| |
| |
| |
Hoofdstuk XI
32. Hill Avenue.
10 November.
Coventry.
Lieve Anneke. We zijn weer sedert twee weken terug in het dierbare Coventry. En 't is een bende hier. Want Alice is er nog steeds niet in geslaagd om nieuwe dienstboden op de kop te tikken, met het gevolg dat het welzijn der huishouding afhangt van Bertha Jenkins en van mij. Bertha heb ik je wel eens beschreven hè? Anneke, ze is een type. Ze lacht altijd, en alles wat haar gezegd wordt, glijdt langs haar af gelijk water langs een regenmantel, die werkelijk waterproof is. Ik geloof dat ze Dokter tot razernij heeft gebracht. Ik heb zoo'n idee, als Dokter niet op een goeie dag in Eale was gekomen met zijn anders zoo keurig achterover geschuierde haardos in drie valsche scheidingen, dat we dan nù nog op ‘The Eagle’ zouden hebben gezeten, want Alice had het er best naar de zin. Wat Dokter precies tegen Alice gezegd heeft, weet ik natuurlijk niet. Maar een feit is het, dat ik diezelfde middag geroepen werd om de koffers te pakken, en de volgende dag toerden we terug naar Coventry. Alice strak, nijdig, maar gelukkig zwijgend, dokter oòk zwijgend, Millicent stout, en Puck bezwaard van gemoed. Ik heb het in Eale, door Mona's hulp, heerlijk gehad. Ik zou wel willen Anneke, dat jij Mona eens ontmoette. Ik weet zeker, dat jij ook onverwijld met haar zou kunnen opschieten.
| |
| |
Toen we nauwelijks onze diverse beenen uit de auto en in de hall hadden, zei Alice, dat ze zich ziek voelde, en naar haar kamer ging, het aan Mademoiselle overlatend om het wiel der huishouding gesmeerd te doen draaien. Eensdeels was ik er ganschelijk niet rouwig om. Alice in bed is altijd nog beter, dan Alice over de vloer. En wat ìk dacht, zèi Bertha Jenkins onomwonden, en ze maakte er nog een paar danspassen bij. Want dansen, dat kan ze zeg. Ze heeft groote voeten en voor-historische beenen, en als ze danst is ze van een lichtheid en soepelheid, die mij verbluft doet staan. Ze danst op alles. Ik zou haast zeggen: haar beenen zijn op zichzelf al muziek. En het grappige is, dat ik dit nooit vermoed heb. Ze hield zich, voòr we naar Eale gingen, nog een beetje voor mij in. Ik was Mum, haar afkorting van Mademoiselle. Maar nu ben ik nog wel Mum, maar sta toch meer op voet van gelijkheid met haar, daar we samen de kamers beurten geven, samen koken, samen afwasschen, en samen - ja, ik vind het erg om dit te bekennen, samen kwaadspreken. Of liever, Bertha Jenkins - ze wordt meestal voluit met naam en toenaam genoemd - spreekt kwaad, en ik luister en zwijg. En, je weet, wie zwijgt stemt toe.
Ze heeft een leuke manier om te zeggen: ‘Verdoekeme.’ Ik vermoed, dat dit een preutsche verbastering is van ‘verdikkeme’. Ze zegt het even vlot en grif, zooals wij ‘pardon’ zouden zeggen, of, nog beter ‘sorry’. Als Alice in het kwartier tien keer om haar belt, dan zegt ze bij de derde keer al: ‘Hm, belt ze weer. Oh verdoekeme.’ En dan verdwijnt ze, wonderlijke passen uitvoerend, naar de slaapkamer van Alice. En belt Alice zoo vaak voor mij, dan zegt ze trouw- | |
| |
hartig: ‘Mum, u moet maar denken: “Verdoekeme!” Soms bekijk ik haar in stilte, trachtend haar leeftijd te schatten. Ze kan 28 maar ook 38 zijn. En ze heeft een “young man” of te wel een vrijer, die mij mijlen de keel uithangt, omdat ze altijd over hem aan het meieren is. Hij heet Bill, en hij “studeert” op het oogenblik voor chauffeur.
“Maar, och Mum, hij is nog zoo zenewachtig. En als ie dan bij de outo op zoo'n ding trappe moet, op zoo'n pedaal, u weet wel Mum, dan trapt ie nog al es verkeerd”.
Hij heeft al boomen, kinderwagens, huizen en brugleuningen omver- in- en stukgereden, altijd volgens Bertha. - “Compleet 'n bioscoop Mum”. - En dat hij nog leeft, en dat er nog eén autohandelaar in Coventry is, die Bill het autorijden wil bijbrengen is mij een raadsel. Maar Bertha Jenkins heeft de heele roman in drie deelen al klaar. Als Bill gediplomeerd chauffeur is, zal ze Dokter voorstellen Roberts, de kalme, bezadigde af te schaffen, en Bill, de gevaarlijke film-chauffeur in dienst te nemen. Dan kunnen ze trouwen, en dan “trouwen we hier in”, zegt Bertha optimist. Zooals ze bij ons in Friesland er over spreken bij “de ouders in te trouwen”. Ik ontneem haar deze illusie maar niet.
Het laatste nieuws is, dat Alice mannelijk personeel wil aanschaffen: een kok voor de keuken, een huisknecht als tweede meisje voor “binnen”, en dan Bertha Jenkins voor het zwaardere werk. Bertha heeft geloeid en gedanst van plezier.
“Oh Mum, wat 'n mop. Nou maar, dat kan 'n mop worde hoor!”
| |
| |
De advertenties gaan deze week in zee, dus we zullen maar afwachten.
Anneke, ik tol van de slaap. Ik ben op de been van 's morgens zeven tot 's avonds negen. 't Is nu bij tienen. Ik kruip vroeg in mijn mandje. Groet allen van me. En wip even naar vader en moeder en zeg dat ik het puik maak. Niets zeggen van het dienstbodenlooze tijdperk hoor! Dan zijn ze misschien nog ongerust, dat ik het te druk heb.
Poot van Puck. Bye, bye’.
‘Mademoiselle! Mademoiselle Gladys!’
‘Ja, wat is er?’ Puck werd halfwakker uit een loodzware slaap.
‘Zoo'n dorst’.
‘Och, arm diertje. Wacht, ik zal je water geven.’
Pucks zware beenen hingen bij het bed neer. Wat was ze moe!
‘Water! Ik wil water! Zoo'n dorst’, huilde Millicent.
‘Ja, ik kom bij je’.
Ze tolde even tegen de tafel aan. Duizelig van slaap en moeheid was ze. En terwijl ze Millicent water gaf, en haar weer instopte, en weer terugkroop in bed, wenschte ze aldoor, maar vurig, dat ze toch niet ziek mocht worden. Hoe was het mogelijk, dat iemand zoò moe kon zijn!
Toen de volgende morgen om half zeven haar wekker zoo monter en opgewekt rinkelde, duwde Puck haar hoofd weer in de kussens.
‘Oh, vervelende rammelaar!’ zei ze hardop tegen de waaksche wekker. En toen lachte ze, en gooide de dekens
| |
| |
weg. Ze zou maar gauw opstaan, dan kon ze haar kamer nog doen voor het ontbijt. Ze trok de gordijnen open; er hing een dikke mist, de huizen aan de overkant waren niet eens te zien. Puck rilde even. Voorzichtig deed ze de deur naar Baby's kamer dicht. Om half acht - Baby sliep nog - daalde Puck af naar de beneden regionen. In de groote kille keuken zette ze het water op voor thee, en dekte tegelijkertijd in de eetkamer de tafel voor het ontbijt. Ze stond even te denken. Wat zou Dokter willen hebben voor zijn ontbijt? Havermout - de beroemde porridge - natuurlijk. En die kookte Bertha Jenkins hem niet naar de zin. Zou ze alvast de melk gaan opzetten? Nee, nog te vroeg. Gek, ze was altijd bang met alles te laat te zijn, ze had nog geen overzicht, zooals moeder het noemde. Het water kookte en Puck zette thee. Het was net of ze alleen was in het groote huis. Alles was zoo stil. Zou Dokter vannacht weer uitgeroepen zijn? Nu ze zoo moe was, sliep ze zelfs door de nachtbel, die haar in het begin met hartkloppingen had doen overeindstuiven, finaal heen. Ze keek in het provisiekamertje, dat naast de keuken was. Ja, alles was er nog. Ham, eieren, spek. Als ze aanstonds de thee bovenbracht, zou ze meteen maar vragen wat Dokter voor zijn ontbijt wenschte, en wàt de dierbare Alice. Toen werd er gebeld en het was Bertha Jenkins, die onmiddellijk de hall met haar zware geluid vulde.
‘Oh Mum, wat 'n weer. Je kunt geen hand voor je uitzien. Gevaarlijk weer Mum. En koud. Heb u de thee al klaar?’
Soms deed Bertha Jenkins, of ze een graag geziene logé was.
‘Praat niet zoo hard’, zei Puck. Ze luisterde even aan de trap. Hoorde ze Millicent? Neen, gelukkig nog niet.
| |
| |
In de eetkamer schonk ze thee in, twee kopjes voor Dokter en Alice, met een beschuitje. Ze schikte het kanten kleedje netjes in het blaadje, zette voorzichtig de kopjes er op. Alice tierde al in de vroege morgen, wanneer het ritueel niet precies in orde was.
En toen ze de trap opliep met het blaadje, dacht ze opeens aan haar logeerpartijen bij Carla. Dan bracht het meisje de thee boven op een blaadje met een kleedje, en Carla en zij zaten elk in een bed, Carla dwaas-kinderachtig onder het kanten mutsje, en zij met het rose of het blauwe lint, dat ze 's nachts gelijk een tennisspeelster om haar haar bond, wat afgezakt op een oor. Dan - terwijl ze de beschuitjes peuzelden - vertelden ze mekaar wat ze gedroomd hadden. Carla was altijd onuitputtelijk in het verzinnen van droomen. Puck glimlachte. Ja, dit was wel iets anders! Maar wat had Mona gezegd?
‘Kind, wat komt het er op aan wèlk werk je doet. Hòe je het doet, dat is het voornaamste’.
Puck klopte aan.
‘Come in’, riep Dokter.
‘Good morning Mrs. Cuningham. Good morning Dokter’.
‘Good morning Mademoiselle’. - Een gebrom van Alice.
Puck zette de thee op het tafeltje, dat tusschen de beide bedden instond.
‘Wil ik de gordijnen opentrekken, Mrs. Cuningham?’
‘Hoe is het weer?’
‘Erg mistig vanmorgen’.
‘Neen, laat dan maar dicht.’
| |
| |
‘Is er al getelefoneerd Mademoiselle?’
‘Neen, nog niet Dokter. Wat wilt u voor uw ontbijt hebben?’
‘O - e - eenvoudig maar. Havermout en een gekookt ei’.
‘En u Mrs. Cuningham?’ Gek, maar ze moest zich altijd weer opnieuw overwinnen om Alice aan te kijken.
‘Een paar gebakken eieren met ham. Maar bros gebakken, denk er aan. En een paar heele dunne boterhammetjes.’
‘Goed Mrs. Cuningham’.
Toen zei Dokter: ‘U ziet heel bleek Mademoiselle. Voelt u zich niet prettig?’
Puck boende meteen haar wangen rood.
‘Ik voel me heel goed Dokter. Dank u’.
‘'t Komt van het licht’, zei Alice. ‘Iedereen ziet bleek onder dat licht. Dat weet je toch Jack!’ wrevelig.
Puck dacht: ‘Ja, stel je voor, dat ik me zou vermeten om bleek te zien’.
En toen werd er tegen de deur getrapt en een krijschstem gilde:
‘Mammy-y-y!!’
Puck deed de deur open. Binnen rolde letterlijk Millicent!
‘Och Baby’, zei Puck.
Maar Millicent liep Puck in eén vaart voorbij en heesch zich in het bed van Alice.
‘Mammy-y-y!! Zij heeft me alleen gelaten. Zij heeft me niet willen helpen. Zij....’ En toen schopte Millicent in haar opwinding het blaadje van het tafeltje, zoodat de thee op de grond droop, en de kopjes in scherven neerdaalden.
| |
| |
‘Nee maar, dit is te gek’, stoof Dokter op. ‘Wil je stil zijn Millicent. Onmiddellijk! Wil je stil zijn? Mademoiselle hebt u Baby hooren roepen?’
‘Neen Dokter, toen Bertha belde om acht uur, heb ik nog aan de trap geluisterd’.
Puck boog zich om de scherven op te rapen.
En toen stormde Alice: ‘Jack, ik wou dat jij je er niet mee bemoeide! Voel eens hoe koud Baby is? Voel eens naar haar voetjes. Kom maar hier bij Mammie, Darling. Zoò, dicht bij Mammie. Mademoiselle, u deugt letterlijk nergens voor, u.... Stil Jack, laat me uitspreken. U denkt niet na, u hebt geen hersens. Ga astublieft naar beneden, en stuur Bertha boven. Maar ga dan toch’.
Op de trap hoorde Puck Dokter zijn stem verheffen en toen Alice, die letterlijk krijschte. Later aan het ontbijt zei Dokter, hij keek wat verlegen: ‘Mevrouw is zeer overspannen Mademoiselle. U moet maar niet zoo serieus opvatten, wat mevrouw zegt.’
‘O, maar dàt doe ik al lang niet’, zei Puck en boog zich diep over de trekpot.
- Het werd, zooals Bertha Jenkins zei, een dag met een gaatje. Want 's middags, kwam de hartsvriendin, Mrs. Douglas, teaen. En Alice belde Puck speciaal boven, om haar te zeggen, dat ze in het vervolg wenschte ‘Madame’ te worden genoemd. Puck zoog haar wangen in. Bijna had ze gegrinnikt. 't Klonk zoo kostelijk. ‘Yes madame’. En Alice had uitgebreide instructies voor de tea gegeven. Puck zei maar ‘Yes Madame’ en ‘No Madame.’ Ze dacht: ‘Je kunt zooveel “Madames” van me krijgen als je wenscht.’
| |
| |
Mrs. Douglas was lang en slank als Alice, knap en hoogmoedig en kwijnend. Ze had de gewoonte, om, als ze eens tegen Puck sprak, langs of over haar heen te kijken. 't Gaf Puck altijd zoo'n behaaglijk gevoel. Ze zat naast het bed van Alice in een met cretonne overtrokken groote stoel, en ze liet haar hoofd tegen een kussen leunen met het gebaar van een geknakte vogel. Puck, die bezig was de theetafel in orde te maken, en die al vijf keer de trappen was op- en afgedraafd, dacht: ‘Je moest maar eens zooveel trappen hebben geloopen als Bertha Jenkins en ik vandaag hebben gedaan’.
‘Mademoiselle’.
‘Yes Madame’.
‘Die toast is afschuwelijk geroosterd. Dat kunnen we zoo niet eten. 't Is ook veel te dik. Ga ander brood roosteren’.
‘Goed Madame’.
‘En - Madèmoisèlle!’
‘O, wat nou weer?’ dacht Puck, die met het toastrek vol flinterige, lichtbruin geroosterde boterhammetjes, de deur wilde uitgaan. ‘Yes Madame?’ zei ze.
‘De thee is te sterk. Daar moet nog kokend water bij. Maar laat het water goed koken’.
‘Yes Madame’. Puck had een voet over de drempel.
‘Màdèmoisèlle’.
‘Yes Madame’.
‘Waar is Baby?’
‘Die baadt haar poppen Madame’.
‘Waar?’
‘In de wachtkamer. Daar is Bertha bezig. Die let zoolang op haar’.
| |
| |
Toen Puck beneden kwam met het veroordeelde toastrek, zwaaide Bertha Jenkins haar beenen in een groteske danspas.
‘De toast niet goed? Zei ze dat? Wat wou je doen Mum? Ander brood roosteren? Zèg!’ Een verachtelijk armgebaar. ‘Geef ze maar hier, we leggen ze nog even op de rooster, en snijen de randjes er af. Heb je ooit mooier toast gezien? 'n Schilderij gewoon. Je brengt het zoo weer boven Mum. Op mijn verantwoording’.
‘Ja, daar heb ik wat aan, aan jouw verantwoording’, bromde Puck. ‘Als mevrouw het merkt krijg ik op mijn kop, en niet jij’.
‘Nu, dan zal ik haar wel eens vertellen, hoe ik over haar denk. Daar heb je warempel die duivelsche telefoon weer. Verdoekeme,’ zei Bertha en verdween naar de hall in een flat Charleston. Ze kwam terug in een Slow Fox.
‘Voor u Mum’.
‘Voor mij?’
‘Ja, 'n Meneer’.
‘Maar Bertha, dat kan toch niet. Ik ken hier niemand.’
‘Ja, weet ik dat’, zei Bertha. Ze keek geheimzinnig. ‘Ga nu maar. Laat 'm niet te lang wachten. Ik wou, dat Bill me eens opbelde’, zei Bertha Jenkins dweepend.
Puck liep naar de telefoon. Haar hart klopte wonderlijk. Wie kon haar nu opbellen. En dan 'n meneer. 't Moest natuurlijk iemand uit Holland zijn. Misschien oom Frits, of e.....
‘Hallo!’ riep Puck.
‘Bent u het Mademoiselle?’ 't Was Dokters stem.
| |
| |
‘Ja, Dokter?’ Puck trapte achteruit naar een denkbeeldige Bertha.
‘Nog iets geweest?’
‘Ja Dokter’. Ze keek op het lijstje naast de telefoon. ‘Mrs. Star heeft opgebeld, of u daar nog komt vanmiddag en Mrs. Brawling. En Mrs. Stevenson zei, of u er op rekenen wilt, dat ze morgen op het spreekuur komt’.
‘Anders niets Mademoiselle?’
‘Neen Dokter.’
‘Goed, dank u. Ik kom niet thuis voor de thee. Reken dinner maar om acht uur vanavond’.
‘Best Dokter’.
‘Hoe is Mevrouw?’
‘Mevrouw heeft bezoek Dokter’.
‘Zoo. Dag Mademoiselle’.
‘Dag Dokter’.
Puck hing de telefoon op. Ze bleef even tegen het tafeltje leunen. Wat een lam idee was dat toch, dat er niemand in heel Coventry was, die haar eens zou kunnen opbellen. Wat was ze eenzaam hier. Doodelijk eenzaam.
‘Nu, en wat zei die?’ vroeg Bertha Jenkins, die net Baby het badwater, waarin ze behalve de poppen, ook diverse tijdschriften aan het baden was, had afgenomen. ‘Zul je stil zijn?’ Want Millicent zette een keel op.
‘Oh Mademoiselle. Mademoiselle! Zij knijpt me. Ze heeft me geknepen’.
‘Dat jok je!’ raasde Bertha, direct beleedigd. ‘Ik heb haar bij de arm gepakt. Zoo!’ Bertha maakte weer het manuaal, waarop Baby nog harder gilde. ‘Zul je stil zijn! Kijk nu eens,
| |
| |
hoe die smeerboel d'r uitziet’. En Bertha pakte een druipnatte Strand en een sliknatte Nash op. ‘Zul je stil zijn!’
‘Mammy-y-y!!’ gilde Millicent. Puck hurkte bij haar neer.
‘Toe, stil toch Baby. Schreeuw niet zoo. Mammy is ziek. Dat weet Baby toch. Kom maar bij Mademoiselle. Zoo hè? Kleine poeleke’.
‘Ja, zoo moet u maar doen’, zei Bertha verontwaardigd. ‘Wie verwent haar nog het meest hier in huis? U! Met haar bloote beenen naar bed, dàt moest ze!’
‘Nièt naar bed, nièt naar bed’, gilde Millicent.
‘Nee hoor, je mag hier blijven. Ga je poppen maar afdrogen. Zal Mademoiselle je een badhanddoek halen? Zoo'n heerlijke groote badhanddoek? Dan moet je ze goed droogwrijven poeleke, anders vatten ze kou’.
‘Ja, ja’, zei Baby gretig.
Toen schrilde de bel uit de slaapkamer door het huis. En tegelijkertijd kwam uit de keuken de geur van verbrande toast.
‘Bertha, het broòd!’ riep Puck nog, terwijl ze naar boven vloog.
‘Wat was die telefoon Mademoiselle? En waarom huilde Baby? En waar blijft het geroosterde brood? En het kokende water!’
‘Dokter was aan de telefoon Madame’, begon Puck maar met de eerste vraag.
‘Waarom vertelt u me dat niet? Dat behoor ik toch te weten’. Alice zuchtte.
‘Dokter vroeg alleen of er nog iets was geweest vanmiddag’.
| |
| |
‘En, hebt u dat opgegeven?’
‘Yes Madame’.
‘Wat was er dan geweest?’
‘Mrs. Star had opgebeld. En Mrs. Brawling en Mrs. Stevenson’.
‘Hebt u dat gezegd?’
‘Yes Madame’.
‘En waarom huilde Baby zoo?’
‘Ze knoeide een beetje, en daarom verbood Bertha haar even’.
‘Huilde ze daarom?’
‘Yes Madame?’
‘Onbegrijpelijk. Baby huilt anders nooit. En waar blijft de toast?’
‘Ik ben het brood aan het roosteren madame. Ik zal het u direct bovenbrengen met het water’.
‘Breng me eerst de telefoon boven.’.
‘Ja, goed Madame’.
Toen ze de deur nog niet gesloten had, hoorde ze Alice zeggen: ‘Alles moet men letterlijk zelf doen. Alles!’ En de kwijnende Miss Douglas, die thuis nog geen kopje verzette, beaamde met een beschaafde geeuw:
‘Oh yes’.
- Na de telefoon boven te hebben gebracht, stoof Puck naar de badkamer om een badhanddoek voor Baby, en dan naar beneden om te zien wat er van de toast nog voor de consumptie geschikt was. Bertha sneed net nieuwe boterhammen.
‘O Bertha, veèl te dik! Geef maar hier, die eten
| |
| |
wij wel op straks. Heb je nog wat van de toast gered?’
‘Ja hier, twee sneedjes. Lieve help, daar belt ze al weer. Eén keer. Da's voor u Mum’.
Boven zat een ziedende Alice in bed....
| |
| |
‘Och Bertha ga jij even. Toe asjeblieft. Zeg maar, dat ik niet bij het brood vandaan kan. En, Bertha, zet even wat water op voor bij de thee. Dat had ik heelemaal vergeten. Nee, nee, niet zooveèl. Een beetje maar’.
Alice belde weer. ‘Verdoekeme’, zei Bertha.
‘Ga nu even Bertha’.
‘Ja, ik kan oòk geen tien dingen tegelijk doen’.
‘Nu, dan zal ik wel gaan’.
‘Mum, hou je gemak, ik vlieg al’, zei Bertha.
Maar ze kwam terug met de boodschap, dat Mademoiselle zelf moest komen. ‘Ze zei: “Als ze eén keer belde, dan was dat voor ù!” En ik zei....’
Doch Puck was de keuken al uit.
Boven zat een ziedende Alice in bed, en in de cretonnen stoel een Mrs. Douglas, die bijna leek te slapen, en onder half-geloken oogleden Puck volslagen voorbijkeek.
‘Mademoiselle, ik wacht op het water’.
Puck had wel graag haar handen in een radeloos gebaar geheven. Maar ze beheerschte zich, en zei gedwee: ‘Ik had vergeten het water op te zetten Madame. So sorry. Maar het zal nu wel koken. En ik hoop ook, dat de toast goed is. Wenscht u nog iets anders?’
Alice viel achterover in de kussens. Ze sloot haar oogen. Ze zei:
‘Dokter zal vanavond wel met u spreken’.
Met looden beenen liep Puck opnieuw de trap af.
‘Mademoiselle! De poppen zijn droog!’ riep Millicent. ‘Wat zal ik nu doen?’
| |
| |
‘O kind, ik weet het niet. Kom maar even mee naar de keuken’.
En Puck dacht, dat bij Alice altijd alles in het honderd moest loopen, omdat ze door haar veeleischendheid het uiterste vergde van iedereen. Want wat beteekende dat nu. Een paar boterhammetjes roosteren, thee zetten, een theetafel keurig in orde maken. Niets! Prettig werk was het! Zelfs, als je al de heele dag gesjouwd had vanaf half zeven af. Maar Alice was in staat de kalmste mensch tot razernij te brengen. En dan kunnen in je gevoel de eenvoudigste dingen tot onoverkomelijke moeilijkheden uitdijen.
Bertha was weer naar de spreekkamer gegaan. Ze zong: ‘You are my dear little, neat little, sweet little dairymaid’.
Puck schikte de nieuwe toast op het toastrek. Het water kookte. Ze zou dit nu eerst maar naar boven brengen.
‘Mee’, dwong Millicent.
‘Nee poeleke. Dat kan niet. Nu niet. Mammy is ziek hè? Kom, ga nog even naar Bertha’.
‘Nee, nee, wil meeeee!!’ krijschte Millicent.
‘Hè Baby dan toch! Toe, eventjes maar. Dan mag jij aanstonds theeschenken met je eigen serviesje. Goed?’,
‘Ja’.
‘O, kom je daar weer aan’, gromde Bertha Jenkins. ‘Als je maar overal met je vingers afblijft hoor!’
‘Eindelijk’, zuchtte Alice bij Pucks hernieuwde binnenkomste. ‘Waarom huilde Baby zoopas?’
‘Ze wilde met me mee naar u toe Madame’.
‘Waarom hebt u haar niet meegenomen? Was dat te veel moeite?’
| |
| |
‘Ik dacht, dat het u te druk zou zijn’. Puck schonk de thee bij, brandde zich aan de ketel. Ze likte even haar vingers af. Ze overzag de theetafel. Ziezoo, nu was wel alles in orde. Toast, cake, drie soorten sandwiches, keurig geschikt in de schaaltjes op de wit-geborduurde kleedjes. ‘Wenscht u nog iets Madame?’ Alice schudde haar hoofd.
Beneden zei Bertha: ‘Als u maar weet, dat ik snak naar mijn thee’.
‘Zeg Bertha, als jij nu ook al begint’, zuchtte Puck, ‘dan weet ik me heelemaal geen raad meer’.
‘Ik mag mijn eigen serviesje hè? Hè? Ja hè?’ riep Baby.
‘Ja natuurlijk. Ik zal het voor je halen. Toe Bertha, dek jij dan even in de eetkamer’.
Bertha gooide een been in de lucht als de grootste revue-ster.
‘Vooruit dan maar’, zei ze goedgunstig.
Pas zaten ze in de eetkamer - ‘Kom maar bij ons zitten Bertha’, had Puck gezegd, ‘Dokter komt toch niet thuis’ - Baby knoeiend met haar eigen serviesje, Puck met Kilometers trappen in haar beenen, Bertha vertrouwelijk haar ellebogen steunend op de tafel, of, weèr klonk de bel uit de slaapkamer. Twee maal. Voor Bertha.
‘Verdoekeme’, zei Bertha, zich moeizaam verheffend. ‘Als een mensch even zit, kan ze maar weer overeind. 't Is ook nooit goed’.
Ze kwam weer binnen met een grijns op haar gezicht. ‘Ik heb Mrs. Douglas moeten uitlaten. Die hebben ook niet lang getheed. En ze heb een gezicht als een oorwurm. Gaat u maar, als ze weer belt hoor!’
Puck wees op Millicent. Ze fronste haar wenkbrauwen.
| |
| |
‘Nou ja’, bromde Bertha Jenkins, terwijl ze een dikke boterham van jam voorzien doormidden sneed. Maar dan lachte ze:
‘En wie was daar straks voor u aan de telefoon?’
‘Och malle’, zei Puck. ‘Dat was toch immers Dokter’.
‘Dokter? Nee, dat meent u niet Mum’.
‘Och uilepit, natuùrlijk’.
‘As je me nou! Hij had een heel andere stem dan anders!’
‘Ja, dat kan wel’. Puck strekte haar beenen. ‘Dit deed even goed, deze rust’.
En net had Bertha onbewust Pucks gedachten beaamd met de tevreden woorden: ‘Hè, hè, dat doet een mensch goed’, en nèt schonk Baby in opperst enthousiasme de thee in de suikerpot van haar poppenserviesje, of de deur van de eetkamer ging open, en in een helgekleurde peignoir stond Alice op de drempel. Puck moest èven denken aan de engel der Wrake met het vlammende zwaard. Ze stond op. Ze greep de leuning vast van haar stoel.
Alice lachte. Ze lachte smadelijk en sarcastisch. Haar blikken priemden naar Bertha Jenkins, die dood-gemoedelijk zitten bleef.
Toen zei ze: ‘Wat beteekent dat hier!’
‘Niets’, zei Puck. ‘Wij hebben net theegedronken’.
‘Waar is Dokter?’ Alice keek om zich heen, alsof Puck Dokter onder de tafel kon hebben verstopt.
‘Dokter telefoneerde straks, dat hij niet thuis kwam theedrinken’.
‘Waarom hebt u mij dat niet gezegd?’
‘Ik heb er niet aan gedacht Madame’.
| |
| |
Alice trok haar bovenlip op. ‘Bertha, ga aan je werk. Is de spreekkamer klaar? O, een wonder. Ik ben net in de salon geweest. Die ziet er uit. Verschrikkelijk. Ga direct naar boven en begin de salon uit te ruimen’.
Bertha wierp een steelsche blik op de klok. Bij half zes al! Nou ja, je kon maar gek worden, als je wilde!
Toen achter Bertha Jenins de deur verre van geruischloos dichtgevallen was, wendde Alice zich tot Puck.
‘Schandelijk, schandelijk vind ik het, dat u hier, in mijn eetkamer op uw gemak zit te tea-en met een wèrkster! Begrijpt u niet, hoeveel kwaad u het kind daarmee doet? Begrijpt u dan niet....’
‘Nee’, zei Puck opeens. ‘Nee, dat begrijp ik niet Mrs. Cuningham. Als u er niets op tegen hebt, dat Bertha overdag in haar werk op Baby let, als u haar daar niet te min voor vindt, dan zal dat half uurtje theedrinken met Bertha Baby zeker niet kunnen bederven’.
Toen trad Alice vlak voor Puck. Zoo dicht, dat Puck graag had teruggeweken. Maar ze bleèf staan. Ze wilde niet wijken, geen duimbreed week ze uit.
‘Och, dat u zich vernedert tot vriendschap met een werkster’, zei Alice - kon ooit haar stem zoo verachtelijk geklonken hebben - ‘kan ik van ù begrijpen, maar....’
En weer viel Puck haar in de rede. ‘Als ik de heele dag met Bertha samen moet werken, als we alles samen moeten doen, dan geloof ik niet, dat ik me verneder, als ik ook, voor een kort oogenblik met haar samen theedrink’.
‘Nu ja, ik kan van u niet vergen, dat u dat verschil niet voelt. Uw opvoeding....’
| |
| |
Pucks handen gingen open en dicht. Haar oogen spoten vuur.
‘Zegt u niets van mijn opvoeding. Niets hoor! Niets! Mijn opvoeding is misschien beter geweest dan.... - dan de uwe wilde ze zeggen. Maar dàt slikte ze in. - ‘dan van menig ander. Mijn vader en moeder hebben me tenminste altijd geleerd om op niemand, op niemand neer te kijken’.
Toen lachte Alice. ‘Roerend’, zei ze. En dan, met een uitschieten van haar stem:‘Maar let u dan toch op Baby Mademoiselle.’ Want Millicent zat rustig en tevreden het mengsel uit de suikerpot naar binnen te lepelen.
En 's avonds schreef Puck in haar dagboek: ‘Ik voel me gelijk een leeuw, versch uit de woestijn, die pas gekooid is. En die door een plaagzieke oppasser met gloeiende staven wordt getergd. Maar als die leeuw eens zijn tralies zal kunnen verbrijzelen, wee dan de oppasser!’
Wonderlijk was het, maar na deze bloeddorstige woorden, voelde Puck zich van een last bevrijd.
|
|