| |
| |
| |
Hoofdstuk XIII.
Roses by summer forsaken, Lilies of Sunshine bereft
Summer thy Farewell has whispered, nought but thy Memory left.
What, though the Songbirds are silent, wearied the Swallows depart - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - -
‘Come on Betty,’ zei miss Quick. ‘Sing softly and pronounce the words clearly.’ Ze gaf de melodie op de piano aan. Ik begon moedig. Ik geraakte tot: ‘What, though the Songbirds are silent...’ Ik hoorde hoe Klaas het grint opharkte; en de beuken op het voorplein schudden hun kruinen. Over de straatweg kwam het holle geratel van een boerekar, en in de stallen bewogen Leddy en Grace hun koppen.
‘Miss Quick, I can't,’ zei ik. Ze draaide zich op de pianokruk naar me toe.
‘A bit down?’
‘Ja, een beetje,’ hield ik me nog groot.
‘Maakt dit lied je verdrietig? De woorden zijn toch heel eenvoudig.’
‘Ja, dat weet ik wel. I am very sorry.’
Miss Quick bekeek me critisch.
‘You are getting thin,’ zei ze dan.
Ik dacht, hoe ik bij miss Quicks weldoorvoedheid al heel spoedig ‘thin’ zou lijken, en ik knikte maar wat.
In de musicroom was het kil, want de kachel brandde maar flauwtjes. In de diningroom rolde Lilian haar toonladders mechanisch en vervelend; in de tuin zag ik de twee omstrengelde, in dikke mantels gehulde, nichten loopen, en in de kamer naast de onze converseerde de Hertogin met Mary
| |
| |
Mc. Carthy. Soms hoorde ik de verlegen klank van Mary Mc. Carthy's stem. Ik stampvoette bijna... waarom kon ik me dan niet aanpassen? Ik wilde het toch immers!
November was voorbijgezeurd en December stond ganschelijk in het teeken van Kerstmis. De meisjes gingen allen naar huis. De Hertogin zei, dat ze de Hertog ontmoeten zou op een Kasteel in Schotland, en trachtte ons te doordringen van de omvang dezer glorie. De nichten gingen bij elkaar logeeren natuurlijk en maakten me wild door hun sentimenteele gehannes. Lilian en ik bleven samen in het Home en Mrs. K.W. had met haar kappers glimlach gezegd, dat ze zou trachten het ons zoo aangenaam mogelijk te maken. Ze had geen atoom idee van onze innerlijke roerselen, zeker niet van de mijne. Mademoiselle werd meer persoonlijkheid, hoe dichter Kestmis naderde, en de zachte lach van miss Collins werd vaker gehoord. En ik leefde maar als een harkerige pop tusschen de verschillende elementen in en dacht aan Boeckstate. Zou juffrouw Fransen hulst zetten in de potten in de vestibule, en zou weer de Kerstboom branden voor de kinderen van het dorp? Ik zag de kinderen door het inrijhek komen, en ik hoorde het geklepper van de klompjes op het voorplein. Juffrouw Fransen zou wat angstig kijken naar de dringende lichaampjes en Oom Boudewijn zou alle namen glorierijk vergeten zijn.
‘Al die vlaskoppen lijken op elkaar,’ bromde hij dan naderhand. ‘Ik zie alleen aan de schorten, dat het meisjes zijn.’
Miss Quick zamelde haar muziek bij elkaar.
‘Wij zijn zoo niet opgeschoten, Betty. Neem nu deze week je oude muziek maar door, en als je in de stemming bent probeer je maar Roses by Summer forsaken.’ Miss Quicks dubbele onderkin trilde. ‘Ik heb nog eens een Hollandsch meisje les gegeven, dat hier in Bath op kostschool was. Het is al eenige jaren geleden. Die was soms ziek van heimwee. Weet je wat ze dan deed? Dan begon ze vast haar koffer te pakken, alsof ze op reis zou gaan. En wanneer ze eens niet te vinden was, en een meisje vroeg: ‘Where is the Dutch
| |
| |
girl?’ Dan antwoordde een koor: ‘Upstairs, packing her box.’ Miss Quick zette haar hoed voor de spiegel wat recht. ‘Ja,’ zei ze dan, ‘het heeft haar door een heel jaar prachtig heengeholpen.’
‘U geeft me dus hiermee een bedekte goede raad,’ zei ik en liet de jas over miss Quicks welgedane schouders glijden.
‘Well, you never can tell. Je kunt het in elk geval probeeren. It is not expensive.’ Ze lachte, zoodat haar oogen schuil gingen. ‘Good-bye little Dutch girl.’
Ik liet miss Quick uit.
Op de trap liep neuriënd Mademoiselle.
‘Zondigt u tegen de regels van het Home?’ zei ik. - In de gangen en op de trappen mocht niet gezongen worden.
Mademoiselle sloeg een klein handje voor haar mond.
‘I forgot,’ zei ze. ‘Oh, mais je suis si contente. Het is heel moeilijk om niet te zingen.’
En op de bovengang stond miss Collins.
‘Ik ben net even naar het station geweest om te vragen hoe laat mijn treni gaat.’
‘En het spoorboekje...’ begon ik nuchter.
‘Yes, I know,’ zei miss Collins. ‘Trouwens ik weet heel goed hoe laat de middagsneltrein naar Manchester gaat.’ Ze glimlachte even. ‘It's only... that I'm longing for the smell of the station.’
Ik ging mijn kamer binnen, en ik ging in de vensterbank zitten. Een smalle vensterbank, niet zoo'n diepe, breede als op Boeckstate. De heuvels waarop ik aanzag leken te huiveren onder de kille Decembcrlucht. Ik huiverde ook, want mijn kamer was heel koud. The smell of the station...
Op mijn toilettafel lag de brief, die ik 's morgens van Oom Boudewijn gekregen had. Oom vroeg me om met Kerstmis thuis te komen. Ik moest het zelf maar weten. Oom vroeg het zonder fraaiïgheden en sentimentaliteiten, alsof het een zakelijke kwestie was, die zakelijk kon worden opgelost. Maar dat hij het vroeg... ik stelde me voor hoe hij in de bibliotheek te schrijven zat, en hoe hij streek door zijn grijze kuif met het bekende ongeduldige gebaar, en hoe hij
| |
| |
snauwde, wanneer Karel hem zijn thee bracht. Hij was toch immers veel te trotsch om te toonen, dat hij eenzaam was...
Ik keek weer naar buiten, de heuvelen leken weg te zinken in een grijze nevel en plotseling floot de wind door de schoorsteenen van Oldfield Lodge. Wat zou nu het vuur in de groote haard hoog opvlammen. Oom Boudewijn zou er de houtblokken opgooien, die naar hars roken en naar de buitenlucht, en zijn gezicht zou grillig en fantastisch opleven.
En op de Binkel zouden de lichten branden en Paula zou van de eene kamer in de andere loopen, en hier een stoel verzetten en daar een plant. En de leege kamer... hoeveel kleurencombinaties zou Paula reeds hebben geprobeerd?
Nee, ik zou niet kunnen gaan, nòg niet. En ik schreef Oom Boudewijn, gehurkt in de vensterbank, met mijn schrijfpapier tegen mijn hoog-opgetrokken knieën, om het late daglicht nog te benutten:
‘Dear Old Uncle,
Vanmorgen uw brief ontvangen. U bent een reuzenengel, om mij te vragen of ik met Kerstmis thuis wil komen. Natuurlijk zou ik heel graag willen, maar toch is het beter, dat ik hier blijf. Mijn Engelsch gaat met ontzaglijke schreden vooruit, en ik vrees ervoor, dat ik, wanneer ik nu weer voor een maand naar Holland ga, glorierijk al mijn Engelsche geleerdheid vergeten zal. Daarbij moet de Engelsche Kerstmis very interesting zijn. Mrs. K.W. heeft me er tenminste zulke fantastische verhalen van opgehangen, dat de Christmas me hier als een sprookje uit de 1001 Nacht toelijkt. En dat zou ik voor geen miljoen willen missen. En fancy, Oom Boudewijn, ik weet niet eens hoe plumpuddng smaakt. Ik zal natuurlijk het recept vragen, indien de pudding de moeite waard is, dan kan Hanna volgend jaar ook zoo iets fabrieken, en zullen we hiermede plus de gans een Engelsch tintje aan Boeckstate kunnen geven. Ik hoor u al brommen: ‘Al die nonsens-fraaiïgheden. Daarmee hoeft Rekel me niet aan te komen.’ Och lieve Oom Bou- | |
| |
dewijn, u zou rillen, als u wist, hoe zelfstandig ik hier word. Al die tirannieke eigenschappen der van Opvoorts komen in dit land tot bloei.
Ik ben blij uit uw brief te vernemen, dat de Katuil u zooveel gezelligheid biedt. Hebt u nu al ingezien, dat het een zeer hupsch en tegelijkertijd degelijk beest is? Zelfs uw menschenkennis kan wel eens falen - ja, nu fronst u uw wenkbrauwen, en bromt wat tusschen uw tanden. Zoet maar Oom Boudewijn, ik plaag u maar een beetje.
Maakt u al toebereidselen voor de Kerstboom? Bent u nu met juffrouw Fransen naar de stad geweest om cadeautjes te koopen? En komt de groote engel met de zilveren vleugels weer traditiegetrouw in de hoogste top te zweven? Oom Boudewijn zult u er alstublieft aan denken, het dochtertje van Leenderts niet te verwarren met de telg van Derksen? Ik zal u nu het geheim verklappen, waardoor ik die twee peenharigen uit elkaar heb gehouden. Grietje Leenderts heeft een permanente puist op zij van haar rechterwenkbrauw en zwarte tandjes. Jansje Derksen heeft geen puist, maar een schattig, knobbelig neusje. Overigens, ja, dat moet ik toegeven, zijn ze als twee druppels water. Desalniettemin zult u de respectieve moeders zeèr vertoornen, als u ze verwart.
Met mij gaat het best. Het leven op Oldfield Lodge vliedt genoegelijk daarhenen. We gaan elke week naar de schouwburg, waar ik nu al meer dan de helft van het gesproken woord versta, en bovendien nog vaak naar concerten. De rekening, die Mrs. K.W. u zal zenden, is diens tengevolge aan alle kanten met deze vermakelijkheden belast. Ik krijg natuurlijk van dat alles zoo de smaak te pakken, dat u wel een sneldienst tusschen Boeckstate en de stad mag openen, wanneer ik weer terug ben, opdat ik dan niet van de stadsgeneugten gespeend zal zijn. Ja, nu bent u in staat om mij op staanden voet terug te halen.
| |
| |
Blijf maar kalm Oom Boudewijn, ik heb een onvervalscht buitenhart, en ik geniet even veel van een mooie maandavond op Boeckstate, als er grillige schaduwen staan, dan van het fraaiste tooneelstuk. Wat niet wegneemt, dat ik er op Oldfield Lodge mee dweep, net als de anderen, en ook alle jeune premiers ‘darlings’ vind. Oei, dat had ik u niet moeten schrijven.
Dear old bird - u vindt deze expressie misschien te familiaar, onze verhouding van Oom en nicht in aanmerking genomen, maar hij kan best door de beugel, gezien de Hertogin, die eens in een gemoedelijke bui haar aanstaande Hertogelijke schoonvader aldus betitelde - derhalve, dear old bird, ik schei er uit. Ik moet me nog voor de thee kleed en en nog toonladders studeeren. Miss Jenkins heeft, what you call, nog steeds lichtelijk de pik op me, en ergert zich groen aan mijn gamma's. U schrijft heelemaal niet over de Binkel. Zijn er behalve de serre nog meerdere veranderingen aangebracht? En hoe gedraagt Jan Willem zich in zijn verloofde staat? Bent u de fanatieke moeder al op de Binkel tegengekomen? En wordt Paula nog met de dag mooier? En hoe maken al mijn lieve dorpelingen het? Denkt juffrouw Fransen wel aan Dientje van Rooyens Zondagsche soep? En de turf voor Gerritje Knol, Oom Boudewijn, ik heb het steeds vergeten te vragen, en het bezwaart me zoo, is ervoor gezorgd, dat zij haar brandstoffen heeft gekregen? Schrijf me terug over alles en alles, en wees maar niet boos, dat ik niet kom. De tijd zal misschien heel gauw daar zijn, dat u weer stampend de trappen op Boeckstate afdaalt, en op elke tree moppert over die verschrikkelijke brutale Rekel. Ik grijp u in uw kuif en wurg u haast. Dààg. As ever
Rascal.
Groeten aan juffrouw Fransen. Aanbidt Tok u nog?’
Op deze brief kreeg ik een week later - toen Oldfield
| |
| |
Lodge heelemaal in het teeken van Kerstmis stond, en de Hertogin met miss Jenkins of Mrs. K.W. elke dag de stad inschreed om nieuwe gewaden in te slaan - het antwoord van Oom Boudewijn.
‘Beste Rekel,
Je schrijven heeft me niet verwonderd. Ik had wel gedacht, dat je liever in Bath zou blijven. Trouwens er is ook werkelijk wel wat voor te zeggen. Mijn plan is nu om in het nieuwe jaar, vermoedelijk de laatste helft van Januari, wanneer ik het best gemist kan worden, naar Bath te komen en eens een zuiverende wind door dat huis van jullie te blazen. Want ik geloof, dat die Engelsche schapen verdraaide wichten zijn, en ik wou wel, dat jij niet meedeed aan al die overdreven ziekelijke vereering van acteurs, die in de mode zijn. Ik had jou gezonder verwacht. - Hier grijnsde ik, omdat ik die tirade had voorzien. - Ik zal het die mevrouw van jullie ook eens ferm aan haar verstand brengen. Daarvoor heb ik je toch waarachtig niet zoover weg laten gaan. En als dat dan een moderne, gezonde, vrije opvoeding moet heeten, die jullie daar krijgen, dan lap ik die heele opvoeding aan mijn laars. Ik ben ervan overtuigd, dat er hier in het dorp reinere naturen worden gekweekt. Nu baste daarover, ik wil er me niet over opwinden, ik weet, dat jij het met me eens zult zijn.
Juffrouw Fransen en ik zijn gisteren samen naar de stad geweest. Zoo pas is de groote kist aangekomen met cadeaux voor de Kerstboom. Er zijn aardige dingen bij. Jufrouw Fransen wou voor het gemak de traditioneele naaidoosjes, tollen en fluiten, maar ik stelde me voor, hoe wij er andere jaren samen op uittrokken en hoe je van de eene winkel in de andere dook, om aardige, origineele geschenken te vinden. Natuurlijk kon ik van juffrouw Fransen jouw jonge ijver niet verwachten, maar ik liet me toch niet tevreden stellen met naaidoosjes en zakkammetjes, en wat er meer tot die tradi- | |
| |
tioneele rommel behoort, en ik heb maar met jouw oogen ter dege rondgekeken, en ik geloof wel, dat we aardig geslaagd zijn. We hebben ook nog wat nieuwe versieringen voor de Kerstboom gekocht. Jan Willem zal komen helpen om de boom mee in orde te maken. Ondeugende meid, dat had jij behooren te doen. Ja, de zwevende engel komt weer in de top.
Jouw vragen kan ik kort beantwoorden. Voor de soep wordt elke week gezorgd. Mevrouw Buitink doet er geregeld nog iets lekkers bij. Een buitengewoon sympathiek vrouwtje is ze. Ze doet me soms aan jou denken. Ze is even brutaal. Ook heeft Gerritje Knol de brandstoffen gekregen en de gewone winteruitdeeling hebben we ook al weer gehad. Daarbij heeft Mevrouw Buitink ook zeer verdienstelijk meegeholpen.
Tok is elke dag hier. Ik geloof, dat ik hem gauw zal kunnen leeren paardrijden. Die jongen heeft een zeldzaam sportief lichaampje. Hij is een aardige baas en heelemaal niet lastig, zooals die kleine apen kunnen zijn. Met juffrouw Fransen staat hij nog steeds op voet van oorlog, maar dat is haar schuld. Vrouwen hebben geen redelijk gevoel.
Paula van de Waarde zit al sedert drie weken in den Haag. Met haar fanatieke moeder natuurlijk. Die verveelde het hier, zoodra de eerste Octoberregens vielen. Ja, ik had niet anders verwacht. En Paula heeft nooit een aasje eigen wil gehad, dat weet je. Al die dweperijen met buiten, lariekool! Toen de avonden langer werden, hebben die twee vrouwen, met Jan Willem in hun midden, natuurlijk achter hun hand zitten gapen. Jan Willem is een beste jongen, maar een causeur is hij niet. Ja, en toen zijn ze op een goeie dag met koffers en al naar den Haag vertrokken en Jan Willem heeft getracht hier op Boeckstate wat troost op te doen. Toen heb ik gezegd: ‘Hoor eens jongen, je bent oud en wijs genoeg. Als jij geen kans ziet dat meisje van jou hier te houden, dan is dat je eigen schuld. Daarmee heb ik
| |
| |
niets te maken, vecht dat samen maar uit.’ - Wat drommel, als hij dan zoo stekeblind wil zijn, om niet te zien, dat die Paula niets anders is dan een mooie, welopgevoede pop, zonder een grein gevoel, dan moet hij dat op de lange duur zelf maar ondervinden. Ik zal me wel wachten om hem ziende te maken. Natuurlijk dringt die verschrikkelijke moeder met haar beschilderde gezicht - ik heb haar laatst gezien, maar ze paste niet op onze ruime, frissche buitenwegen, die hoort in de stad - er voortdurend op aan, dat hij de Binkel verkoopen zal om dan ook in den Haag te komen wonen. Dat heeft hem wel een steek gegeven, maar hij is natuurlijk niet zoo laf om het te doen. Bah, ik doorzie de heele berekenende houding van die twee vrouwen, en het walgt me.
Overigens is in ons dorp nog alles bij het oude. Stuut is van zijn fiets gevallen, en ik heb hem gezegd, dat ik dit allang had verwacht. Iemand, die niet stil kan staan, kan ook niet stil zitten, en moet de een of andere dag wel een ongeluk krijgen. Ik heb hem voorspeld, dat hij nog weleens de sloot in zal wiebelen. Verder geen nieuws. Juffrouw Fransen laat me groeten. En Johan heeft me je adres gevraagd omdat hij je eens wilde schrijven over Grace. Ik denk wel, dat je een kapitaal aan postzegels uitgeeft, want ik kan geen stap in het dorp doen, of er heeft me al iemand aangeklampt, die een ansicht van je gekregen heeft, en me die toont. Enfin, ik mag dat wel.
Rekel, ik wensch je een prettige Kerstmis. Als de tijd weer daar is, dat je thuis wilt komen, laat ik je nooit meer gaan. Knoop dat in je ooren en denk er maar eens over na, wat dat beteekent.
Je Oom Boudewijn van Opvoort.’
Ik keek naar de onderteekening met de forsche B en de nog forschere O, en dan las ik nog eens over, wat Oom van
| |
| |
Jan Willem schreef. Hij had er nooit eerder over geschreven, maar ik had er ook nooit naar gevraagd. En Vera had steeds in haar brieven de Binkel vermeden. Paula in den Haag en Jan Willem alleen op de Binkel. Hoe kon ze hem alleen laten voor wat steedsche genoegens en wat steedsche zwier? - Ik sprong op van mijn stoel en ik trok een zachtblauw zijden jurk aan voor de thee. En ik betrapte me erop, dat ik zong, zoo maar een oud kinderliedje, dat ik dacht allang vergeten te zijn. Toen de bel voor de thee ging, sprong ik de trappen af en ik haalde miss Collins in die bedachtzaam daalde. Ik stak mijn arm door de hare. ‘Zullen we samen onze blijde binnenkomst maken?’ Ze keek me aan.
‘You àre looking nice,’ zei ze en ze gaf mijn arm een vriendschappelijk drukje. Tegen alle regels van het Home in, omhelsde ik haar in de gang.
‘Ik heb een lange brief van huis gekregen,’ zei ik.
‘And a nice letter I suppose,’ zei ze en lachte.
‘Yes, a very nice letter,’ zei ik, en lachte ook.
Aan de thee beweerde de Hertogin voor de tiende keer dat ze met een auto naar de trein ging en niet zooals de nichten en Mary Mc. Carthy in een rijtuig. Ik knikte haar maar eens vriendelijk toe.
‘Lieve engel, dat weten we allang. En we vinden het niets bijzonders. Als je het nu per vliegmachine deed. En dan op het perron, waar je thuis hoort, neerstreek, dan zouden we vol ontzag, naar je staren.’
‘Jij moet altijd onaangenaam zijn,’ zei de Hertogin en tastte naar het grootste stuk cake.
‘Ja, dat is een zeer onpleizierige eigenschap van me,’ zuchtte ik en ik knikte eens naar Mary Mc. Carthy, die verstolen proestte.
‘En ik spreek ook niet meer met je,’ zei de Duchess en draaide zich demonstratief naar miss Jenkins, die me afkeurend bekeek. Maar niets of niemand kon mijn zalige stemming bederven en ik keek zelfs stralend naar de nichten, die in tweeling jurken naast mekaar zaten en befilosopheerden wat ze sàmen zouden doen in de vacantie.
| |
| |
Even onverwacht daalde mijn schitterende stemming aan supper, hetwelk Mrs. K.W. altijd met haar tegenwoordigheid vereerde, soms met, soms zonder de aangebeden zoon. Ik voelde me bij elk gerecht meer instorten en mijn nachtgroet aan Mrs. K.W. - dan troonde ze met haar zoon aan het hoofd van de tafel, en wij passeerden achter elkaar deze vorstelijke opstelling en bogen eerbiediglijk, en zeiden beleefd: ‘Good night Mrs. Keith Willborough, Good night Mr. Keith Willborough’ - was zeer slap. 's Nachts droomde ik, dat ik op de Binkel was, en dat juffrouw Fransen op het dak van de aangebouwde serre toefde, met haar beenen in grijze kousen zeer shocking er bij neer. Paula stond op de begane grond en sprong telkens een eindje in de hoogte, om een van de grijze beenen te pakken. En ze riep: ‘Kom je eraf?’ Maar juffrouw Fransen schudde haar hoofd en slingerde met haar grijze beenen en riep: ‘Ga je weg!’
Toen kwam Jan Willem om het huis heenloopen en hij klapte in zijn handen, waarop ik wakker werd. Ik vond het erg jammer, want ik had graag de daling van juffrouw Fransen aanschouwd.
- De dag voor Kerstmis gingen de meisjes weg. 's Morgens waren de koffers al opgehaald. Ik had nog samen met Mary Mc. Carthy op een koffer gezeten, die niet dicht wilde. Er heerschte in het Home een bedwongen onrust. De Hertogin reisde naar Edinburg, waar haar ouders haar zouden oppikken voor Schotland. Ze deed beheerscht, maar ze was nervous, want ze kuchte steeds. Enfin, dat zou ik ook zijn, wanneer ik aan de vooravond van een ontmoeting met mijn hertogelijke verloofde zou staan. Ze schreed met koninklijke tred door de gang heen en weer, haar reissluier hing over haar schouder. Ik zat op een traptree en keek haar aan alsof ik gehypnotiseerd was. Miss Jenkins was al weg. Die had mij twee kille vingers gegeven, die ik naar mijn beste kracht gedrukt had. Toen hoorden we de auto van de Hertogin voor de deur stilhouden.
‘Well, good bye girls,’ zei ze. Ze gaf genadiglijk handen. ‘Pleasant Christmas.’
| |
| |
‘Good bye,’ zeiden de beide nichten schuchter en sloegen de armen weer om elkaar heen.
Dorothy, het kamermeisje, stond al in de deur met de reistasch
van de Hertogin. Ze draaide zich nog even om naar mij. ‘Well, I hope, jou will be sweeter when ik come back,’ zei ze over haar schouder, terwijl ze op Dorothy toeschreed.
| |
| |
Ik sprong op van de trap en maakte een diepe buiging. ‘I hope so Duchess. Groet je verloofde van me and kiss the dear old bird.’
Toen viel de deur achter de Hertogin dicht. Lilian wuifde nog voor het gangvenster, en de rug van miss Collins trilde lichtelijk, toen ze de trap opliep voor een vergeten pakje wat nog in haar reistasch moest.
Na de auto kwamen de rijtuigen voor. De nichten en Mary waren direct normaler toen de Hertogin weggetuft was. Mary zoende me zelfs en zei, dat ze me schrijven zou, en de nichten beloofden me eigen gezamelijk-gebakken cake, als ze terugkwamen. En Lilian en ik zeiden maar Gool bye en merry Christmas en ik klemde mijn tanden op elkaar, toen de rijtuigwielen wegrolden over de straatweg.
Na de thee bracht ik miss Collins weg, die me op het station een pakje in de hand stopte voor Kerstmis. Ik dacht: ‘Aanstonds bulk ik hier het heele station bij mekaar.’ Ik keek naar het zachte gezicht, dat zich nog uit het portierraampje naar me overboog.
‘O, thank you so very much,’ zei ik.
‘Don 't be too lonely, little Dutch girl,’ zei miss Collins. ‘Ik zal je heel gauw schrijven.’
En 's avonds reed ik met een gemetamorphoseerde Mademoiselle naar het station. Mademoiselle, bewegelijk, levendig, stralend, als ik haar nooit had gekend.
‘Wat zal Maman verlangen,’ zei ze voor de zooveelste keer. ‘Ik ben in mijn gedachten al zoo vaak thuis geweest. En nu zal ik in werkelijkheid gauw het “petite maison” zien. Maman zal niet aan de trein zijn. Dat weet ik. Ze wacht me thuis. Ze zal op de drempel staan, met haar mooie zwart-zijden schortje voor. Ah, mon Dieu, wat een weerzien!’
Toen zag ze mijn trillende onderlip en ze sloeg innig een arm om me heen. ‘Pauvre petite. Je zult dit toch immers ook meemaken. En het verlangen ernaar is òok heerlijk.’
We liepen het perron op. Mademoiselle had al een pakje en haar parapluie laten vallen. Ze had een radeloos gebaar.
| |
| |
‘O, wat zal Maman knorren, wanneer ik iets verloren heb.’ Ze lachte. ‘Petite Maman.’
Ik keek de trein na en wuifde, zoòlang, tot Mademoiselles zwaaiend zakdoekje verdween. En terwijl ik naar Mrs. K.W.'s Home terugliep, bedacht ik, dat toch, ondanks alles, de vier voorbije maanden niet voor niets waren geweest. Ik had de vriendschap van een paar lieve vrouwen gewonnen.
|
|