| |
| |
| |
De onderbuik van de literatuur
Het naaien is een wetenschap,
Waarin alleen de hoogste trap,
Behaald wordt door de vrouwen;
Hoezeer de man 't te leren poog'
En 't werk heel fijn beginnen moog',
Hij eindigt met zijn kop te krauwen,
Dat hij 't niet langer uit kan houen.
Zoo ziet hij steeds vol wangunst aan,
Dat, zal de vrouw iets overnaaien,
Het vaak veel fijner wordt gedaan. [...]
De lieve heren daarentegen
Zijn, wen zij 't naaiwerk overdoen,
Heel dikwijls met zich zelv' verlegen...
Men ziet hun dan de naald bewegen,
Als waar haar puntje van katoen,
En dus tot steken ongenegen...
In 1859 verscheen bij de Amsterdamse uitgever Mulder ii, die een slechte naam had onder zijn collega's, een boekje waarvan nu nog maar één exemplaar bestaat, voorzover ik weet. Het staat vol ondeugende gedichten als het bovenstaande. Volgens het titelblad van Erotica. Offeranden op het altaar van Amor en Venus is Ko Cassandra jr. de auteur. Wie zich daarachter verbergt, kunnen we achterhalen door te lezen in een bepaalde laag van de onofficiële literatuur, de schendblaadjes. In het satirische weekblad Asmodée wordt vaak over Jacob van Lennep als conservatief politicus geschreven. Hij heeft daar de bijnaam Ko Cassandra gekregen, omdat hij zich als Tweede-Kamerlid eens vergeleken had met de klassieke profetes Cassandra, wier voorspellingen door niemand serieus genomen werden. Van Lennep zou dus de auteur van het pornografische bundeltje zijn, als we Asmodée mogen geloven.
Maar nu komt er een complicatie. De uitgever van Asmodée is dezelfde
| |
| |
Naaiende vrouwen voor een lingeriewinkel
| |
| |
Mulder ii als die van Erotica. Is het waarschijnlijk dat Van Lennep een stiekem boekje onder zou brengen bij een weinig betrouwbaar en hem vijandig gezind uitgever? Natuurlijk waren officiële uitgevers niet bereid om erotica te drukken, en was een pornograaf dus aangewezen op dergelijke uitgevers. Bovendien was Van Lennep een snaak die in de Tweede Kamer dubbelzinnige versjes liet rondgaan, en het is niet ondenkbaar dat hij een erotische bundel voor zichzelf en zijn mannenbroeders liet maken. Nog een kleine twintig jaar na zijn dood was er een uitgever die Van Lenneps erotische jeugdverzen wilde drukken, maar die werd tegengehouden door de officiële uitgever van zijn verzameld werk, Sijthoff.
In het omvangrijke Van Lennep-archief is geen bewijs te vinden voor de toespeling van Asmodée. Een geachte, hoogbejaarde en inmiddels overleden Amsterdamse bibliothecaris heeft me echter verzekerd dat het boekje van Van Lenneps hand is. Hij had het vernomen van een van zijn voorgangers, en die wist het weer uit wat mannen elkaar onderling vertellen op de sociëteit. Mijn bronnen zijn niet hard genoeg om het auteurschap van Van Lennep voor zeker aan te nemen. Het is niet ondenkbaar, gezien zijn karakter, dat hij de bundel zelf heeft laten drukken. De versjes kunnen ook buiten zijn medeweten gedrukt zijn van afschriften die van zijn darteligheden in omloop waren. Mogelijk is ook dat een paar versjes in Erotica inderdaad van Van Lenneps hand zijn, en dat die aangevuld zijn met andermans werk.
| |
De heren schrijven vieze versjes
Is het wel aannemelijk dat een ‘captain of culture’ zich in de negentiende eeuw permitteert een bundeltje erotica uit te geven, al is het onder pseudoniem of anoniem? In de achttiende eeuw en in de vroege negentiende eeuw was zo'n uitgave ook in Nederland geen witte raaf. Aan Willem Bilderdijk worden zelfs twee erotische bundels toegeschreven. In 1779 gaf hij Mijn verlustiging anoniem uit in een privé-druk. In de voorrede schreef hij dat de liefde ‘de traagheid van vernuft, de dofheid van bevattingen, de ruwheid der denkbeelden, de logheid van gevoel’ weet te verbannen en daardoor heilzaam werkt. De vlammen van het hart louteren onwaardige driften en de zachte banden van de liefde beteugelen ongebondenheid. Zou het schrijven over zo'n edele en heilzame hartstocht dan een nadelige invloed kunnen hebben, vroeg hij zich af. Een zeker ‘wulpsheid en wellustige darteling’ in minnedichten kan
| |
| |
wel het misnoegen van zwaarmoedige zedenmeesters opwekken, maar de sensualiteit is in goede erotische poëzie slechts aanwezig om de lof der ware liefde te verdedigen. Daarmee is de schrijver verschoond van elke blaam. De gedichten in Mijn verlustiging bouwen voort op een oude traditie in lichtvoetige poëzie. Ze zijn op de achttiende-eeuwse manier dartel, zeker niet pornografisch. Openlijke vermeldingen van seks komen er niet in voor, alle liefdeshandelingen worden aangeduid met klassieke metaforen.
Veel meer in de richting van pornografie gaat een bundeltje dat ook aan Bilderdijk wordt toegeschreven, Galante dichtluimen. Hier staan verzen in als ‘Aan Lotje’, dat het oneerbaar voorstel in een rozenmetafoor omzet, maar toch niets te raden overlaat:
Gij hebt een' roos, die fris, bekoorlijk is en âel:
Maar, Lotje lief! dit roosje ontbreekt een steel;
Wilt gij mij toestaan u 't geheim der kunst te leren,
Die frisse roos te inoculeren?
Het sap, 't welk uit het steeltje vloeit,
Maakt dat het roosje welig bloeit.
Illustratief voor de negentiende-eeuwse houding ten opzichte van dergelijke werkjes is de geschiedenis van de toeschrijving aan Bilderdijk. Toen Isaac da Costa tussen 1856 en 1859 het verzameld werk van Bilderdijk verzorgde, nam hij Mijn verlustiging wel op, maar Galante dichtluimen niet. In de beeldvorming die Da Costa voor Bilderdijk nastreefde, kwamen deze ‘walgelijke galante luimen’ niet te pas. De man die als voorganger moest gelden van het Réveil en die dus stond voor een intensieve geloofsbeleving, kon zich deze frivoliteiten niet gepermitteerd hebben, meende Da Costa. Toch had Hendrik Tollens in een exemplaar van Galante dichtluimen dat hij van zijn vader gekregen had het volgende geschreven en ondertekend:
Dit bundeltje wordt door tijdgenoten van Bilderdijks jongelingsjaren aan hem toegeschreven. De waarheidsliefde van degeen, aan wie ik de mededeling te danken heb, is boven alle verdenking verheven. De niet aan Bilderdijk gewone spelling is een vermomming. Men zou moeilijk een ander jeugdig dichter van de tijd der uitgave (1780) kunnen aanwijzen, die met enige grond zou mogen verondersteld worden, de auteur van dit werkje te zijn.
| |
| |
Tollens had in zijn jeugd erotische verzen uitgegeven en was er dus bij gebaat als een ander hoogstaand dichter dezelfde voorgeschiedenis had. De kwestie van het auteurschap van Galante dichtluimen hield de gemoederen van de negentiende-eeuwse letterkundigen lang bezig. In de tijdschriften werd er menig artikel aan gewijd. Bij een herdruk van het bundeltje in 1869 kwam Johannes van Vloten op het vaderschap terug. Hij meende dat Bilderdijk zeker de auteur was, al had hij samengewerkt met een zekere Hendrik Riemsnijder.
De herdruk van 1869 laat zien dat de houding ten opzichte van erotica aan het veranderen was. Gezien het gedraai van Da Costa met Bilderdijk, gold het rond 1850 niet als een eervol wapenfeit wanneer een cultuurdrager tot de uitgave van erotica overging. In 1869 distantieerden de intellectuelen er zich niet meer van, zolang de belangstelling ervoor onder een wetenschappelijk mom gebracht kon worden. De uitgave werd gepresenteerd als een academische editie van een zeldzaam werk dat met diplomatische nauwkeurigheid weergegeven was. Op de titelpagina staan de namen van de uitgever en de geleerde inleider met hun titels: mr. A. van Brussel en dr. J. van Vloten. In de voorrede van de uitgever wordt een heruitgave uit 1859 bekritiseerd omdat die slordig was: gemoderniseerd en niet in de oorspronkelijke volgorde.
| |
Hoezo porno?
Was pornografie in Nederland in de eerste zeventig jaar van de negentiende eeuw wel een bekend verschijnsel, al werd het dan onder tafel gehouden? Uit de weinige bronnen die er zijn, krijg ik niet de indruk dat er een levendige onderstroom was of dat er veel doorgegeven werd op de herensociëteiten. In de Winkler Prins Encyclopaedie van 1886 komt het woord nog niet eens voor. In het grote Woordenboek der Nederlandsche Taal worden geen negentiende-eeuwse bronnen geciteerd bij het lemma. Het Chronologisch woordenboek van de Nederlandse taal vermeldt dat het woord pas in 1929 voor het eerst in het Nederlands gebruikt werd.
Het drukken van pornografie was in principe niet verboden in Nederland, omdat er vrijheid van drukpers heerste. Het verspreiden ervan was echter niet toegestaan. Pornografisch drukwerk kon in beslag worden genomen. Voorzover mij bekend is dit slechts sporadisch gebeurd in de negentiende eeuw, en dan pas in de tweede helft. Noch in politiearchieven, noch in de archieven van de boekhandelswereld komt men
| |
| |
veel tegen over processen in verband met pornografie. Pas in de vroege twintigste eeuw botsen de preutse maatschappij en de toenemende losse moraal openlijk. Er is dan meer pornografie op de markt gekomen en er wordt zelfs voor geadverteerd. Net zoals we met de prostitutie hebben gezien, zijn de leidinggevende instituties van de maatschappij nog sterker verpreutst dan daarvoor. Er werd toen zelfs een Rijksbureau opgericht tegen de handel in ontuchtige uitgaven. Daar waren ambtenaren in dienst om schunnige boeken te onderscheppen.
Al is er geen massale handel in pornografische uitgaven geweest, er bestond wel degelijk een vitale kleine markt. De uitgaven circuleerden waarschijnlijk in zo'n beperkte groep dat er in het openbaar nauwelijks woorden aan vuilgemaakt werden. In de hoogste kringen zal pornografie uit het buitenland zijn gehaald, met name uit Frankrijk. Er werden naaktprenten verspreid en de eerste foto's van blote vrouwen en jongens gingen rond.
| |
Op zoek naar geile titels
Maar laten we eerst eens proberen te achterhalen wat er wél bestaan moet hebben. Uit de officiële bronnen komen we vanzelfsprekend weinig te weten. Het gaat om drukken die, als ze verspreid werden, tot arrestatie konden leiden. Een uitgever zou er dus voor passen om er reclame voor te maken, tenzij hij op een of andere manier kon verbergen waar het eigenlijk om ging. Biografieën van hofpersonen kunnen bijvoorbeeld gaan over seksbelevenissen, zoals de Karaktermatige beschrijving van het bijzonder leven en gedrag van Napoleon Buonaparte. De ondertitel geeft aan dat er ook ‘een menigte geheime anekdoten betreffende de verschillende hoven van Europa’ volgen. Ook de antipaapse geschriften zijn vaak vermomde pornografische werkjes, zoals het bekende Maria Monk, de zwarte non: Verhaal van haar lijden en ontmaskering van de zedeloosheid, uitspattingen en misdaden van het kloosterleven. Elke keer als er een kwestie is waarbij de rooms-katholieke kerk op de voorgrond treedt, verschijnen er boekjes waarin de seksuele uitspattingen van paters, bisschoppen en pausen breed uitgemeten worden.
Lijsten van pornografische titels in de negentiende eeuw bestaan er niet. Ook is er nog nooit een veiling of tentoonstelling van dit materiaal geweest. Om te achterhalen of er misschien toch het een en ander geweest is, moet de onderzoeker op allerlei slinkse manieren de archieven
| |
| |
Prent uit een Frans pornografisch werkje over uitspattingen in het klooster, dat in Nederland circuleerde
| |
| |
en bibliotheken raadplegen. Ik trof wel titels aan die de fantasie in werking stellen, zoals Geheimen der huwelijksmakelaardij onthuld of Kruistocht tegen een vijandin van het schone geslacht. Soms vond ik titels van boekjes die ooit verschenen moeten zijn, maar niet meer in een bibliotheek voorkomen, zoals het aanlokkelijke De bruiloft van Jacob Stootgraag.
Om te achterhalen wat er allemaal verschenen is, kan ik ook een omgekeerde weg bewandelen. Niet zoeken naar wat er verspreid werd, maar naar wat er verboden werd. De beroemdste lijst van verboden boeken, de katholieke Index Librorum Prohibitorum, werd om de zoveel jaar aangevuld en aangepast. De negentiende-eeuwse index bevat vooral titels van vrijdenkers. Er staan Italiaanse en Franse boeken als L'Art de connaître les femmes, Dell'arte d'amare (Van de liefdeskunst) en L'arte di conservare ed accrescere la bellezza delle Donne (De kunst om de schoonheid van vrouwen te behouden en te doen toenemen) op die mogelijk onder de erotica gerangschikt kunnen worden. Veel gevaarlijker acht de katholieke kerk de negentiende-eeuwse moderne Franse literatuur, want vrijwel elke bekende schrijver komt voor op de index: Victor Hugo, Honoré de Balzac, vader en zoon Dumas, Gustave Flaubert, George Sand en Stendhal. Marquis de Sade wordt, in tegenstelling tot Casanova, niet apart vermeld: die valt blijkbaar onder een algemene categorie van verboden obscene boeken. Zelfs Fanny Hill, de bekendste pornografische roman uit de achttiende eeuw, krijgt geen aandacht.
Er staan weinig Nederlandse titels op de index. Slechts enkele traktaten uit de tijd van de Tachtigjarige Oorlog en het complete werk van geleerden als Erasmus, Grotius, Heinsius en Lipsius worden aangewezen in een uitgave van i860. Het lijkt erop dat voor de katholieken de pornografische titels niet met name hoefden te worden genoemd, het was duidelijk genoeg dat die onder de kerkelijke verboden vielen.
Zoals tegenwoordig de videotheek een afdeling porno heeft, zo zal de negentiende-eeuwse leesbibliotheek ook wel een hoek voor lichtzinnige literatuur hebben gehad. Een lijst van het bezit van leesbibliotheken zou dus misschien nog wat over porno kunnen prijsgeven. Helaas, de lichtzinnige werken werden grotendeels buiten de catalogus gehouden. In 1985 namen studenten van mij interviews af aan leesbibliotheekhouders die tussen de beide wereldoorlogen werkzaam waren. Waarschijnlijk kunnen hun ervaringen betrokken worden op de negentiende eeuw. Een vrouw, geboren in 1904, vertelde dat Maria Monk niet eens een nummer had in haar leesbibliotheek en maar heel af en toe werd uitge- | |
| |
leend. Een Amsterdamse bezitter van een vooroorlogse leesportefeuille zei dat hij een klein partijtje ‘realistische’ boeken had. Wie daar eenmaal aan begon, raakte eraan verslaafd en las niets anders meer. Die realistische boeken werden in de eerste decennia van de twintigste eeuw niet in de catalogus opgenomen, en hij meende dat dat daarvoor evenmin gebeurde. In de overgeleverde catalogi van leesbibliotheken komen geen pornografische titels voor, al is er het een en ander dat zeker onder de zedeloze boeken viel. Zo zaten er in de leesbibliotheek van de Gebroeders Van der Hoek te Leiden titels als De bruidsschat, of eene dochter des hemels en eene dochter der hel en De verborgenheden van Parijs, die zeker niet bedoeld waren voor de jongedochters uit burgergezinnen die een abonnement hadden op de leestrommel.
| |
Verzamelaars van vieze boekjes
Nog veel lastiger dan titels achterhalen is het om exemplaren vinden. Er is in Nederland in de negentiende eeuw voorzover we weten niemand geweest die stelselmatig pornografie heeft verzameld. Dit in tegenstelling tot Engeland. Hier leefde van 1834 tot 1900 de Victoriaan Henry Spencer Ashbee. Behalve de mooiste Cervantes-bibliotheek buiten Spanje had hij de grootste en beste particuliere collectie pornografie die er in die tijd bestond. Onder het pseudoniem Pisanus Fraxi gaf hij in 1877 de Index Librorum Prohibitorum uit, een bibliografie van ‘curious and uncommon books’.
Zo frivool als zijn onderwerp was, zo streng was zijn aanpak. Hij probeerde een zo wetenschappelijk en volledig mogelijke beschrijving te geven van wat er bestond aan aanstootgevende boeken in Europa. Zowel de klassieke literatuur als de moderne werd door hem gewogen. Hij heeft een enorme hoeveelheid erotica in handen gehad. Veel daarvan had hijzelf in bezit. Hij wilde dat zijn collectie na zijn dood in de British Library terechtkwam. Hij kende echter maar al te goed de preutsheid van bibliothecarissen, dus koppelde hij de schenking van zijn erotica aan die van de Cervantes-collectie. Alleen onder de voorwaarde dat de pornografie opgenomen zou worden, kon de nationale Engelse bibliotheek ook de kostbare Don Quichots krijgen. De Ashbee-collectie kwam zo in openbaar bezit. Makkelijk toegankelijk is ze nooit geworden, want zelfs nu mogen onderzoekers alleen met een speciale toestemming van de directie de boeken inzien. Door toedoen van Ashbee zijn heel wat
| |
| |
exemplaren van pornografische uitgaven bewaard die anders zeker waren verloren gegaan.
Over gesloten collecties kan men in Frankrijk meepraten. In 1844 ging de Bibliothèque Nationale in Parijs over op een andere catalogisering en vanaf die tijd kregen boeken die niet vrij toegankelijk mochten zijn, een aantekening. Gaandeweg ontwikkelde deze marginalisering zich tot een gevestigd instituut: l'Enfer, de hel. In 1870 kregen de boeken uit de hel een apart teken en letterlijk een aparte afdeling, waar weinig mensen bij mochten komen. Pas in de nieuwe bibliotheek, die in 1995 openging, staan de boeken weer vrij tussen andere werken. Tot die tijd moesten onderzoekers die boeken uit de Enfer wilden inzien, zich steeds verantwoorden, zoals Dorelies Kraakman meemaakte, die voor haar proefschrift Kermis in de hel (1997) een onderzoek deed naar het vrouwenbeeld in de Enfer.
In 1978 is er een catalogus gemaakt van de boeken uit de hel. Hieruit blijkt dat de productie van pornografie in Frankrijk vooral bloeide in de achttiende eeuw. Het schrijven van erotica leek toen een tijdverdrijf te zijn voor de aristocratie. In de negentiende eeuw tot ongeveer 1870 komen er niet zo heel veel nieuwe titels uit. Nederlandse titels vindt men in de Enfer niet. Wel treft men in deze catalogus de bronteksten van uit het Frans vertaalde titels aan.
Nederlandse exemplaren van negentiende-eeuwse pornografie kan men met name in de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag en de Universiteitsbibliotheek te Amsterdam in handen krijgen. Topschrijver van de negentiende-eeuwse porno is de achttiende-eeuwse dichter en bonvivant mr. Pieter Boddaert! Zijn werk en zijn biografie werden geregeld herdrukt. Onder zijn naam gingen allerlei gedichtjes de wereld in die een vaderschapsproef vrijwel zeker niet zouden doorstaan, zoals een afgeluisterde tweespraak tussen een man die er een minnares, een ‘boel’, op na houdt en zijn echtgenote:
Echtschender! ha! wel zo! bezit gij zulke streken?
En durft ge, als ik in 't ziekbed lig en kwijn,
En krimp van wee, en schreeuw van bittre pijn,
Zoo snood de band van 't heilig huwlijk breken?
En maakt ge uw boel, die daar geneugte in vindt,
Mij tot een schimp, nog bovendien met k..d?
| |
| |
Och, vrouwtjelief! het was, van al mijn leven,
Voor 't eerst, dat ik die euveldaad beging.
Uw goedheid wil ze uw echtgenoot vergeven!
Het was een lust, die me op die tijd beving:
Ook waart gij ziek; ik durfde u toen niet plagen:
'k Vond u te zwak naar lichaam en naar geest;
Gij durfde 't mij niet vragen?
Dan overtreft ge in domheid wel een beest!
Nooit, schobbejak! ben ik zó ziek geweest,
Of'k kon dát werk nog met gemak verdragen.
| |
Pornotopia?
De Amerikaanse cultuurhistoricus Steven Marcus bracht in zijn studie over negentiende-eeuwse seksualiteit in Engeland The other Victorians (1964) als eerste twee lectuurgenres met elkaar in verband. Hij zei dat het literaire genre waarop pornografie het meest lijkt, dat van de utopie is. Pornografie is zelfs een vorm van utopie: aan de wensdromen van de lezer wordt tegemoetgekomen. Marcus gebruikt het woord ‘pornotopia’ om de functie van de pornografie te beschrijven.
Zijn redenering is als volgt. De plaats waar de seksuele handelingen plaatsvinden, is vrij invulbaar. Het gaat om eenzame kastelen, verborgen bordelen of weelderige appartementen van rijke stedelingen. De plek is eigenlijk irrelevant en zo algemeen beschreven dat die in elk land gesitueerd kan worden. Dit betekent ook dat moeilijk uit te maken valt of een pornografische roman een vertaling of origineel is. Omzetten van namen was vaak al voldoende om een boek al dan niet origineel te laten lijken. In de algemeenheid van de locatie komt pornografie overeen met utopische literatuur. Hetzelfde geldt voor de tijd waarin de handeling zich afspeelt. In utopieën is de tijd evenmin realistisch als in pornografie, waar het altijd bedtijd is en er altijd vrije tijd is. Even weinig werkelijkheidsgehalte hebben de personages. In utopieën kan de lezer zich identificeren met de belever van gedroomde werelden. In pornografie zijn de personen zo ingevuld dat de lezer zichzelf op de plaats van de
| |
| |
seksuele uitspatter wenst. ‘In pornotopia zijn alle mannen altijd potent; alle vrouwen zijn wellustig en in het bezit van een onuitputtelijke stroom sap of vocht of beide. Iedereen is altijd tot alles bereid en iedereen is oneindig gul met zichzelf.’
Dit soort ‘heldenpornotopia’ in de vorm van een uitvoerige pornografische roman, waarin een man zijn veroveringen door een aantal jaren heen beschrijft, heb ik in Nederland tot ongeveer 1870 niet aangetroffen. Verder gaat de omschrijving van Marcus wel op voor Nederlandse titels. In de bundels die ik gezien heb, staan potentie en vrouwelijke wellust hoog in aanzien. Plaatsen, tijd en personages zijn gewoonlijk diffuus aangegeven. Een uitzondering daarop vormen de vrouwen in Tübingen. Die zijn gezegend met fraaie boezems zo hagelwit als zwanendons. In Amor in zijn lustprieel. Beschrijvende het schoon' der vrouwen- en maagdenboezems wordt beweerd dat de Tübingse vrouwen volgens beëdigde verklaringen van rechtenstudenten aan de hogeschool hun borsten met plezier laten zien. In het algemeen worden er echter geen controleerbare feiten in de pornografie gegeven.
| |
Met dubbele mond
Er is op basis van het weinige materiaal dat overgeleverd is, weinig stelligs te zeggen over de Nederlandse pornografie van de negentiende eeuw. De lezer lijkt in elk geval dol op dubbelzinnigheden te zijn. Hij geniet er blijkbaar van wanneer men een tekst onschuldig kan lezen, maar ook op een ‘schuine’ manier. Het naaigedichtje waarmee dit hoofdstuk begon dankt er zijn charme aan. Ook een gedicht van Pieter Boddaert op een koffiekan met een tapkraan kan op twee manieren gelezen worden:
Wilt gij gediend zijn van mijn kraan,
Die ge onder aan mijn buik ziet staan?
Dan krijgt gij van dat edel nat,
Dat in uw lieve kopje spat.
Nog ingenieuzer in zijn dubbelzinnigheid is een brief die afgedrukt werd in Galante verscheidenheden en mengelingen uit 1884. Als men de hele brief leest, is het een gewone galante tekst, maar wanneer men alleen de linkerhelft leest, heeft ‘Uw dienaar’ gerichte bedoelingen.
| |
| |
Dubbelzinnige brief. Wie alleen de linkerkolom leest,
leest iets anders dan wie de hele bladzijde leest
12 13
BRIEFJEN aan een DAME.
Mejuffrouw,
Ik heb vernomen, dat gij U van alle menschen laat beminnen door Uw onbesproken gedrag met altijd te werken tot nut van Uw huishouding en tot eigen vermaak, dewijl de werkeloosheid als de pest te mijden is; Uw zachtzinnigheid lokt een ieder aan; Uw kontschappen voldoen een ieder, Uw huis is een kerk, en is voor ieder open om vrij daar binnen te komen en om Uw redelijke lessen te mogen hooren. Gij zoekt alle menschen te voldoen, voornamelijk jonge dochters tot een voorbeeld van deugd te verstrekken. Manspersonen komen niet in uw huis, of zij vinden zich verplicht U altijd te eeren; bedrukte lieden vinden U altijd gereed om ze met een goed hart met Uw middelen te hulp te komen, ja! zelfs de behoeftigste te bedienen. De hoogmoed heeft geen plaats in Uw hart Die schandelijke hartstocht is van U geweken. Uw nederigheid is zoo groot, dat Gij steeds altijd onder de armste te vinden zijt, die gij tot deugd geleidt, en Gij schept daarin Uw grootst vermaak. Uw mond houdt door haar welsprekendheid ieders ooren open, de oogen gesloten om den zeer aangenamen dauw, die van Uw lippen vloeit ongestoord, en met meer oplettendheid te ontvangen, Ik hoop mede gelegenheid te hebben Uw lessen te hooren, en het vermaak te hebben van U eens naar mijn lust te getuigen, wat achting voor U in mijn hart woont, en deze te gebruiken om de vrijheid, die Ge mij wilt toestaan van u te Neurenberg, met allen eerbied te komen bezoeken.
Ik ben van harte
Uw dienaar, N.N.
| |
| |
Zo zijn we weer terug bij de maskers van de negentiende eeuw. De Nederlandse pornografie demonstreert het gedrag van de gewone burger. Naar buiten toe voldoet een tekst aan burgerlijke normen, maar in werkelijkheid gaat die over het vrolijke lustleven.
Bepaalde genres pornografie lijkt men in Nederland niet tegen te komen. De dikke avonturenpornoromans duiken pas aan het eind van de eeuw op. Flagellantistische porno, die in Engeland erg geliefd schijnt te zijn geweest, lijkt hier niet veel voor te komen. Slechts een enkel gedichtje uit Venus-lusthof over een dame met twee houten benen die, als ze op haar rug ligt, in de opwinding haar minnaar een stevig pak ransel toedient, komt in die buurt.
Het spel vangt aan in zoet verrukken,
De dame smaakt de hoogste lust,
En blijft hem immer vaster drukken,
Die zo vertrouwvol op haar rust;
Terwijl zij golvend voortbewegen
En 't minnewapen dieper dringt,
Ontvangt zij ook de milde regen
Die krachtvol aan de wel ontspringt;
Een kreet van ongekend genoegen
Ontsnapt daarbij, vrij luid, haar keel
En hij ontvangt, nog onder 't zwoegen,
Een stokslag op zijn achterdeel.
Haar vriend gaat voort in 't werk, zo teder,
Zij laat hem uit haar arm niet vrij,
Maar drukt hem vaster, en al weder
Voelt hij een slag op de andere zij.
Nogmaals een tik, en weder ene,
En immer woester wordt het slaan,
En op zijn billen en zijn benen
Vangt nu een wilde roffel aan.
In 't vrolijk spel dus opgeschrokken,
Wipt hij zich van de sofa af
En grijpt verwoed de beide stokken,
Waarmee men hem de roffel gaf,
Maar zijn verbazing was verdwenen
Na 't ruim genot van lust en min -
| |
| |
De man omvat twee houten benen,
De benen zijner hartsvriendin!
Tegennatuurlijke seksuele handelingen zou men kunnen vermoeden in het ‘drolatiek’ boekje Kijk in 't gat! Mimisch-plastisch-dramatisch-rare-kikiaansche voorstelling door Xesbeth en Beëlzebub, net zoals de meeste bijzondere werkjes overgeleverd in slechts één exemplaar. Het is echter een verzameling erotische roddels en schuine moppen.
Wat zou de verklaring kunnen zijn voor de sluimerende porno in de negentiende eeuw, na de veel royalere achttiende eeuw? Misschien kan er geen levendige handel in wellustige lectuur zijn als de gewone vormen van seksualiteit al uit de boeken gehouden worden. Het taboe op de seksualiteit in haar algemeenheid moest mogelijk eerst doorbroken worden, voor men er zich utopische voorstellingen van kon maken. Porno in deze jaren is een verbod bovenop een verbod, en waarschijnlijk was het spel met het eerste verbod al spannend genoeg.
Hoezeer dit verbod leefde, kan men zien aan de reacties op de eerste taboedoorbrekende boeken in de hogere literatuur. De verzamelde Nederlandse moraalpers spuugde verwensingen tegen Jacob van Lenneps De lotgevallen van Klaasje Zevenster uit 1866, tegen Lidewyde van Conrad Busken Huet uit 1868 en Lodewijk van Deyssels Een liefde uit 1887. Van Deyssel schrok zo van de reacties dat hij zijn boek zelf kuiste voor de tweede druk. De infiltratie van pornografische elementen in de officiële literatuur in de tweede helft van de negentiende eeuw, werd blijkbaar als veel bedreigender ervaren dan de echte porno.
Wat halverwege de eeuw in Nederland wel floreerde, zijn beschrijvingen van het ‘verborgen leven’. Diverse schrijvers maakten onder pseudoniem of anoniem openbaar wat er zich in de grote stad afspeelde in de betere kringen, en daaronder viel nogal wat hoerenloperij. W. Jonckbloet schreef als student zijn Physiologie van Den Haag, waarin hij ons door bordelen in de buurt van de Spuistraat leidt. Jan de Vries oogstte succes met De verborgenheden van Amsterdam, waarin herkenbare zakenlieden en criminelen beschreven worden. We kwamen ook al de Gedenkschriften van Margo tegen, met roddels over minnaressen van bekende personen in de Nes. Ook de verschillende uitgaafjes over de seksuele uitspattingen van Willem ii en Willem iii vallen in deze categorie. Vooral Uit het leven van Koning Gorilla baarde nogal wat opzien, ofschoon de uitgever niet vervolgd werd, waarschijnlijk omdat er nogal wat van de openbaringen op waarheid berustte, zoals deze:
| |
| |
Een schrijver van fysiologieën
| |
| |
Te C. in het hotel R. vertoonde hij (koning Willem iii) zich naakt als een zwijn in de tuin, terwijl dames voorbijkwamen. Een Amerikaan die met zijn vrouw en dochters in dezelfde plaats gelogeerd was, dreigde hem voor zijn raap te blazen als hij zich niet behoorlijk kleedde, en klaagde hem aan bij de politie wegens ‘aanslag tegen de zeden’. Gorilla werd daarop gedagvaard, maar antwoordde dat hij ‘onschendbaar’ was en hees ten teken daarvan boven zijn logement de vlag van zijn land.
Bij deze onthullende literatuur is de maskerade weer actief. De schrijver die een schandaal kan onthullen, trekt het masker van fatsoen bij anderen af. Tegelijkertijd is er geen onthuller die dat zonder pseudoniem doet. Daarmee maskeert hij zichzelf.
|
|