De negentiende-eeuwse mentaliteit is complex. Er lijkt een onoverbrugbare tegenstelling tussen de romantische en de biedermeierachtige negentiende eeuw. Enerzijds is er het beeld van de romantiek met zijn enorme pathos, aandacht voor het grootse en geweldige, voor contrasten, voor geheimzinnigheid, donkere machten. Het romantische denken wordt beheerst door tegenstellingen. Door de tegenstelling tussen micro- en macrokosmos, tussen treurige en vreugdevolle stemmingen, tussen vredige en woeste natuur, tussen zelfmoord en levenslust, tussen zich één voelen met vrienden en zich alleen en onbegrepen wanen, tussen ongedurige reislust en verheerlijking van de geboortegrond. Anderzijds bestaat ook het beeld van de negentiende eeuw als de eeuw van de genoeglijkheid en de huiselijkheid. Burgerdeugden als vlijt, deugdzaamdheid, vaderlandsliefde en erkenning van gezagsverhoudingen stonden hoog aangeschreven. Er is aandacht voor het kleine geluk van alledag, voor gevoeligheid, er is moralisme en bekrompenheid.
Hoe moet men zich de verhouding tussen beide stromingen voorstellen? Misschien helpt het als we Freud erbij halen. Aan het eind van de negentiende eeuw heeft Freud gesteld, dat ieder mens drie krachten in zich heeft die met elkaar in conflict kunnen zijn of juist in evenwicht. In het onderbewuste van de mens zitten zijn geheime en verboden verlangens en driften en zijn onverwerkt verleden. Dat noemt Freud het es. De eisen die een mens vanuit de maatschappij en de opvoeding aan zichzelf stelt, en de grenzen, noemt hij het über-ich. Het ich is de dagelijkse realisatie van de strijd tussen es en über-ich. Zou men zich de romantiek als een soort es moeten voorstellen, de biedermeierkunst als uitdrukking van het über-ich, en de burger als het ich van de negentiende eeuw?
Verduidelijken beeldspraken wel iets over een tijd? Ik probeer er nog een, en alweer stel ik de eeuw voor als een mens. Er is een jong mens dat onverwacht in een hoge positie gekomen is. Ambitieus zal hij zoveel mogelijk proberen waar te maken dat hij zijn post waard is. Anderzijds voelt hij zich onzeker of hij wel aan de hoge eisen kan voldoen. Hij stelt hoge eisen ook aan anderen, en houdt zich nauwkeurig aan de gedragsregels die bij zijn positie horen. Als er nu bij zo iemand iets misgaat, bijvoorbeeld als hij tegengewerkt wordt of een foute berekening maakt, dan heeft hij niet voldoende levenservaring en incasseringsvermogen om zichzelf te herstellen. Hij zal fout reageren. In plaats van zijn vijanden in te palmen zal hij olie op het vuur gooien, of bij tegenslag het bijltje erbij neergooien. Zó moet men zich de negentiende eeuw voorstellen. Onverwacht snel hebben de mensen veel kansen gekregen door de veranderde mentaliteit van Verlichting en revolutie. De romantische kunstenaars geven uitdrukking aan het onevenwichtige, het gevoel van nog niet alles onder controle te hebben.