| |
| |
| |
Hoofdstuk XII.
De dagen gingen voorbij en ik leefde maar van de eene brief op de andere. Overigens paste ik me wel aan bij de omstandigheden, ik snauwde als de Hertogin erg Hertogelijk deed, en ik ergerde de nichten, die met om elkaar heen gestrengelde armen trappen beklommen. Mrs. K.W. zei, dat ik was ‘progressing most beautifully,’ en miss Jenkins jammerde, dat mijn aanslag ‘abominable’ was. Miss Collins vond mijn ambitie voor Hendrik V ook ‘sufficient,’ en Mademoiselle kwam me vaak even instoppen als ik in bed lag. Dan nam ze haar lorgnet af en zei: ‘Bonne nuit Elisabéth.’ En ik antwoordde: ‘Bonne nuit Mademoiselle. Et bien merci voor het instoppen.’ De man met de slappe beenen bekeek me met ontzag. Waarom weet ik niet. En zoo gingen de dagen voorbij, de grijze Septemberdagen met de laaghangende luchten. Toen we eén middag van onze wandeling thuiskwamen lag op de hall-tafel de post te wachten. De Hertogin zei natuurlijk direct, dat alles voor haar was. Maar ik legde mijn vuist op een brief van Vera, en op een couvert met onbekend handschrift en ik zei: ‘Wrong Pussy’ - letterlijke vertaling van mis poes, en ik grijnsde aanmoedigend naar haar op. De Hertogin is heel lang en dennig.
We hadden nog een uur voor de thee, welk uur we nuttig moesten besteden aan lessen leeren of handwerken, waar Mrs. K.W. haar beste krachten aan geeft. Maar ik liet de lessen waaien en slingerde me aan mijn brieven. Eerst de onbekende. Hij was van Jan Willem, die schreef:
‘Beste Betty,
Ook uit naam van Paula dank ik je recht hartelijk voor je cadeau bij onze verloving. De schaal is prachtig.
| |
| |
Tegelijkertijd neem ik deze gelegenheid te baat, om je even te zeggen, hoe buitengewoon het me speet, dat ik je niet meer heb gezien voor je naar Engeland ging. Toen ik 's morgens om tien uur op Boeckstate kwam, was je al vertrokken. Je neemt nu wel per brief mijn beste wenschen voor een prettig buitenlandsch verblijf van me aan nietwaar? Kom je met Kerstmis nog thuis? Of vier je in Bath het feest van de gans en de plumpudding? Paula laat je ook hartelijk groeten en zal je zelf heel gauw schrijven.
Met mijn beste wenschen en een ferme handdruk, steeds je Jan Willem Luber.’
Ik vouwde de brief weer in het couvert en nam Vera's epistel op. Vera schreef:
‘Lief, klein Freuleke,
We kunnen ons niet voorstellen, dat je nu bijna al een maand wegbent. En we kunnen ons heelemaal niet voorstellen, dat er een tijd is geweest, dat we jou niet hebben gekend. Zoo vreemd is de Katuil zonder jou. En om je Engelsche brieven vechten de Koning en ik, ofschoon hij het natuurlijk nooit zou willen bekennen. Hier is alles nog bij het oude. Tok als steeds op Boeckstate, soms heele dagen onzichtbaar. Dan brengt 's avonds na den eten je Oom Boudewijn hem thuis en passeert verder de avond bij ons. De Koning kan heel goed met jouw Oom en meester opschieten, en ik streef altijd naar een behoorlijke kuif en keurig schoeisel, als hij er is. Hij heeft ons - begrijp eens, hoe buitengewoon aardig - een ets voor de kamer aangeboden. Ik heb hem bijna omhelsd van pure dankbaarheid, maar me nog intijds bedwongen en eenige welgekozen woorden gepreveld. Tok zingt nog steeds zijn lof in alle toonaarden en Noek zegt: ‘Mamma, hoe heet dat, wat daar woont?’ Dan wijst hij Boeckstate-waarts. Ik zeg Oom Boudewijn en hij papegaait: ‘Oom Boudewijn.’ Maar even later is
| |
| |
het weer: ‘Mamma, hoe heet dat, wat daar woont?’
De zaken van de Koning gaan beter. Hij heeft niet meer zijn zorgelijke rimpel boven de neus, en hij rookt 's avonds vele geanimeerde pijpen en zingt van: Joli tambour revenant de la guerre...
Wanda heeft zich sedert verleden week op het pad der liefde begeven. Jij kent natuurlijk haar aanbidder bijna vanaf de wieg. Het is een zoon van Stuut, die werkt op de groentekweekerij van Sluiter. Hij heet Kobes, maar Wanda zegt Koboés, met de klemtoon op de laatste lettergreep. Herinner jij je niet, dat Wanda zich altijd zoo strict aan het wekelijksch menu vasthield? En maar al te gaarne bereid was om het dorp in te ijlen om ‘eenen koolraap’, wanneer die 's morgens niet te krijgen was? Toen heeft de Liefde natuurlijk al gesluimerd. Ze is nu tot volle wasdom gekomen. Kun jij je Kobes voorstellen met zijn pet en zijn halfhempje en pantoffels als hij aangekleed is, en zijn klompen en zijn boezeroen, wanneer hij zijn dagelijksch toilet heeft gemaakt? Stel je daarnaast Wanda voor in haar wilde streepblouses met de hoed, waarop de kersen, en de groene jersey aan. Ik ben erg blij, dat Kobes even groot is als Wanda, het past beter bij haar karakter. Stuut is er natuurlijk fel op tegen. En hij doet, alsof ik de aanstookster van deze liefde ben. Hij negeert me, wanneer we elkaar op de straatweg passeeren en onze brieven stopt hij met een vertoornde duw in de bus. Dat heb ik vanuit de serre geobserveerd.
Met Dientje van Rooyen spreek ik heele middagen over je, dan drinken we thee, en knabbelen de koekjes, die Wanda bakt, als ze zin heeft. Wat een lieve vrouw is die Dientje, en wat heeft zij een blijmoedig-tevreden levensbeschouwing. De geit van Gerritje Knol danst shimmy, wist je dat? De Koning en ik hebben het zelf Zaterdagmiddag gezien. We hebben gebulkt, en, aangemoedigd door onze lach, shimmyde de geit hoe langer hoe hartstochtelijker het grasveld over.
| |
| |
Gister zijn er twee interessante Sachen voorgevallen. Ten eerste kwam 's morgens jullie Klaas om onze haag te knippen, en de grasschaar van Stuut weer mee te nemen, die jouw Oom zal laten slijpen - die haag was wel een doorn in het oog van je Oom - en gistermiddag kwamen de heer van de Binkel en de juffrouw met de sierlijke handzwaai een visite maken. Ik dankte mijn goed gesternte, dat alles nog al in de puntjes was en de haag zoo voorbeeldig. Jan Willem vertelde, dat hij jou ook geschreven had, en de juffrouw zat er zoo'n beetje onbenullig bij en keek van de Boeddha naar de zonnebloem en van de zonnebloem naar de gedrapeerde stoel. Jan Willem trachtte haar aldoor in het gesprek te betrekken, maar dan lachte ze, en zei niet veel.
Hier heb ik moeten afbreken, omdat Wanda op dit critieke moment weer eens van de trap viel met al het strijkgoed. Ik hoorde de bons en de gil en dacht minstens, dat Wanda verpletterd daarneder zou liggen. Maar ze zat alleen met een pyjama van Tok over haar beenen, en krampachtig een hemdje van Noek in de hand op de grond in de gang, en zei onbehoorlijke dingen. Ik trachtte haar op te helpen, maar ze zei:
‘Laat mai zitten tot ik oitgeraasd ben.’ Dus heb ik haar laten zitten en heb me even in de keuken aan het menu gewijd. Ik was daar nog mee bezig, toen ze binnenkwam met het strijkgoed, en zei: ‘Nun ga ik pletten.’ Ik vluchtte. Ze heeft een buil op haar hoofd, maar daarover arrangeert ze wel een van haar talrijke haarslierten. Ik ben benieuwd, wat ze 's avonds met Koboés beredeneert. Maar de Koning zegt, dat de taal der Liefde overal en altijd dezelfde is. Nu dapper klein Freuleke moet ik eindigen. Heel veel liefs van de gansche Katuil en bijzonderlijk van je Vera.’
Ik bleef doordroomen over deze beide zoo geheel verschillende epistels, tot de bel voor de thee ging en ik genoodzaakt was aftedalen tot de diningroom, waar miss Collins en Made- | |
| |
moiselle, Mary, Lilian en de nichten reeds aanwezig waren. Miss Jenkins was gelukkig uit teaen en Mrs. K.W. drinkt altijd in haar eenigheidje thee, soms met haar zoon. Ik verdenk hen dan van stiekeme festijnen. Het wachten was op de Hertogin, die trouwens altijd de laatste is. Vermoedelijk om reeds a.s. entrées van zalen in het Hertogelijk Paleis te repeteeren. Het regende! Ik geloof, dat het veel regent in Engeland. Ik beende door de diningroom met de handen op mijn rug, tot de blonde nicht me verzocht hiermee op te houden, omdat het haar nervous maakte. En de donkere zei, dat ze ook vreeselijk nervous van me werd. Mademoiselle trok me aan een slip van mijn japonnetje. ‘Letters from Home?’ vroeg ze zacht. ‘Yes, lovely,’ knikte ik. Ik zakte voor het raam neer, en dacht aan Oom Boudewijn, die nu misschien zijn pijp uitklopte voor het vuur en bromde op Karel, die nooit de haarden goed verzorgde.
‘Wat is Olivia laat,’ zei miss Collins. ‘Zal ik vast de thee inschenken?’
‘Natuurlijk,’ animeerde ik. ‘We kunnen wel tot supper op haar blijven wachten.’
En toen de Duchess binnenschreed in een gewaad met een sleepje op zij, dat ze af en toe wegschopte, viel ik haar aan.
‘Heb je de bel niet gehoord?’ zei ik. ‘We zitten hier allemaal al een kwartier te wachten. Ik dacht juist dat stiptheid nog al een Hertogelijke eigenschap was.’
‘Ik wou, dat jij je niet met mij bemoeide,’ zei ze vinnig.
‘Ik voel me hier zoo'n beetje de ceremoniemeester’ - ik vertaalde ceremonymaster, zoodat niemand me wel gesnapt zal hebben - ‘en ik houd van orde.’
‘Little beast,’ zei de Hertogin en ging zitten.
‘Please Olivia,’ verzocht miss Collins zacht.
‘O, ze kan gerust little beast tegen me zeggen’ - ik nam een chocolatecake van de schaal, ‘in mijn hart zeg ik wel veel ergere Hollandsche dingen tegen haar.’
‘Wat dan?’ vroeg Mary Mc. Carthy geanimeerd, en beet daarna verschrikt op haar onderlip.
‘Niet voor herhaling vatbaar. Je ziet er schattig uit Olivia.’
| |
| |
‘Jouw opinie interesseert me niets.’
‘Please girls,’ verzocht miss Collins. ‘Betty, nog thee?’
‘Slooten,’ zei ik. ‘Yes please.’
Het is wel genoeglijk dat ik er af en toe een Hollandsch woord invlecht, waar ze toch geen laars van snappen. Het is net, of ik er dan ook nog een conversatie voor mezelf op nahoud. Ik heb de Hertogin eens ‘silly old garnaal’ genoemd.
Silly en old snapte ze natuurlijk volkomen, maar daar garnaal voor haar was als Grieksch, ging de rest van de kernachtigheid voor haar verloren, terwijl ik er toch mijn plezier in had.
‘Ga jij met Kerstmis naar Holland?’ vroeg Mary Mc. Carthy op eens.
Ik dacht aan de brief van Jan Willem.
‘Neen,’ zei ik. ‘Ik wil eens een Engelsche Kerstmis meemaken. Daarnaar heb ik al jaren verlangd.’
‘Dat kan ik me best voorstellen,’ vond de Hertogin genadig.
‘Ik blijf hier ook.’ Lilian blikte me uitdagend aan.
‘Nu, dan hebben we gezelschap aan mekaar. Two is company and three is - enfin -’ prevelde ik vaag.
Lilian keek naar me met een gezicht, alsof ze me doorhad. Ze verdacht me natuurlijk van een geheime aanbidding voor zoon K.W. en hoe ik het er bijaldien op aanlegde om met Kerstmis zoon K.W. onder de mistletoe te lokken en hem dan te omhelzen. Ik was weer verstomd over mijn somnabulecapaciteiten. En ik wilde mijn gedachten net in welgeformuleerde woorden omzetten, toen ik toevallig naar miss Collins keek. Ze zag er zoo bedroefd uit, dat ik me direct murw voelde worden, alle vinnigheden inslikte, en mezelf erg klein vond.
's Avonds met de laatste post kwam er een brief van Emiel. Ik was al op mijn kamer, maar een van de verknochte maagden bracht hem boven. Emiel schreef me op geurend papier:
| |
| |
‘Lieve nicht,
Je hebt zeker wel kunnen begrijpen, dat ik jou op je laatste schrijven niet direct heb kunnen antwoorden. De teleurstelling was te groot. Maar nu je in Engeland zit, en misschien eenzaam bent - ik kan me jou gewoonweg niet voorstellen ver van Boeckstate - nu kan ik niet nalaten weer eens wat van me te laten hooren.
Hoe maak je het in het land van de Engelsche beauties en de fanatieke sport? Rijd je daar ook paard? En tennis je veel? Ik heb Oom Boudewijn eenige weken geleden per brief naar je gevraagd, maar als antwoord alleen een kaart gekregen met: ‘Alles goed’ erop. Hij is soms toch wel heel zonderling, die Oom van ons. - Met mijn studie gaat het best, ik denk volgend jaar klaar te zijn. Ik heb de laatste maanden hard gestudeerd, om aan mijn minder opwekkende gedachten te ontkomen. Je bent wel heel wreed geweest Betty.
Ik heb van Jan Willem Luber een verlovingsaankondiging gekregen. Natuurlijk was ik er wel eenigermate door verrast, maar ik kan niet anders zeggen, dan dat Jan Willem getoond heeft een buitengewoon goede smaak te bezitten. Paula zal een ideaal meesteresje van de Binkel worden. Ik hoop volgende week Oom Boudewijn een kort bezoek te brengen en zal me dan tegelijkertijd van Jan Willems geluk kunnen overtuigen.
Hier in Leiden is een nichtje van Paula komen studeeren. Ze heet Eugenie Setton. Ik vermoed wel niet, dat jij ze kent, want ze zijn met mevrouw van de Waarde gebrouilleerd. Het is ook een buitengewoon charmant meisje, en ze heeft een zeer bekoorlijk gezichtje. Ze doet me veel aan Paula denken, alleen lijkt ze me geestiger.
Schrijf me eens terug, als je lust hebt. Je behoeft niet bang te zijn, dat ik weer over liefde zal spreken, wanneer we tot een geregelde correspondentie komen. Ik kan me beheerschen. Vertel me veel van het leven in
| |
| |
| |
| |
Engeland, en hoe jij je dagen doorbrengt. Ik ben er van overtuigd, dat we dan spoedig weer tot de oude vertrouwelijke toon, die er altijd tusschen ons heeft geheerscht, zullen geraken. Inmiddels blijf ik, met veel hartelijke groeten, je neef Emiel.
‘Ja,’ dacht ik en vouwde de geurende brief weer in zijn keurige vrouwen. ‘Emiel zal wel over de teleurstelling heenkomen. En Eugenie Setton zal daar zeker geen klein aandeel in krijgen.’
Ik trok mijn jurk uit en deed mijn kapmantel om. Toen werd er aan de deur geklopt en in een zeer wereldsche kimono stapte Lilian binnen.
‘Heb je wat cold-cream voor me Betty? Ik zag het laatst op jouw toilettafel staan, en de anderen slapen al, dus...’
Lilian vlijde zich op mijn bed neer. ‘Een gezellige kamer heb je, vooral bij avond.’
‘Hier is de cold-cream,’ zei ik. ‘Smeer maar raak.’
‘Zat je te briefschrijven?’
‘Neen, ik heb pas een epistel gekregen.’
‘O foei, foei,’ zei Lilian en dreigde met haar gesoigneerde vinger.
‘Ja, van een mijner sweet hearts. Dat verwachtte je toch hè?’
‘Nice boy?’
‘Vreeslijke nice boy. Groot en donker met beelden van oogen.’
‘Do you love him?’
‘Ik ben dol op hem,’ zei ik, terwijl ik mijn vlechten losschudde.
‘Wat heb jij veel haar,’ prees Lilian. ‘Ik dacht altijd dat het valsch was.’
‘Ja mag er gerust eens aan trekken,’ bood ik vriendelijk aan.
‘Och nee, ik zie zoo wel, dat het echt is. Jammer hè, dat je het op moet steken. Hoe oud is je love?’
‘Acht en dertig,’ fantaseerde ik lustig.
| |
| |
‘Dus het is een màn,’ zei Lilian.
‘Ja, wat dacht jij dan?’
‘Dat het een boy was natuurlijk.’
‘Aan kalverliefdes doe ik niet,’ zei ik fier. ‘Maar hij ziet er uit als zeventien.’
‘Wat gek,’ zei Lilian.
‘Ja vreeselijk gek,’ beaamde ik.
‘En waarom trouwen jullie dan niet?’
Ik schuierde verwoed mijn haar.
‘Hij wil wachten, tot ik perfect door Mrs. K.W. wordt afgeleverd.’
‘Hoe vind jij Mrs. Willborough?’ Lilian speelde met haar kimonokwasten.
‘O, a darling,’ zei ik enthousiast.
‘En Mr. Willborough?’
‘Ook een darling.’
‘Hij heeft een lief gezicht, hè?’
‘Een dot van een gezicht,’ fantaseerde ik.
‘Maar jij mag niet naar hem kijken, als je al gauw trouwen gaat.’
‘O, maar dat mag bij ons in Holland best.’
‘How ridiculous,’ zei Lilian. ‘We vinden het hier in Engeland shocking, weet je.’
‘O ja? Nu, dan kijk ik niet naar hem. Ik vind hem ook niet de moeite waard.’
‘En je zei, dat je hem een darling vond.’
‘Kan dat dan niet?’
‘Wat ben je toch een vreemd kind,’ zuchtte Lilian. ‘Hoe vind je Olivia?’
‘A darling,’ zei ik weer enthousiast.
‘O ja? Ik dacht, dat ze je niet zoo bar sympathiek was.’
‘Maar dan vergis je je. Ik vind haar een buitengewone darling. En zoo elegant hè, en zoo gedistingueerd.’ Ik vlocht een vlecht. ‘Ik kan me best voorstellen, dat de Hertog doodelijk van haar is.’
‘Begrijp jij, dat wij de Hertog nog nooit hebben gezien?’
‘Natuurlijk wel. Ik zou ook niet met een Hertog te koop
| |
| |
loopen, als ik er een had. Stel je voor, dat hij eens verliefd op jou werd.’
‘Ja,’ zei Lilian, die voor deze redeneering natuurlijk wel wat voelde, ‘daar heb je gelijk in. Ik zou hem anders dolgraag eens ontmoeten.’
‘Misschien later in de uitgaande wereld,’ troostte ik haar.
‘Yes perhaps. Hoe vind jij Dora en Ellen Rowe?’
‘Oh, pèrfect dàrlings,’ zei ik.
‘Ik vind, dat ze nog al klitten,’ zei Lilian. ‘Ze hangen altijd zoo aan elkaar. Vind jij dat nu niet silly?’ - ‘O, heelemaal niet. Dat lijkt me juist aardig. Zoo sympathiek.’
‘Leelijk zijn; ze allebei,’ peinsde Lilian. ‘Ik vind Ellen erg leelijk met die groote bril op.’
‘O ja? Die bril staat haar best. Zoo energiek.’ Ik vlocht mijn tweede vlecht.
Lilian stond op, bekeek de photo van Boeckstate.
‘En hoe vind jij miss Jenkins?’ vroeg ze dan.
‘A dear old darling,’ jubelde ik weer. ‘Ze geeft verrukkelijk les.’
‘Ik geloof niet, dat ze jou zoo heel sympathiek vindt.’
‘Nee,’ zuchtte ik, ‘dat is best mogelijk. Maar daarom kan ik haar toch wel een dear old darling vinden. Liefde kan heel goed van een kant komen. Wist je dat niet?’
‘Heb je geen photo van je sweetheart?’
Ik nam van mijn toilettafel een kiek van Vera en de Koning.
‘Look here,’ zei ik. ‘En dit is zijn zuster.’
‘Oh, he is handsome,’ zei Lilian. ‘Maar hij lijkt veel ouder dan zeventien. Ik vind hem heel knap. Zei je niet, dat hij donker was?’
‘Nee, blond is hij. Met beelden van oogen.’ Ik trok mijn kapmantel uit.
‘Die andere sweetheart is natuurlijk een grapje.’
‘Ja natuurlijk.’
‘Dat dacht ik wel. Ben je niet vreeselijk gelukkig Betty?’
‘Geweldig.’
Lilian zuchtte.’
| |
| |
‘Ben jij het dan niet?’ vroeg ik.
‘Och nee. Soms wel. Maar dan - wat denk je, zou Mr. Willborough zich blijvend voor me interesseeren?’
‘O, vàst.’
‘Waarom denk je dat?’
‘Omdat hij altijd naar je staart en aan zijn snor plukt en verlegen wordt.’
‘Denk je, dat dat de symptomen zijn?’
‘Zoo was het tenminste met mijn sweetheart,’ - arme Koning - ‘maar misschien doet de nationaliteit er nog wel wat toe. Ik heb geen verstand van Engelsche sweethearts, zie je.’
‘Ik vindt hem de laatste tijd nog al verstrooid zijn,’ - Lilian rook onbewust aan mijn cold-cream, ‘en dat maakt me soms bevreesd.’
‘Silly,’ zei ik. ‘Dat is juist een bewijs van zijn affectie. Je moet hem eens een beetje aanhalen.’
‘Wat moet ik doen?’
‘Hem eens aanhalen. Onder zijn kin strijken bijvoorbeeld.’
‘Maar Betty,’ kreet Lilian, ‘dat doe je toch niet!’
‘O nee? Bij ons in Holland wel. Je kunt hem ook over zijn kruin streelen, wanneer je dat minder shocking vindt.’
Lilian keek me bepaald ontzet aan.
‘Wat zijn jullie Hollanders toch funny. Wij wachten hier af.’
‘Tot je onder je kin gestreken wordt? Ja, dat is ook een methode.’
Lilian stond op.
‘Ga jij werkelijk niet met Kerstmis naar huis? Vindt jouw sweetheart dat goed?’
‘Hij heeft het zelf aangemoedigd. Misschien komt hij me wel hier opzoeken. Maar het is nog niet heelemaal zeker.’
‘O, wat zou dàt aardig zijn,’ juichte Lilian. ‘Thousand thanks voor de cold-cream hoor. Je hebt me echt opgevroolijkt Betty. Mag ik eens weer komen praten?’
Ik gaapte verwoed. ‘Natuurlijk, als je zin hebt.’
| |
| |
‘Je kunt zoo met iemand meevoelen,’ zei Lilian. ‘Good night Betty. Pleasant dreams.’
‘Thanks.’
Ik deed de deur in slot. En ik balde mijn handen tot vuisten. O, de poppekasterij. De nonsens van alles. Ik had Lilian zoo goed doorzien. Eerst maken, dat ik lustig iedereen zou afkammen, en dan dat natuurlijk met vele tierlantijntjes aan de personen in kwestie overbrieven. Ik legde de brief van Emiel in mijn cassette, draaide het slot om. Toen werd er aan mijn deur getikt.
‘Elisabeth, ben je nog niet naar bed? Het is bij elven.’
Het was de stem van miss Collins.
Ik draaide gauw de deur open.
‘Ik heb mijn tijd verdroomd. Het spijt me erg.’
‘Je weet toch, dat om tien uur de lichten uitmoeten,’ zei miss Collins in dressing-gown.
‘Ja, ik had het heelemaal vergeten. Maar ik ben nu direct klaar.’
‘Gelukkig, dat Mrs. Willborough uit is. Nu hindert het niet zoo erg voor deze keer,’ zei miss Collins. ‘Good-night Betty.’
‘Hoort u eens,’ zei ik en greep een mouw van de dressinggown. ‘Hebt u verdriet? U zag er aan de thee zoo vreeselijk verdrietig uit. Komt u nog even bij me praten?’
‘Och, little one,’ zei mis Collins.
‘U behoeft mij niets van uw verdriet te vertellen. Dat is mijn bedoeling niet,’ zei ik. ‘Maar ik dacht, dat ik u misschien kon helpen.’
‘Helpen kan niemand mij. Ik moet mezelf helpen om het te dragen. En wanneer ik een downe dag heb, zooals vandaag, dan lijkt de burden unbearable.’
‘Ik heb oòk zulke dagen’ - ik keek naar de photo van Boeckstate - ‘ik heb ook van die dagen, dat...’
‘No, no,’ zei miss Collins, ‘you little one. Je verlangt alleen naar huis. That 's it. Jij bent voorbestemd om happy te worden, dat zul je zien. Jij staat nog aan het begin van je mooie, rijke leven. En voor mij is alles voorbij.’
| |
| |
Ik keek naar haar smalle gezicht met de rimpels bij de ooghoeken en de groefjes bij de neus en de mond. En naar het haar, dat al grijsde bij de ooren.
‘Ik dacht u te troosten, en nu troost u mij,’ lachte ik en ik klemde mijn handen in elkaar. ‘Thank you miss Collins.’
‘Good-night dear little Dutch girl,’ zei miss Collins. ‘Ik ben blij met je sympathie.’
Ze trok zacht de deur dicht. Ik kroop in mijn bed en ik dacht er aan, dat de toekomst me werkelijk zoo heel veel moois zou kunnen geven. Wanneer ik maar eerst ‘really brave’ kon zijn, dan zou ik voor Oom Boudewijn weer de oude kameraad kunnen worden. We zouden weer samen gaan rijden en wandelen en tuffen, weer samen gaan boomen en kibbelen, weer samen op Boeckstate gelukkig zijn...
Er gingen stappen mijn deur voorbij. De meisjes, die naar bed gingen. Nu zou op Boeckstate ook alles reeds donker zijn - misschien was alleen Oom Boudewijn nog op... En Oom Boudewijn zou grimmig trekken aan zijn doorrookte pijp en denken aan Rekel, die haar eigen weg had gekozen. Eenzaam - ach, natuurlijk zou hij doodelijk eenzaam zijn... zooals ik...
|
|