| |
| |
| |
Hoofdstuk XI.
5 September
Oldfield Lodge
Hill Road,
Bath.
Lieve Vera,
Wanneer ik nur Vera schrijf, dan sluit dat altijd vanzelfsprekend de Koning, Tok, Noek en Wanda in. Wil jij je dit in toekomst voormerken? Je ziet, ik ben nog niet aan Wanda's invloed ontkomen, misschien ook, omdat ik in mijn hand een zakdoek houd, waarvan de punt doordrenkt is van Wanda's odeur. Voorts ligt er naast me op tafel jullie boek, wat ik al drie keer gelezen heb en prachtig vind, en prijkt aan mijn linkerarm Toks armband en op mijn linkerheup Noeks ‘geps’. Jullie dear old dears! Zulke Engelsche expressies moet je me natuurlijk niet kwalijk nemen, want die worden me nu met de paplepel ingegeven.
En Vera, hoe is het met de Katuil? Brandt de Boeddha nog, als het schemert, en hoe knipt nu de grasschaar van valsche Stuut? Heeft Tok Oom Boudewijn ook gemist? En wordt Noeks vocabulary grooter? En Wanda - schrijf me haar laatste misdaden Vera, enfin, schrijf me alles en alles, wat er in de Katuil omgeving gebeurt. Je bent natuurlijk verlangend te weten, hoe het met mij hier gaat, en daarom steek ik meteen maar met mijn Engelsche bevindingen van wal.
Over de reis hierheen zal Oom Boudewijn, die van- | |
| |
morgen weer is afgereisd, je een volledig verslag komen uitbrengen. Dus kan ik volstaan met mijn indrukken van Mrs. Keith Willborough's Home. Er zijn hier, behalve mij, nog vijf meisjes, waarvan twee nichtjes zijn, Ellen en Dora Rowe, die zeér onnichtelijk aan mekaar verknocht zijn, en mekaar steeds dear en darling noemen. Voorts is er een Amerikaansche, Olivia Swindell, die al bijna twintig is en ons voorspiegelt, dat ze stiekum verloofd is met een Engelsche Hertog. Ellen en Dora kijken haar dan met ten jaloersche aanbidding aan, maar ik laat me niet voor de mal houden, en ik zei natuurlijk meteen, waarom de Hertog haar dan niet huwde. Je hadt mijn Engelsch moeten hooren. Ik spreek het so wie so al afschuwelijk, maar wanneer ik opgewonden raak, is het heelemaal een ratjetoe. Enfin, de dierbare Olivia snapte me toch, draaide me een bloote hals toe, en zei, dat Pa Hertog niet van vroege huwelijken hield en dat ze maar heel kort officieel verloofd zou zijn. Tenminste, dat snapte ik er van. Ze is natuurlijk door die Hertog, al is hij dan niet echt, de knal van het Home. Voorts telt Mrs. K.W. - de naam is me te lang, om steeds voluit te schrijven - nog een Schotsche onder haar vleugelen, Mary Mc. Carthy, die klein en sproetig en wel leuk is, maar ook geïntimideerd wordt door de a.s. Duchess en een lange, spichtige Engelsche Lilian Moody, wier eenig overgebleven familielid in Egypte aan het opgraven is, en die zulke prachtige, valsche tanden heeft dat het mij een speciale studie heeft gekost, om ze van echte te onderscheiden. Ziezoo, nu ken je mijn mede Home-bewoners. We hebben gelukkig allemaal een eigen kamer, behalve de nichten, die samen in een lits-jumeaux sluimeren. Mrs. K.W. is een zeer vorstelijke verschijning, heelemaal niet moederlijk om te zien, en ze is supposed de langste rokken van Bath te dragen. Ze ziet eruit als dertig, maar moet natuurlijk ouder zijn, omdat ze een zoon heeft
van achtentwintig, die ingenieur is en bij ons inwoont, en die een geheime
| |
| |
aanbidding voor Lilian koestert, altijd volgens Lilian zelf. Gek zeg, ze praten hier veel over love en sweethearts. Ze vroegen mij ook na twee dagen of ik in Holland een sweetheart had. Ik zei ‘drie.’ Dat vonden ze natuurlijk vreeslijk shocking, maar toch ook wel interessant en de a.s. Hertogin informeerde, of er ook iemand van adel bij was. Ik zei, omdat ik hooger dan een Hertog wilde reiken: ‘Ja, een onderkoning, maar die zit in Indië.’ Doch dit was te doorzichtig en ze hebben mij alvast één sweetheart kwijtgescholden. Mary Me. Carthy is sweetheartloos, trouwens de nichten doen wel geheimzinnig, maar hebben ze ook meer in de lucht hangen geloof ik, net als mijn onderkoning. En de Duchesse vond Oom Boudewijn ‘quite aristocratic-looking,’ en ‘a dear old gentleman.’ Ik heb het Oom Boudewijn 's avonds overgebriefd, en hij zei, dat de Hertogin naar de maan kon vliegen. Oom Boudewijn heeft hier geweldig getierd! Je moet hem maar wat troosten Vera!
Van lessen heb ik nog niet veel gemerkt. Er is een Fransche Mademoiselle, die erg verlegen is, en met ons in haar moedertaal moet converseeren. Voorts een Engelsche vergane beauty, miss Collins, die ons beliteratuurt, dan een muziekonderwijzeres miss Jenkins, die het zelfde, rooie haar van Wanda heeft, maar niet haar gouden hart - ze haatte mij op het eerste gezicht - last not least zijn er een genoeglijke, dikke schommel miss Quick, die zanglessen geeft, en een meneer met losse beenen, die ons in de edele dans- en houdingskunst bekwaamt. - Maar Emiel danst prettiger dan hij. - Ook moet er een kunstenaar bestaan met lange lokken, die de young ladies leert schilderen en etsen, en weet ik wat meer. Maar aangezien ik nooit, zelfs niet met een lineaal, een rechte lijn heb kunnen trekken, heeft Oom Boudewijn Mrs. K.W. verklaard, dat ik daarmee mijn tijd niet hoefde te verknoeien. Inplaats daarvan krijg ik Engelsche literatuurlessen en extra-music-lessons, zoodat ik
| |
| |
later Oom Boudewijns Fransche soldatenliederen stijlvol zal kunnen spelen. Zoolang Oom Boudewijn er was, mocht ik doorloopend met hem uit. Eén middag zijn we hopeloos verdwaald geweest, omdat Oom te eigenwijs was om de weg te vragen, en beweerde, dat hij bij intuïtie steeds goed liep. We zijn bijna in Bristol terecht gekomen, en met een auto eindelijk na supper weer in het Home aangeland. Maar nu de zeer vijandig uitziende trein Oom Boudewijn weer heeft weggevoerd van Bath, nu zal ik ook wel aan het dagelijksche programma moeten deelnemen.
Nu dear old Verax weet je al heel wat van me. Oldfield Lodge draagt zijn naam met zekere eere. Het is een voornaamd uitziend huis middenin een groote tuin staand. Maar Oom Boudewijn zei, dat hij er zijn beenen niet kon uitslaan zooals hij wilde. Och arme, hij is gewend aan de onbegrensde ruimten van Boeckstate.
Dag Allemaal. Heel veel liefs van Betty en schrijf me gauw.
* * *
12 September.
Lieve Vera,
Pas heb ik de brief aan Oom Boudewijn dichtgelikt, en nu slinger ik me nog aan de jouwe. Ik was heel blij met je epistel, dat me weer even verplaatste in Dear Old Home. Alles met een hoofdletter. En jullie kiek staat nu voor me tegen een dictionaire aangeleund. Morgen ga ik met Mademoiselle de stad in om een lijstje te koopen. Wat staan jullie er allemaal natuurgetrouw op en zelf Wanda op de achtergrond, met de theeketel voor haar buik, deed mijn hart opspringen van plezier. Wat prettig Vera, dat Oom Boudewijn al een paar maal bij je geweest is, en dat jullie voor hem Boeckstate hebt opgevroolijkt. Welke japon had juffrouw Fransen aan? Ga je ook nog eens voor me naar Dientje van
| |
| |
Rooyen, wil je, en is de geit van Gerritje Knol nog even levenslustig? Ik vind het eenig, dat Tok uit verknochtheid op Boeckstate geslapen heeft na Oom Boudewijns terugkeer, en dat Noek aan de late goudsbloemen heeft verteld, dat Tante Betty naar Enge - land is. Ik zie Noeks cherubijnegezichtje over de goudsbloemen gebogen en ik hoor zijn schattige stemmetje. Gek zeg, ik leef hier maar voor een zestiende, de rest is thuis!
Mijn Engelsch wordt al iets behoorlijker. Zoon K.W. heeft me zelfs een compliment gemaakt, waarover Lilian, die van de stille aanbidding, furieus op me werd. Zoon K.W. is een ‘sjaare’ Emiel, dus heelemaal mijn ‘sjaare’ niet, wat ik in het Fransch aan Lilian heb trachten uit te leggen, omdat ik niet wist, wat het in het Engelsch was. Ze leek me niet hard te gelooven en toonde valschelijk haar valsche tanden. Nee, ik ben hier geen succesnummer Verax. De Hertogin vindt me niet de moeite waard, omdat ik niet voor haar toekomstig diadeem kniel. De nichten tellen me niet eens. Lilian verdenkt me van een geheime amour voor zoon K.W., en Mary Mc. Carthy zeilt te veel met alle vijandelijke winden mee, om zich erg voor me te interesseeren. Maar jij kent me genoeg, om te weten, dat ik koninklijk maling aan ze heb! Mrs. K.W. doet af en toe moederlijk, en strijkt me dan over mijn opgestoken coiffure, ik geloof om te onderzoeken of die wel echt is - nee, dat is gemeen van me - en de onderwijzeressen zijn allemaal erg aardig, behalve miss Jenkins, die met het rooie haar. De beste maatjes ben ik met de dienstbaren; die zich voor me uitsloven. Maar je weet, dat is altijd een fort van me geweest. Zeg tegen Jan Willem, als je hem weer eens spreekt, dat het mij ook spijt, dat ik hem niet meer heb gezien, voor ik wegging, maar ik kon toch niet naar de Binkel ijlen om hem een afscheidshand te drukken. Bovendien vermoedde ik hem nog in het vliegkamp. Vera weet je nog die dag dat we gevlogen hebben? Och, och, wat een angst! Nu lach ik erom, en aangezien ze
| |
| |
hier zoo gewoon over vliegen praten als wij over fietsen, doe ik maar dapper mee en hang de stoutste verhalen op van mijn durf. Gelukkig verstaan ze mij maar voor een achtste.
Bath is een mooie stad, Mrs. K.W. zegt, dat het hier heel gezond is, maar mijn wangen dikken niet op, ondanks de porridge. We wandelen elke dag, verplicht, een uur, zoodat ik al heel wat van de omgeving heb gezien. Ik vind die wandelingen trouwens een verschrikking. De nichten, waarvan de een blond en bijziende, en de ander donker en verziende is, of omgekeerd, wandelen samen. De Hertogin schaart zich naast onze gegeleidster, zijnde afwisselend de verlegen Française, die voor haar siddert, en de vergane beauty, miss Collins, die tegen haar opziet. Wijders ontfermt Lilian zich over Mary en ik bungel er maar zoowat bij. Soms slinger ik me naast de tailor-made arm van de Hertogin en dan zeg ik allemaal schokkende dingen. En altijd wensch ik, dat ik de heele rataplan, Hertogin, nichten en Lilian, op Boeckstate zou kunnen vereenigen, waar ik in mijn element zou zijn, en waar ik ze zou kunnen toonen, wat ik beteeken in mijn eigen omgeving. Bij overlezing treft me dit laatste al heel kinderachtig en zul jij dit ook wel vinden. Het Engelsche klimaat heeft geen veredelende invloed op mijn karakter, zooals je ziet.
Dear Old Verax, ik ben nog al moe. Dus stort ik me in Morpheus armen. En ik hoop, dat ik weer droomen zal van Boeckstate en jullie allen. Want dat doe ik bijna iedere nacht. De enkele keer, dat mijn droomgenius me in de steek laat, beschouw ik de nacht als verloren.
Dag lieve Allemaal! Groet ook al mijn oude getrouwen in het lieve, oude dorp.
Much love from Betty.
Wat zeg je van dit fraaie, Engelsche slot?’
Ik vouwde mijn brief aan Vera dicht, en keek naar de
| |
| |
kiek, die tegen de dictionaire stond. En ik zag de Katuil en de haag met de lichtzinnige loten en de lindelaan, waarvan de gele bladeren nu al tegen de haag zouden stuiven. Ik keek eens uit het raam neer in de donkere tuin. En ik huiverde, omdat die tuin me vreemd was, zooals alles in Oldfield Lodge. Nu zouden op Boeckstate de lampen branden en de gordijnen wijd opengetrokken zijn. En zeker brandde in de Bibliotheek - want September was kil en naargeestig - de groote haard. Naast Oom Boudewijns stoel lagen de uitgelezen kranten op de grond, en hij bladerde in een tijdschrift en rookte zijn oude, doorrookte pijp. En juffrouw Fransen zou af en toe een bescheiden opmerking maken over het weer en de kou en dat Betty zich heel wel zou schikken in Engeland, en dat het haar veel goed zou doen. En Oom Boudewijn zou grommen, en ritselen met zijn tijdschrift en schuifelen met zijn voeten en doodelijk eenzaam zijn. Was dat dan heimwee, dat wanhopige gevoel in mijn hart? Ik beet mijn tanden op elkaar, ik wilde flink zijn. Doorzetten wilde ik, het mooie zien in Oldfield Lodge en de meisjes - lief zijn voor Collins met haar weemoedige oogen - en ik zakte neer op mijn bed en huilde...
De volgende morgen lag naast mijn ontbijtbord het stijve couvertje met Paula's handschrift, dat ik daar elke morgen had verwacht. Voor de vorm zei ik: ‘Excuse me please Mrs. Willborough.’ En ik maakte het open. Twee kleine kaartjes: Paula C.M.L. van de Waarde - Jan Willem Luber. Twee kleine kaartjes. Ik schoof ze weer in het couvert terug. Dan nam ik kalm de ansicht op, die er onder lag. Het was er een van Cato. Ze had op het adres erg haar best gedaan en haar naam Cato Spoel met sierlijke krullen geschreven. Ik dacht aan de avond, toen ze mijn haar geschuierd had en geweend had om Spreeuw. Spreeuw was daarna weer op het rechte pad der liefde teruggekeerd en had bij zijn schoenmakerszaak een agentschap in rijwielonderdeelen geopend. Die avond van het grijpe japonnetje en de zilveren band in mijn haar..., en Oom Boudewijn, die zei, dat ik als moeder was..
Ik keek de tafel eens langs, voorbij de gezichten, die me
| |
| |
niets zegden. Aan het hoofd zat Mrs. K.W. en glimlachte haar stereotiepe glimlach, die iets had van een wassen pop in een kappers etalage. Aan het andere hoofdeinde troonde zoon K.W. met zijn geplakte haren en zijn gezicht als Emiel. Ik dacht eraan, hoe Emiel me eens gezegd had - o, heel lang geleden - dat hij me lief vond. Toen liepen Oom Boudewijn en Jan Willem voor ons uit. En dan keek ik naar het kleine couvertje op tafel: Paula C.M.L. van de Waarde en Jan Willem Luber...
Na het ontbijt verwaardigde de Hertogin zich met me naar boven te klimmen. Op de trap keek ze wat viezig naar mijn ansicht, die ik triomfantelijk droeg.
‘Got a porst-card?’ zei ze.
‘Ja,’ zei ik, ‘van een onzer dienstboden.’
‘From a servant? You don't mean to say so.’
Ik zwaaide met de briefkaart en ik grinnikte van pure zenuwen.
‘Ja, dat kun jij je met jouw a.s. Hertogelijk personeel natuurlijk niet voorstellen, maar zoo zijn wij nu een keer in Holland.’
Ze keek, alsof ze het shocking vond, en ze arrangeerde de linten, die van haar linkerschouder stroomden.
‘Schilder jij niet?’ vroeg ze op de bovenste traptree.
‘Ik ben al doorgeschilderd!’ zei ik, op de op een na bovenste staand en naar haar omhoogblikkend. ‘Ik heb eens bijna de Prix de Rome gehaald. Nu doe ik er niets meer aan.’
Ik zuchtte. De Hertogin trok een mondje, alsof ik imbeciel was en gevaarlijk kon worden, en ze draaide zich om op haar hakspitsen.
‘Mijn a.s. schoonvader, de Hertog, zegt altijd dat de Hollanders such funny people zijn.’
‘Is jouw a.s. schoonvader, de Hertog, wel eens in Holland geweest?’
De Hertogin wandelde de gang af.
‘Met zijn eigen yacht. De ‘Seagull.’
‘O, dan ben ik hem wel eens tegengekomen. Holland is zoo klein weet je. 'n Aardige ouwe baas.’
| |
| |
Maar de Hertogin gaf me geen antwoord meer en wandelde een schoolroom binnen voor haar zeer speciale schilderlessen. En ik begaf me naar mijn extra-literatuurafdeeling, waar miss Collins me met Henry V vol begrijpelijke aanteekeningen wachtte.
's Middags ging ik met Mademoiselle het lijstje koopen voor de kiek die Vera gestuurd had. Mademoiselle, stil en klein, trippelde naast me. We daalden Hill Road met een kalm gangetje af. Het was een nevelige herfstdag, zoo'n dag, om Boeckstate lief te hebben, als de toppen der boomen door de nevel niet zichtbaar zijn, en de natuur stil is alsof ze op iets wacht. Zoo'n dag, waarop Oom Boudewijn gaat jagen met weitasch en geweer en zijn oude jagershoedje op, en als hij dan thuiskomt, klinken zijn stappen hard en luid in de vestibule, en schenk ik extra heete, geurige thee... Ik hoorde Oom Boudewijns stappen, ik roòk de geur van de thee...
‘Are you homesick?’ vroeg mademoiselle op eens in het Engelsch, hoewel Mrs. K.W. natuurlijk bevolen had Fransch te converseeren.
‘O, heelemaal niet,’ zei ik en stak mijn handen in de zakken van mijn jas en blikte omhoog naar de grijze lucht, die niet zoo dierbaar en grijs was als in dear old Holland. ‘Are you?’ Mademoiselle keek me wat vorschend aan. Dan knipte ze met haar oogen.
‘Ja, ik wel,’ zei ze dan eenvoudig. ‘Maar mijn jaar is gauw om. Ik ga met Kerstmis naar huis.’
‘Voor altijd?’
‘Ja, gelukkig wel. Ik zal hier nooit kunnen wennen.’ Ze huiverde.
‘En in het begin, toen u hier pas was, hoe voelde u zich toen?’
‘Oh, misèrable,’ zei Mademoiselle. ‘Ik verstond geen Engelsch, en het Fransch, wat ze hier spraken, verstond ik ook niet. Ah, mon Dieu. Wat ben ik radeloos geweest. 's Avonds, dans ma petite chambre, ik heb gehuild als een kind.’
| |
| |
‘Maar dat is toch beter geworden?’ vroeg ik.
‘Ja, een weinig. Un tout petit peu. Maar er komen toch ook wel weer dagen, dat een week me een maand lijkt en een maand een jaar! Dan zou ik zoo naar Lutry willen vliègen! En dan zie ik het huisje, waar maman woont, voor me. Zomers bloeit de klimroos langs de veranda, en dan is de tuin vol bloemen...’ Mademoiselle nam even haar lorgnet af. Ze staarde in de verte.
‘De Engelschen weten zoo precies wat ze willen. Ze zijn zoo nuchter. Ze doen nooit eens dwaas. Ik word verlegen, als ze zoo critisch naar me kijken. En verlegenheid is hier haast een schande, you know.’
‘Nu, verlegen ben ik niet direct,’ zei ik. ‘Ze mogen gerust critisch naar me kijken. Daar blijf ik dood laconiek onder.’
‘Mais tu es si triste,’ zei Mademoiselle. ‘Je kunt soms zoo bedroefd kijken. Daarom vroeg ik je, of je heimwee hadt. En daarom heb ik me misschien uitgesproken tegen je, ofschoon ik je haast nog niet ken.’
‘Ik hèb ook heimwee,’ zei ik toen. ‘Soms. Straks wilde ik me groot houden. Maar op zulke dagen - zulke grijze Septemberdagen... Ik zal u straks eens een kiek laten zien van mijn vriendin en haar gezin. Daar moet ik nu een lijstje voor koopen.’
Toen we weer op school terug waren, nam ik Mademoiselle mee naar mijn kamer. Het was nog te vroeg voor de thee. En daar liet ik de Katuilkiek zien, en photo's van Oom Boudewijn en ik vertelde Mademoiselle van Boeckstate en van Grace en van Jongert de tuinman, en van Dientje van Rooyen. Ik haspelde Fransch en Engelsch door elkaar en wat ik in geen van beide talen wist, zei ik maar in het Hollandsch. Toen zag ik dat Mademoiselle tranen in haar oogen had. Ze veegde weer haar lorgnet af.
‘Pauvre petit enfant,’ zei ze. ‘Mais tu es brave.’
En ik zamelde mijn kieken bij elkaar en boog er me diep overheen, omdat ik wist, dat ik niet ‘brave’ was, en dat ik nog heèl veel zou moeten leeren, voor ik zou worden, zooals Mademoiselle me dacht.
| |
| |
's Avonds schreef ik nog Oom Boudewijn:
‘Dear old Uncle,
Vindt u de Engelsche aanheffen niet expressief? Dit wordt een brief in een hurry. Vanmorgen heb ik de verlovingsaankondiging ontvangen van Paula en Jan Willem. Ingesloten vindt u mijn felicitatie. Koopt u wat voor het gelukkige paar? En zendt u dat uit mijn naam? Met ingesloten brief? Stuurt u niet bij vergissing mijn epistel aan u erbij? Het moet maar iets kristalligs zijn of iets van zilver. Een kristallen hors d'oeuvre schaal of so etwas. Enfin, ziet u maar. Met mij gaat het puik. Ik geloof zelfs, dat ik al opdik. Het is hier ook werkelijk wel gezellig. Ik heb vanmiddag in Mademoiselle een zusterziel ontdekt. En ik geloof, dat er wel meer zusterzielen zijn, als ik me maar de moeite van het ontdekken getroost. Hoe maakt u het? Geeft u jufrouw Fransen af en toe de stuipen, nu ik er niet ben als bliksemafleider? En jaagt u al weer? U schrijft me altijd, alsof het een zakelijke corvée is, U moet eens wat uitvoeriger te werk gaan. Alles interesseert me! Wiebelt Stuut nog steeds? En is de serre op de Binkel al klaar?
Deze brief is maar een tusschenepistel, dus schei ik er nu al mee uit. Vergeet me niet te melden, wat mijn verlovingecadeau geworden is, en nu ik dit schrijf, ben ik plotseling bevreesd, dat u het heelemaal vergeten zult te koopen. Zult u zoet zijn, Oom Boudewijn? Groet allen van me, ook juffrouw Fransen. Is Tok nog vaak bij u? Een zoen op uw kuif.
Rekel.’
- En de volgende morgen lag bij mijn ontbijtbord een cartonnen pak, waarop photo stond. Oom Boudewijn had er zelf mijn adres op geschreven met forsche letters: Miss Elisabeth van Opvoort. Ik stelde me voor, hoe hij zich over het carton had gebogen en zorgvuldig de letters geteekend
| |
| |
had. Ik keek naar Mrs. K.W. en ze glimlachte met haar kappers glimlach: ‘Maak het maar open.’
Toen sneed ik het touw door met mijn ontbijtmes, en ik wikkelde het carton eraf. En, ja, toen wilde ik, dat ik gewacht had, tot ik boven op mijn kamer was. Want op de photo stond Boeckstate, Boeckstate, zooals ik het in mijn droomen zag elke nacht... Boeckstate met de beuken op het voorplein en de strakke, hoekige gevel. Ik legde het weer in het carton. De meisjes keken recht en zedig voor zich. Ik at porridge met tranen, tranen met porridge. Ik vischte naar mijn zakdoek, die in de tasch zat over mijn stoel. En ik wreef eens steelsch langs mijn neus.
Maar toen ik, al weer met de Hertogin, naar boven liep, toonde ik de photo met de zondige trots, die ik soms bezit.
‘My Home,’ zei ik.
De Hertogin nam Boeckstate in haar welverzorgde vingers.
‘Well, I say, it's a castle,’ zei ze en wiegde verder de trappen op.
Maar ik rende haar vooruit naar mijn kamer en ik stortte bij mijn onopgemaakt bed neer en ik legde mijn hoofd op Boeckstate en ik dacht aan Mademoiselles woorden:
‘Oh, mais tu es brave...’
|
|