| |
| |
| |
| |
Hoofdstuk XI.
We zaten elk aan een kant van de haard in Grootma's kamer, Grootma en ik. Maatje, tot aan haar neus gehuld in haar mantel van bont, was naar een modeshow. Grootma plaagde haar bij het weggaan.
‘Aan welke onwaarschijnlijke creatie van Paquin zullen we nu weer moeten wennen Magda?’
Maar Maatje had haar hoofd geschud. ‘Neen, ik ga nu maar alleen om te kijken Mama.’
‘Ik dacht, dat je altijd alleen ging om te kijken,’ zei Grootma. Toen lachten we alle drie, en Maatje dreigde Grootma met haar vinger. Ik kroop nog wat behaaglijker in mijn stoel bij het vuur, en ik liet mijn beenen slingeren. Grootma las. Ze zag er nog jong uit. Ze was nog haast niet grijs en haar gezicht was zacht en glad als van Maatje. Christien bracht het warme water voor de thee binnen, en reed de theetafel tot bij Grootma's stoel. Grootma zette altijd zelf thee. Toen schoof Christien het ronde tafeltje bij, waarop de zilveren bakjes met sandwiches en cakes stonden, en het toastrek, en een paar kristallen schaaltjes met bonbons. Zooals bij Grootma was het nergens. De hall-klok sloeg een - half vijf! Nu zou ik anders door de regen - want de regen kletterde tegen de ramen, en de wind deed de boomen in de tuin haast dubbel slaan - naar huis zijn gesjouwd met mijn zware boekentasch onder de
| |
| |
arm. En inplaats daarvan zat ik in een diepe stoel bij de haard en knabbelde mijn toast als een tevreden muis. Ik knikte tegen Grootma.
‘Wat is het zalig om bij U te zijn,’ zei ik.
Grootma knikte terug. ‘Het lied van de dag,’ glimlachte ze.
Ik was nu een week bij Grootma, en het was net, alsof ik altijd daar had gewoond. 's Morgens in bed
bracht Christien me een kopje thee met beschuitjes, en dan stak ze het gashaardje aan en liet mijn bad loopen. Ik lag maar genietend rond te kijken en keek naar Christiens smalle rug, die haast schuil ging onder de linten van haar Engelsch mutsje. En Christien op haar hooge hakjes, draaide nuffig weer van de badkamer in mijn slaapvertrek en wierp een steelsene blik in de spiegel.
| |
| |
‘Ja, je bent mooi,’ knikte ik plezierig, waarop Christien ritselend verdween. Christien kon niet tegen plagen, zooals Klaasje. Ze wekte ook mijn kriebelzucht niet op, we leefden langs elkaar. En toch was het zalig bij Grootma. En aan ons huis in het trieste, verre, stille dorp dacht ik nooit. Ik dacht niet aan Vader, niet aan de jongens, niet aan de school. Het was net of ik met alles had afgedaan en pas begon te leven nu ik me omringd voelde door Maatjes en Grootma's zorg. Ik had ze alles verteld, waarom ik was gekomen, en hoe ik tegenover Vader had gestaan. Wat leek het al lang geleden! Maatje had aan Vader geschreven, maar wat Vader geantwoord had, zei Maatje me niet. En waarom liet het me zoo onverschillig?
Grootma keek op uit haar boek. ‘Ik zie je zoo aanstonds in vlammen opgaan. Je voet hangt haast in het vuur.’ Ik trok gauw mijn been binnenboord.
‘Waarom denk ik nooit aan huis Grootma?’ zei ik opeens.
Grootma legde haar boek op haar knie.
‘Omdat je nog niet gewend bent aan de veranderde toestand Juut.’
‘U bedoelt, dat ik, als ik mijn leventje bij U gegewoon ga vinden, wel aan huis zal gaan denken?’
‘Ja, dat bedoel ik,’ zei Grootma.
Ik keek rond in de heerlijke kamer.
‘Grootma, bij U zal het altijd even verrukkelijk blijven.’
‘Ik hoop het mijn kind,’ zei Grootma.
‘Wat doet U somber,’ pruilde ik.
Grootma glimlachte. Ze staarde peinzend in het vuur. ‘Ik zeg je niets onaangenaams. Je slaapt nu nog. Als je wakker wordt....’
Ik sperde mijn oogen wijd open. ‘Ik ben nog nooit zoo wakker geweest Grootma.’
‘Thee?’ vroeg Grootma. ‘Ik heb voor jou
| |
| |
komkommer-sandwiches. Die moet je eten Juut.’
Christien klopte en bracht de post binnen op een zilveren blaadje. Er waren twee brieven voor mij bij, een van Minca, en een van Jaap. Ik scheurde eerst de brief van Jaap open. Ik voelde me plotseling angstig. Jaap schreef:
‘B.J. Ik had je al eerder willen schrijven, maar 't is druk op school. Vervroegde repetitie. Geen sterveling weet waarom. Hier is alles best. Vader zei niets, toen hij Maatjes telegram las. Ik was er bij n.l. Toen stak ik van wal. Je weet wel, zooals ik je 's avonds gezegd had. Vader zei niets. Hij keek ook niet boos. Dus dat was een meevaller voor je. Met Dick is alles net zoo gegaan, als we dachten. Pa Sp. heeft geprobeerd er een reuze-soesah van te maken. Maar strop hoor. Franchemont wou er niets van weten. En die ophef over justitie etc. is ook bluf geweest. Echt Pa Sp. Er komt niets van. W. is al weer op straat. Nog niet naar school. Dat zou te gauw zijn, snap je. D. heeft wel een paar lamme dagen gehad. Is er nu overheen. Ze hebben bij hem thuis niets gemerkt. Nu weet je hoe de toestand is. Alles kits. Amuseer je maar bij Grootma. Van lessen geen sprake natuurlijk. Je bent toch een boffert. Saluut. Jaap. De groeten aan Grootma en Maatje. Verder geen nieuws.’
Ik stak Grootma Jaaps brief toe en ritste Minca's epistel open. Minca schreef.
‘Lieve Juut. Alvorens ik aan je begon te schrijven, heb ik eerst Vader opslag van zakgeld gevraagd, omdat deze nieuwe correspondentie met jou me natuurlijk duur komt te staan. Vader brulde, toen ik hem de reden zei. Hoor je hem lachen? Nu, daar gaat ie. Nooit ben ik zoo verstomd geweest, als toen Jaap me vertelde, dat jij naar Amsterdam was. Ik rolde haast in een groote plas, die zich weelderig voor onze school uitbreidde. Kind, wat een emoties!
| |
| |
Op school denken ze allemaal, dat je naar Amsterdam bent, omdat je Moeder ziek geworden is. Klop dat af. Driemaal tegen een eikenhouten tafel hoor! En dat je weer zoo gauw mogelijk terugkomt natuurlijk. Maar ik, die ingewijd ben, weet wel beter. Wil je wel gelooven Juut, dat ik kapot ga van lammenadigheid. Het is zoo oer-saai op school. Ik zou de dierbare Tonia kunnen vermoorden gewoonweg, als ze zoo braaf en rechtop in haar bank zit. We beleven niets plezierigs meer. Een abnormaal-vroege repetitie heeft me al een paar extra nullen bezorgd. Ik heb tegen Vader gezegd, dat ik geen studiehoofd heb. Toen zei Vader, dat ik dan maar naar de Huishoudschool moest. Nu weifel ik tusschen de Haagsche en de Amsterdamsche. Want in den Haag zit nog altijd Tom. Maar ik ben bang, dat het afraakt zie je. Dan is het zoo pijnlijk, als ik vlak naast hem bij tante Charlotte in huis ben. Ik heb niets geen puf meer in Tom. Misschien dat het me wel weer zou opkikkeren, als ik hem zàg, maar zijn portret alleen zegt me niets. Zei me niets, is beter uitgedrukt. Want ik heb zijn conterfeitsel verloren op weg naar dansles, en daar alleen, behalve jij, de thans ook afwezige de Ridder mijn geheim kent, zal niemand mij met “voor mijn lieveling” in verband brengen. Ik vind het een akelig weeïg opschrift. En jij? Dus het zal wel Amsterdam worden. Wanneer jij daar tenminste blijft en niet, wanneer ik me daar net op de bereiding van puddingen en vla's heb geworpen, verdwijnt naar Frankrijk of Engeland. Want zoo'n type ben je wel.
Juut, wees dankbaar, dat je nu niet hier bent. Knuff kijkt me beslist achterdochtig aan, omdat ik zoo zoet ben. Hij moest eens weten, welke misdadige opwellingen ik koester. Met Dick is alles gegaan, zooals we het allemaal hoopten. Onze Franchemont is toch een geweldige schat. Die heeft Dick bijgestaan door dik en dun. Dick zelf is stil en ook
| |
| |
al abnormaal ernstig. Nu ja, van hem is het te begrijpen. Maar dat neemt niet weg, dat het op school een allemachtig saaie boel is. De Keurvorst heeft nog geprobeerd Knuff van het katheder te trekken, waarvoor hij een touw om de stoelpunt gebonden had. Telkens gaf hij een klein rukje. Dick had hem nog tevoren gewaarschuwd, dat Knuff wel een doodval kon doen - zoo is Dick op 't oogenblik - maar de Keurvorst zei, dat hij dat er graag voor over had. Eilacie, toen hij Knuff's zetel twee kleine rukjes gegeven had, ontdekte Knuff het al en stuurde de Keurvorst weg. De Keurvorst zei, dat er een bloedwraak of zoo iets bestond tusschen Knuff en hem. Je weet, welke malle dingen de Keurvorst altijd prevelt. Nu Judith Storm van Waveren, hier moet je het mee doen voor vandaag. Schrijf me een ellenlang epistel terug. Je hebt toch anders niets te doen, geluksvogel, die je bent. Ik zou ook best willen wegloopen, alleen, wààr moet ik heen. De gansche van Gastelfamilie groet je hartelijk. Vader mist je heel erg aan de koffietafel. Een poot van Minca.’
Ik kroop nog wat behaaglijker in mijn stoel. Wat was het zalig bij Grootma. Ik mikte mijn brief op Grootma's boek.
‘Wilt U hem lezen?’
‘Al die geheimen?’ zei Grootma.
‘Geen enkel,’ zei ik. Toen dacht ik aan Tom-Francois. ‘O ja, één. Maar dat raakt uit, dus dat beteekent niets. Lees hem naar gerust Grootma.’
En daarop kwam Maatje binnen, zoo rozig en frisch, alsoof ze een verre wandeling gemaakt had. Ze woelde met haar vingers door mijn haar, zoodat ik er als een papoea uitzag. Dat zag ik in de zilveren trekpot. Ze gooide haar jas over een stoel.
‘Mama, die Smit rijdt als een slak,’ zei ze. ‘Wat een ellendig weer.’ Ze stak haar smalle handen uit naar het vuur, neuriede zacht.
| |
| |
‘En hoeveel japonnen Magda?’ vroeg Grootma.
Maatje klapte in haar handen. ‘Geen ènkele,’ zei ze en gooide haar hoofd achterover. ‘O ja, Hélène Morel komt dineeren vanavond. Dat schikt toch wel hè? Of hebt U Uw soepdag vandaag.’
‘Ben je Bus niet tegengekomen?’ vroeg Grootma.
‘Ja, in de gang zoopas.’
‘Hoe zag ze eruit? Norsch?’
‘Neen, vroolijk,’ zei Maatje.
‘Als Bus vroolijk kijkt,’ zei Grootma, ‘dan heb ik geen soepdag. Alleen op de soepdagen kijkt Bus norsch. Ja, zoo is de mensch.’ Grootma zuchtte.
‘Kijk die wilde naamgenoot van mij daar eens als een aardmannetje zitten.’
‘Mijn kleine kabouter,’ zei Maatje en ze sloeg, achter mijn stoel staand, haar armen om mijn hals.
* * *
De dagen vlògen voorbij! Grootma zei, dat ik onmisbaar was bij de soepdagen. Maar dat zei ze misschien om mij plezier te doen. Want ik deed niet anders op de soepdagen dan door de groote keuken zwerven, en met bewondering kijken naar Christien, die een uur lang op snauwen stond, maar toch niet in snauwen uitbarstte. En ik conserveerde met Grootma's protégés. Er was een man bij met een groote onregelmatige baard, die nooit te verzadigen was. Er was ook een oud vrouwtje zonder tanden, die om de hap haar hoofd schudde en Heeremetijdje zei. O, er waren schattige exemplaren bij. Soms kwam Maatje ook kijken en schepte eigenhandig soep op, schertste met de man met de onregelmatige baard en met een ouwe baas zonder vest, die de keuken in het algemeen geheimzinnige knipoogen schonk. De anderen waren te norsch of te knorrig om mee te schertsen. Ze waren al ingeburgerd genoeg om stiekeme aanmerkingen op het eten te maken.
| |
| |
Dan fluisterden ze zoo onder mekaar, dat het gehakt te flauw was, of de vermicelli niet gaar. Toen Bus eenmaal zoo iets opving, vloog ze in al haar rondheid naar Grootma en zei, dat ze wegging, en dat ze geen dag meer bleef. En wat of die menschen zich wel verbeeldden om aanmerking te maken op hààr eten. Toen zei Grootma: ‘Maar lieve Bus, die menschen zijn toch geen wilde beesten, die maar zonder grommen eten wat hun wordt voorgezet.’ Marietje veegde haar voorhoofd en tranen af en prevelde: ‘Ja, dat kan wel, maar dat verdraag ik niet.’ Toen klopte Grootma op haar bultige schouder en zei: ‘Moet je nu nog van mij leeren, dat hoe meer we mopperen over het eten, hoe beter het ons smaakt?’ En dat verzoende Bus.
‘Mama, in U is een diplomaat verloren gegaan,’ lachte Maatje toen.
Het was wel heel gek, maar ik moest mezelf bekennen, dat de soepdagen me in een nobele stemming brachten. Na zoo'n middag, toen Grootma en ik laat hadden gegeten - Maatje was uit - zat ik in mijn gewone stoel opgekruld voor de haard, en dacht er aan, hoe heerlijk het zou zijn met Grootma op armenbezoek te gaan. Grootma zat bij het licht van de staande schemerlamp tijdschriften te bekijken. Ik staarde naar haar fijne, voorovergebogen gezicht. Opeens keek Grootma op.
‘Wel aardmannetje, waarom kijk je zoo geheimzinnig?’
‘Grootma, mag ik eens met U meegaan op armenbezoek?’
‘Daarvoor vind ik je nog wat te jong Juut,’ Grootma krulde peinzend een blad om.
‘Maar later. Als ik wat ouder ben.’
‘Ja, later,’ knikte Grootma.
‘Wil je ook een tijdschrift bekijken?’ vroeg Grootma toen.
| |
| |
‘Straks. Ik zit nu net zoo prettig.
‘Ik kan het me haast niet indenken, gezien de bochten waarin jij je wringt. Maar het zal wel zoo zijn. Hier Juut, neem l'Illustration. Daar kun je nog wat van leeren.’
Ik stak zonder er bij te denken, mijn tong uit en wrong me nog in een extra bocht.
‘He Grootma,’ zuchtte ik, en greep naar Lolette, die op een kussen voor Grootma's voeten zat. Lolette keek me verachtelijk met één oog aan, sloot het toen weer, en rolde zich om met zijn rug naar me toe.
‘Grootma, Lolette negeert me.’
‘Voor Lolettes gedrag ben ik niet verantwoordelijk Juut.’
‘Mag ik l'Illustration, Grootma?’
‘Zeker.’ Ik hield l'Illustration voor mijn gezicht en peinsde. Ik had Jaap teruggeschreven, maar niets meer gehoord. Maatje plaagde me: ‘Jaap heeft met die brief zijn Schuldigkeit getan. Die zal je nu nooit meer schrijven.’ Ja, zoo zou het wel gaan. De klok bij Grootma tikte net als de staande klok in het huisje van Krikke. Ik dacht opeens: ‘Waarom schrijft Dick me heelemaal niet?’ Ik had toch immers zijn moeder geschreven Wat leek het lang geleden, dat we samen 's avonds naar huis liepen, en naar de sterren keken. en nog napraatten voor ons tuinhek. Het was vreemd, dat ik zoo weinig aan Dick had gedacht. Ik bewoog me onrustig in mijn stoel. Over l'Illustration heen keek ik naar Grootma. Grootma zat rustig te lezen. Waarom zag ik nu zoo duidelijk het huisje van Krikke voor me, en de kleurige kussens in de vensterbank en het zachte, lijdende gezicht van Dicks vader?’
Toen zei ik: ‘Grootma, zou Maatje nog lang bij U blijven?’
‘Waarom vraag je dat Juut?’
| |
| |
‘Ik heb er nooit wat van willen zeggen Grootma, en U mag er ook niet met Maatje over spreken hoor, maar het is zoo ongezellig voor Vader, als Maatje niet thuis is.’
‘Kan jij het dan Vader niet gezellig maken?’
‘Maar ik ben nu toch hier Grootma. Ik kan nu toch niet.... Of bedoelt U wat anders?’
‘Neen, ik bedoelde wat ik zei. Had jij niet de macht om het Vader aangenaam te maken, toen Maatje er niet was.’
‘Neen.... ik probeerde het wel ziet U.... maar Vader wilde het niet. Vader ging s'avonds naar vergaderingen, en kwam laat thuis, en aan tafel, dan sprak Vader niet.’
Grootma bukte zich en aaide Lolette. Ik voelde me opeens zoo triest worden en ik dacht, dat ik bij Grootma niet verdrietig kon zijn.
‘Grootma, waarom is Maatje met Nieuwjaar niet mee teruggekomen. Ik had er zoo heel erg op gehoopt.’
‘Ik had het ook gehoopt kind,’ zei Grootma zacht.
‘U?’ Ik ging opeens behoorlijk rechtop zitten.
‘Ja, ik heb je Vader geschreven, of hij hier wilde komen met oudjaarsavond, omdat ik wist, dat hij niet was gekomen, wanneer ik het niet had gevraagd.’
‘Ik vond het al zoo vreemd, dat Vader ging,’ zei ik zacht.
‘Ik heb het hèel dringend gevraagd. Ik verwachtte alles van de komst van je Vader. Het waren mooie dagen. Maar Maatje wilde niet meer terug. Nòg niet. In het voorjaar....’ Grootma brak haat zin af.
‘Dus al die tijd zal Vader alleen zijn.’ Ik sloeg de armen om mijn knieën.
‘Weet je Juut, dat ik wel tien keer reisvaardig ben geweest? Dat mijn koffer al gepakt was om naar jullie te gaan?’
‘O, en waarom bent u dan niet gekomen, Grootma?’
| |
| |
‘Omdat Vader Maatje verwachtte, en niet mij.’
Hierover dacht ik na. Ja, Grootma had gelijk. Haar komst zou toch een teleurstelling voor Vader zijn geweest.
‘De Moeder van Dick,’ zei ik ‘o Grootma, als Maatje die kende. Ze heeft de liefste stem van de wereld. Ze doet haast al het huiswerk alleen, en ze is blij Grootma, blij met een bloem, met een plant, die uitloopt. Ik heb haar nog nooit ontevreden of boos gezien, of triest zooals ik kan zijn, terwijl ik zooveel heb. En Dicks Vader, Grootma, die moet de heele dag liggen. Hij ligt voor een raam op de divan, maar er komt nooit iets voorbij in ons dorp, dat weet u ook wel. Grootma, hij kijkt naar de kale boomen langs de weg, en hij zegt, hij zegt’ - ik slikte eens, omknelde mijn knieën steviger - ‘dat het een feest zal worden om die boomen te zien uitbotten.’
Grootma legde de hand op mijn hoofd.
‘Waarom heb je dat Vader toen niet verteld?’
‘Omdat Vader niet naar me wilde luisteren Grootma.’ Grootma streelde mijn haar.
‘Waarom heb je het dan niet verteld, toen Vader wèl naar je wilde luisteren?’
‘Ik weet niet - ik praatte nooit met Vader.’
‘Maar dat had je wel moeten doen, het zou Vader hebben afgeleid.’
‘Denkt u dat?’ Ik nam Lolette, die dit nauwelijks duldde, op mijn knie. Ik streelde haar witte, ruige oortjes, die zoo mooi rose van binnen zijn. Lolette knorde.
Christien kwam binnen met mijn kop avondchocola.
‘Kom kindjelief,’ zei Grootma ‘drink nu maar gauw je chocola. En dan naar bed. Heb je nog in l'Illustration gelezen? Nee? Stoute meid. Neem er een paar biscuitjes bij.’
Lolette rook onder aan de chocoladekop, en
| |
| |
sprong met een minachtend gebaar weer op haar kussen. Grootma pookte in de haard. Het vuur verlichtte haar gezicht. Het was net een schilderijtje.
Ik dronk mijn chocola met kleine, genietende teugjes. Het was haast zonde, dat die mooie avond met Grootma al weer voorbij was. Maar Grootma stond erop, dat ik om tien uur in bed moest liggen.
‘Nacht Grootma.’
‘Ik kom je nog instoppen kindlief.’
‘O, graag Grootma.’
In de Hall bleef ik nog even rondkijken met mijn handen op de rug. Wat was het heerlijk warm overal. Ik klom langzaam naar boven. Mijn bed lag al opgeslagen en het haardje brandde. Mijn slofjes stonden voor de haard en een kimono hing klaar over een stoel, net als bij Grootma en Maatje. Ik voelde me groot en zelfstandig opeens. Ik probeerde mijn haar te scheiden, dat lukte niet, ik probeerde het glad te schuieren, maar dat lukte heelemaal niet. Ik wandelde nog wat rond in mijn kimono en in mijn slofjes, om er tenminste even van te profiteeren. Toen kroop ik in bed. En nauwelijks lag ik, of Grootma kwam al binnen. Ze stopte het dek bij mijn rug in.
‘Lig je zoo goed?’
‘Heerlijk Grootma. Wat heb ik er vaak naar verlangd, om te worden ingestopt, toen ik - ’ Ik brak mijn zin af. Grootma boog zich over me heen. Ze zei niets. Het was, of ze op iets wachtte. Toen kuste ze me. ‘Slaap lekker, lieve kindje.’
‘Schattige Grootma,’ dacht ik, toen ze zacht de deur achter zich had dichtgetrokken. Ik strekte mijn beenen behaaglijk. Nu waren ze niet koud, zooals die keer, toen ik op Vader had gewacht. Wat zei Grootma: ‘Waarom heb je het dan Vader niet verteld, toen Vader wèl naar je wilde luisteren?’
Ja, daarin had Grootma gelijk. Had ik wel ooit geprobeerd met Vader te praten? neen, nooit. -
| |
| |
Ik gooide me om. De dekens schoten los uit mijn rug. Ik ging overeind in bed zitten. Nu leek het me monsterlijk, wat ik gedaan had, weggaan van Vader, zoo maar, zonder iets te zeggen. Ik sprong uit mijn bed. Ja, wat wilde ik eigenlijk?
Vader schrijven. Maar ik wist niet, wat ik Vader schrijven moest.... Ik zat al bij de tafel, en rukte een vel papier naar me toe. 's Morgens had ik nog aan Minca geschreven. Dat ging vlot. En opeens, als een razende, begon ik te pennen:
‘Beste Vader, U zult het wel heel vreemd vinden, dat U een brief van me krijgt. Ik hoop, dat U niet meer zóó boos op me bent, dat U deze brief weglegt zonder hem te lezen. U vondt het natuurlijk verschrikkelijk, dat ik naar Amsterdam ben gegaan die morgen. Maar Vader, ik kòn gewoonweg niet naar school gaan, waar Tonia aan iedereen zou rondbazuinen, dat ik met de auto gebracht werd, omdat U niet wilde, dat ik nog met Dick in aanraking kwam. Ik begrijp nu wel, dat U zoo boos was, omdat meneer Spoel U heel veel kwaads van Dick had verteld. Misschien gelooft U nu wel, wat Jaap U 's avonds nog is komen zeggen. En Vader, als U toch nog denkt, dat meneer Spoel gelijk had, gaat U dan eens één keer naar Dicks ouders, of, als U dat niet wilt, laat U dan Dick bij U komen. En praat U zelf eens met hem. Dan zult U wel zien, dat Dick niet is, wat meneer Spoel U heeft willen doen gelooven!
Maar Vader, dit wilde ik niet allemaal zeggen. Ik heb in al deze weken er nooit aan gedacht, wat ik gedaan heb. Het is zoo heerlijk bij Grootma. Maar nu op eens moet ik aan U denken Vader, en vind ik het zóó ellendig, dat ik zoo stiekem ben weggegaan. Zoudt U misschien willen probeeren Vader, om niet meer boos op me te zijn? Ik wil ook wel graag weer thuis komen, en als ik hard werk, kan ik misschien mijn lessen op school nog wel inhalen. Ik zal elke
| |
| |
dag naar Uw antwoord uitkijken Vader. Zult U mij niet te lang laten wachten? Uw Juut.
Ik schreef net het adres, toen Grootma binnenkwam.
‘Ben je weer opgestaan?’ zei Grootma verwonderd
‘Ik heb een brief aan Vader geschreven, Grootma. Wilt U hem lezen?’
‘Graag. Maar jij eerst in bed.’
Vanuit mijn bed keek ik er naar, hoe Grootma langzaam mijn brief las. Nu sloeg ze om. Ze bleef even stilstaan, legde langzaam de brief neer! Daar was Grootma bij me.
‘Wil je me zoo graag weer alleen laten Juutekind?’
Ik sloeg mijn armen om haar hals. ‘Neen Grootma, juist niet. Ik blijf veel liever bij U. Maar ik hoor toch immers bij Vader.’
Ik zag, hoe Grootma's lippen beefden. Dichter drukte ze mij tegen zich aan.
‘Mijn lieve, ferme meid,’ zei ze zacht.
Weer dekte ze me toe. Zoo zorgvuldig, zoo zorgvuldig. En, dicht aan mijn oor zei Grootma: ‘Nacht lieveling.’
|
|