Naar de letter
(2003)–Marita Mathijsen– Auteursrechtelijk beschermdHandboek editiewetenschap
[pagina 83]
| |
4. Het materiaalVoordat de editeur aan zijn eigenlijke werk kan beginnen, moet hij materiaal verzamelen. Alle overgeleverde versies van een werk achterhalen is een van zijn eerste taken.Ga naar voetnoot1 Maar de verzameltaak van de editeur beperkt zich niet tot de versies. In het beginstadium van zijn werkzaamheden moet hij, evenals iedere letterkundige onderzoeker, een deugdelijke objectieve en subjectieve bibliografie aanleggen. De objectieve of secundaire bibliografie bevat alle literatuur die óver een bepaald onderwerp (in dit geval over een auteur of over een werk) gepubliceerd is. In een subjectieve, primaire of auteursbibliografie worden alle (gepubliceerde) teksten van een bepaalde auteur, inclusief herdrukken, of alle (gepubliceerde) versies van een bepaald werk vermeld. Een complete subjectieve bibliografie geeft ook beschrijvingen van het ongepubliceerd materiaal. Of de editeur nu een deeleditie maakt of het volledige werk uitgeeft, in beide gevallen heeft hij een subjectieve en objectieve bibliografie nodig. Aan het samenstellen van de subjectieve bibliografie gaat de objectieve vooraf: deze kan gegevens opleveren omtrent al uitgevoerd onderzoek waarop de editeur kan voortbouwen. Idealiter zou een editeur moeten kunnen beschikken over een reeds bestaande auteursbibliografie en lijst van secundaire literatuur. Het komt echter zelden voor dat dergelijke studies voorhanden zijn. Bestaande bibliografieën zijn meestal uitgegeven door een onderzoeker die een editie voorbereidde. Zo gaf P.J. Buijnsters in 1979 zijn Bibliografie der geschriften van en over | |
[pagina 84]
| |
Betje Wolff en Aagje Deken uit, voorafgaande aan zijn editie van Sara Burgerhart. Jarenlang analytisch-bibliografisch onderzoek ging vooraf aan de publikatie van de Klopstock-bibliografie door Christiane en Martin Boghardt en Rainer Schmidt, en pas daarna kwamen de eerste edities van Klopstocks werken uit. Voorbeeldig is de bibliografie in combinatie met een editie van De ‘Poeticsche werken’ van Jonker Jan van der Noot door Werner Waterschoot. Doorgaans bevatten de bestaande bibliografieën echter te weinig gegevens voor de tekstediteur, zodat hij aanvullend onderzoek moet doen. Bij voorbeeld omdat er geen autografen opgespoord zijn, omdat de bewaarplaats en signatuur van exemplaren niet gegeven is, of omdat er na afsluiting nieuwe gegevens ontdekt zijn. Maar nog vaker zal het voorkomen dat de editeur geheel van voren af aan moet beginnen. Voor de editeur van volledige werken geldt, dat hij al dan niet met behulp van reeds bestaande bibliografieën, een beschrijving moet maken van alle gedrukte werken van de auteur in alle versies, van alle publikaties in tijdschriften en bundels, en van alle manuscripten. Ook als hij geen brievendeel opgenomen heeft in zijn project, zal hij toch de correspondentie van de auteur moeten inventariseren, omdat die varianten en versies van werken kan bevatten en gegevens over de datering ervan. Als de boeken van de desbetreffende auteur met de hand gezet zijn, moet de editeur niet alleen de verschillende drukken opsporen en beschrijven, maar ook aantekenen waar zich van iedere druk exemplaren bevinden, zodat hij die in een later stadium kan gaan vergelijken. De editeur van een deeleditie spitst zijn bibliografie toe op het werk dat hij editeert. Ook hij inventariseert alle versies van het desbetreffende werk in druk en manuscript. Zijn objectieve bibliografie is gericht op het achterhalen van studies over het te editeren werk, maar biografisch onderzoek is hier ook noodzakelijk om gericht naar bewaarde documentaire bronnen te kunnen zoeken. Vooral correspondenties uit de ontstaanstijd van het te editeren werk zullen voor hem van belang zijn, maar latere brieven kunnen niet verwaarloosd worden omdat er herinneringen of vergelijkingen in kunnen staan, of gegevens over herdrukken.
De werkwijze van de editeur kan niet gestandaardiseerd worden. Werkzaamheden aan een subjectieve en objectieve bibliografie die in de praktijk parallel zullen lopen, worden hier na elkaar beschreven. De wegen die hij moet volgen om zijn materiaalverzameling zo compleet mogelijk te krijgen, worden hierna aangegeven in een soort routebeschrijving. Afwijken van de wegen en sluiproutes nemen is mogelijk, als het beoogde eindpunt maar bereikt wordt. In dit hoofdstuk zal de werkwijze beschreven worden en het verwerken van het materiaal. In het volgende hoofdstuk komen de concrete bibliografische hulpmiddelen aan de orde. |
|