeken in zijn kaartenbak vereenvoudigen door verschillende kleuren fiches te gebruiken. Belangrijk is dat de volgende elementen vastgelegd worden:
Bij het bestuderen van de relevante secundaire literatuur wordt meteen al een databank of kaartsysteem met voorlopige beschrijvingen van gevonden primaire of subjectieve literatuur gemaakt, zowel van handschriftmateriaal als van drukken. Men noteert hierin de vermelde gegevens over uitgever, jaar van ontstaan of uitgave, bewaarplaats e.d. Ook hier staat systematisch de bron van de gegevens vermeld. Op deze manier voorkomt men dat men in een | |||||||||||
[pagina 86]
| |||||||||||
later stadium moet gaan controleren of andere onderzoekers méér primaire documenten gezien hebben dan de editeur zelf.
Op basis van de secundaire bibliografie weet de editeur nu welke individuen, welke organisaties, bibliotheken en archieven relevant materiaal voor hem kunnen hebben. Daarnaast stelt hij een lijst op van woonplaatsen, functies en lidmaatschappen van de auteur, zodat hij kan gissen waar mogelijk nog meer documenten bewaard worden. Hij heeft ook voorlopige fiches gemaakt of een bestand op de computer vastgelegd van alle genoemde werken en herdrukken van de auteur. De volgende stap is de subjectieve bibliografie. In dit stadium kan het van belang zijn bekendheid te geven aan het project, met name wanneer het een editie van volledige werken of een brievenuitgave betreft. In de eerste plaats moeten uitgevers en andere editeurs weten dat een bepaalde editie in voorbereiding is, zodat dubbel werk voorkomen wordt. In de tweede plaats kunnen de editeurs daardoor geattendeerd worden op materiaal dat bewaard wordt op onvermoede plaatsen of dat in particuliere handen is. De bekendmaking kan vergezeld gaan van een vraag naar onbekend materiaal. Zo verspreidden de editeurs van de Huizinga-brieven affiches over tientallen archieven en bibliotheken om hun project openbaar te maken en om nieuw materiaal te verzamelen. Ook verscheen er een oproep in nrc/Handelsblad en een radioprogramma besteedde er aandacht aan. Het meest aangewezen tijdschrift voor het bekendmaken van een literair project is Dokumentaal, maar helaas heeft dit blad maar een beperkte verspreiding. Publikatie in de bladen De negentiende eeuw, Documentatieblad Werkgroep achttiende eeuw en De zeventiende eeuw is aanbevolen wanneer het edities van werk uit een van die perioden betreft. Gezien de tamelijk brede verspreiding van het tijdschrift Literatuur zou hierin ook een bericht kunnen staan. Een aankondiging in de landelijke en regionale pers is alleen zinvol wanneer het om een auteur uit het recente verleden gaat. |
|