visites. Zij wachtte altijd sneeuw en onstuimig weer af voordat ze mij een bezoek bracht. De dichtkunst weet mij niet meer te vinden. Al wat ik de laatste jaren nog te hooi en te gras heb gedaan, is het nazien van mijn vroeger uitgegeven rijmen. Die zijn nu behoorlijk gerangschikt in vier delen bij Nijhoff uitgegeven.
Mogen we dan nog wel nieuw proza van u verwachten?
U lijkt even onverzadigbaar als de jonge merels die ik hier in het voorjaar in de nesten kan bespieden. Bent u er dan niet tevreden mee dat er dit jaar zeven verhalen van mij in een bundel verschenen zijn?
Neem me niet kwalijk: het is uit bewondering dat ik om meer vraag.
Ja, die toon ken ik. Potgieter heeft er ook een handje van mij te vleien voor zijn almanak. Hij schrijft me dat hij zelfs als de almanak al gedrukt zou zijn, nog de boel zou omgooien voor een bijdrage van mij. Ik word daardoor in verlegenheid gebracht. Soms maak ik nog wel een paar coupletten voor huiselijke feesten, maar die dragen te duidelijk sporen van er met geweld uitgeperst te zijn. En op gelegenheidswerk zit toch niemand te wachten. Misschien, als de negen jongedames toch nog eens langskomen, dat ik dan een historische novelle voor Potgieters almanak schrijf.
In dezelfde trant als de zeven Kleine verhalen van dit jaar?
Historische novellen of kleine verhalen, ik heb wel wat geworsteld met de titel van dat boek. Ik had eerst gedacht het gewoon de titel ‘Novellen’ mee te geven, want ‘Kleine verhalen’ is meer een omschrijving en geen naam. Maar toen vreesde ik dat onze critici dat woord pedant zouden vinden, ook al is het nu in heel Europa behalve bij ons gangbaar. Ze zouden misschien denken dat ik met die titel pretendeerde iets nieuws te brengen, en iets beters dan anderen. Die feilzoekers menen algauw dat een schrijver zich verheven voelt boven de overige letterkundigen in Nederland. Bovendien hoorde ik dat veel lezers denken dat een novelle gelijkstaat met een liefdesgeschiedenis. Dus toen heb ik maar voor de titel Kleine verhalen gekozen.
...Want u waagt zich niet aan liefdesgeschiedenissen?
Het is alsof de duvel ermee speelt, maar in mijn poëzie lopen liefdesgeschiedenissen altijd bedrieglijk af. In proza is zo'n liefde ondergeschikt aan het historische.
U schrijft, behalve historische verhalen ook geschiedkundige studies. Heeft de verhalenschrijver andere plichten dan de historicus?
Het is fout als de roman- of novellenschrijver de historie in wezenlijke dingen tegenspreekt. Hij mag de chronologie niet verwarren of de drijfve-