| |
| |
| |
Hoofdstuk VII
De dagen werden tot weken. Juli was ongemerkt in Augustus overgegaan. Puck zat voor het raam in haar kamer, met een brief van Carla naast zich in de vensterbank. Ze wachtte nog even met het lezen van die brief, zooals een meisje, dat dol is op snoeperijen, de lekkerste bonbon tot het laatst bewaart.
De dag was warm geweest. Nòg kwam door de open ramen de lauwe lucht naar binnen, en Puck blies ter verkoeling maar eens de adem langs haar gezicht, zoodat heur haar omhoogsprong. Millicent sliep eindelijk, na een dag van dwingen en zeuren en krijschen. Soms verwonderde het Puck, dat ze dat kleine meisje niet voor zich winnen kon. Ze hield toch van kinderen! Ze hield toch ook van Millicent ondanks kleine, valsche streekjes en vervelende hebbelijkheidjes, die ze haar nog maar niet kon afleeren. Soms dacht ze, dat ze met Baby op de goede weg was. Maar dan kwam er weer een dag zooals vandaag, die al haar goede verwachtingen te niet deed.
Er floot een jongen voorbij. Hij floot zoo helder en zuiver het lied van den dag: ‘You are my sweet little, dear little, bright little dairymaid’. Puck neuriede het mee. Op een eigen tenniscourt aan de overkant speelden een jongen en een meisje. Als Puck zich een beetje opzijboog, kon ze hen nèt zien. Ze hoorde de heldere stem van het meisje roepen: ‘Ready!’
| |
| |
Puck zag, hoe de jongen de ballen bij elkaar zamelde, en het meisje naar het net toeliep. Hij legde even zijn hand om haar arm. Hun hoofden bogen zich dicht naar elkaar toe. Eenzaam voelde Puck zich. Ze kon zich soms niet voorstellen, dat zij hetzelfde meisje was, dat thuis in de vensterbank gezeten had hunkerend naar de post, die de brief uit Engeland zou moeten brengen. En de wilde droomen, die ze gedroomd had. Als een bespotting stonden opeens de voorbije Zondagen voor haar. 's Morgens gewandeld met een tegenstribbelende Millicent. 's Middags gewandeld met een baloorige Millicent, na de thee gespeeld met een kwaadaardige Millicent en 's avonds, na het bad, sprookjes verteld aan een lief luisterende, spinnende Millicent. Dan, na dinner, om negen uur kon ze naar haar kamer klimmen. Vrij! Puck keek met booze oogen naar buiten. Ze dacht, hoe Anny de vorige Zondag was weggestapt, nà de lunch, zoo keurig in haar lichte mantelpakje. En de Zondag daarvoor was Clara uitgeweest. Puck vond, dat ze duizend keer beter in Anny's of Clara's schoenen kon staan, of zelfs in de groote van Bertha Jenkins, de werkster, die elke dag kwam, dan in haar eigen, welvertrouwde maat 38.
Anny en Clara en Bertha waren saamhoorig. Een snauw van Alice, een onverdiend verwijt, booze woorden, die droegen ze eensgezind, bespraken ze genoeglijk of vertoornd onder mekaar. Maar zij - Puck - stond alleen. Ze kreeg soms het idee, dat Alice haar haatte. En dat dit de oorzaak van haar onredelijkheid was. Puck haalde even haar schouders op. Ze moest maar afwachten, niet op haar tijd vooruitloopen, en vooral, vooral fier tegenover Alice staan.
| |
| |
Ze maakte Carla's brief open. Carla schreef:
‘Lief Puckjen. Dank voor je lang epistel. Kind, ik benijd je! Het lijkt me, dat jij in Engeland met je nose in de butter gevallen bent. Zou je voor mij ook niet zoo'n baan kunnen optrommelen? Je weet wat ik nièt ken! Deze lijst is langer dan die mijner kundigheden.
Wil je wel gelooven Puck, dat ik soms de dood heb gezien aan dat taaie leven wat ik heb! Altijd maar hetzelfde: Uitgaan, tennissen, zwemmen - we hebben nu ook een hockeyclub opgericht - dansen, schouwburgen, enz. enz. Ik kan alle tooneelstukken wel droomen! Ik geloof warempel, dat ik wel in staat zou zijn om zelf een tooneelstuk in mekaar te draaien. Er is nooit iets nieuws onder de zon! Ik zou ook graag, zooals jij, eens in een andere omgeving toeven. En het Engelsche leven lokt me buitengewoon, oh yes Sir! Zou ik er op mijn plaats zijn denk je? Informeer eens voor mij bij de darlingvriendinnen van Alice. Ze lijkt me, uit jouw beschrijving, een vrouw als een panther. Gelukkig, dat Dokter zoo aardig is. Maar mannen zijn altijd veel geschikter. Wist je dat wel? Ik zal mijn dierbaar Patertje eens aan zijn sikje trekken, en hem een verblijf van eenige maanden in Londen trachten af te bedelen. Ik moèt er eens uit! Mijn leven lijkt me zoo doelloos. Je weet misschien niet, dat ik me met Mary van Bree heb opgegeven voor muziekmiddagen in de ziekenhuizen e.d. Zij met haar viool, en ik kweelend met mijn soepel geluid. Dan ben ik tenminste toch voor iets goed!
Weet je al - nee, dat weet je natuurlijk ook nog niet - dat Victor Abeling zich verloofd heeft met Lotty Mees?
| |
| |
Onze heele club is er van achterover geslagen. Wat hij aan Lotty vindt mag Joost weten’.
- Puck liet de brief zakken. Dus dat was het, waardoor Carla snakte om er eens uit te zijn. Ze hadden tien keer per dag over de Parkweg gezworven om Victor tegen te komen. En als hij dan soms in de verte opdook, zei Carla: ‘Toe zeg, laten we de Obrecht maar inschieten. Ik weet niet, hoe ik kijken moet, als hij ons aanspreekt’. En dan waren ze de Obrechtstraat ingeschoten, de van Bree doorgerend, en de Schuytstraat terug, om hem dan tenminste nog even op zijn rug te kunnen zien. Soms had Puck tegengestribbeld. ‘Toe Carla, wees niet zoo flauw’. Maar het slot was toch altijd geweest, dat ze maar weer meegebungeld was, al vond ze het in haar hart een beetje minderwaardig.
Puck zag in haar verbeelding Carla al tegenover een type als Alice staan. Carla, die zoo nonchalant en onafhankelijk was. Maar was zij dat dan niet? Voelde zij zich dan niet onafhankelijk? Puck vouwde de punten van de enveloppe om en om. Ze wilde het zijn! Ze wilde zich door Alice niet laten knechten. Als ze naar huis schreef, dan vertelde ze alleen de leuke voorvalletjes, dan deed ze of haar leven eén aaneenschakeling van genoegens was. Terwijl in werkelijkheid....
Van beneden klonk de piano. Voor het eerst hoorde Puck spelen. Wie kon dat zijn? Toch niemand anders dan Alice! Ai - wat knoeide ze, en dat in een doodeenvoudige mop. Puck dacht: ‘Als ik een kat was, dan gingen mijn haren nu overeind staan van woede’. Hoe was het mogelijk, dat Alice haàr spel durfde afkammen, terwijl zijzelf.... Met een
| |
| |
woest gebaar greep Puck naar de stapel kousen en sokken, die zich in de naaimand hadden opgehoopt, en die zij stoppen moest. Thuis had ze de dood gehad aan kousstoppen. Dan naaide ze wel stiekum een kleine stop dicht met een overhandsche steek. En of een donkergrijze kous met een lichtbeige draad gestopt werd, vond zij geen wereldgebeuren. Maar hier kreeg ze alles terug wat niet onberispelijk in dezelfde kleur was uitgevoerd. Puck snoof! Ze had zin om een kous van boven dicht te naaien, zoodat Alice 's morgens met haar groote teen voor een gesloten ingang stond. Ze had zin om Dokters haarschuier, die met de ijzeren pennen, in het bed van Alice te vleien, opdat ze zou weten wat het beteekende op spijkers te slapen. Ze had zin om duivelsche dingen te doen. Nee, ze was eigenlijk nog maar een stout H.B.S. kind en heelemaal geen Mademoiselle Gladys met de eerbiedwaardigheid van die.
De daaropvolgende Zondag stond Puck op met een gevoel alsof ze een soldaat was, die zich aangordt ten strijde. Ze was nu vijf weken hier, en nog geen dag, geen middag, geen uur had ze voor zichzelf gehad. Wanneer deze Zondag weer zou verloopen als de vorige, dan zou ze Alice 's avonds aanvallen en in een klinkende speech, die ze overdag bedenken zou, eens even vertellen, hoe ze daarover dacht. Alleen lam, dat Alice zooveel grooter was dan zij. Je kon veel beter iemand, die kleiner was dan jezelf, de waarheid in het gezicht slingeren. Puck liep naar de badkamer, bezield met een abnormale moed. Gelukkig dat Millicent nog sliep. Buiten scheen de zon, en achter, in de kleine stadstuin, zongen de
| |
| |
vogels. Het was, of die Puck nog wilden sterken in haar voornemen.
De dag zeurde voorbij, 's Morgens ging Alice met Dokter uit, en Puck trok met Millicent, die de veters uit haar schoenen haalde, een knoop van haar mantel peuterde, het lint van haar hoed wurmde, en tot slot een stukje uit haar poney knipte met Pucks nagelschaar, naar het Park. Daar zat ze op een bank in de schaduw haar moed te koesteren.
's Middags na de lunch - Baby behoefde niet te slapen, omdat het Zondag was, zooals Alice decreteerde - in de nursery gezeten en geteekend en verteld en matjes gevlochten en huisjes gebouwd, die Millicent met een buitengewoon plezier weer vernielde. Pucks rug knapte. Na de thee weer naar het Park om de eendjes te voeren, toen Baby haar eten gegeven, haar bad, de sprookjes, en om kwart voor acht stond Puck gekleed voor dinner te wachten op de gong. Ze had haar loovertjesjurk aangedaan en de zilveren schoentjes, daar ze het idee had, dat ze die pracht toch wel nooit voor een schouwburg zou noodig hebben.
Ze kreeg de voldoening, toen ze beneden kwam, dat Alice haar wenkbrauwen optrok, nadat haar smalle oogen vliegensvlug van de bloem op de schouder tot de gesp op de schoentjes gegleden was. En haar mondhoeken trok ze neer. Puck ging zitten, het bloed gonsde in haar ooren. Nù was ze wel graag uitgevaren. Ze zaten samen. Dokter was uit. Puck zat stil op haar bord te kijken, ze vermeed het Alice aan te zien.
Zondagavond! Thuis zou de rust heerschen van de Zondagavond. De menschen in het dorp zouden nog wat voor
| |
| |
hun huizen staan en praten over de mooie dag. Vader en moeder zaten op het terrasje met oom Frits misschien, en spraken, natuurlijk over haar! Dat ze het toch zoo wonderlijk goed getroffen had in Engeland. Misschien lazen ze wel voor uit haar laatste - opgewekte - brief. ‘Puck is iemand, die altijd op haar pootjes terecht komt’. Dat zei oom Frits.
Clara diende, omdat Anny uit was.
Toen zei Alice: ‘Bertha is er vandaag niet. Ik heb graag, dat u met Clara afwascht vanavond’.
‘Ik?’ Puck keek nu verwonderd Alice aan.
‘Yes. Yoù’.
Puck boog haar hoofd weer over haar bord. ‘Best, ze zoù het doen’, maar nà de afwaschpartij zou ze Alice eens even vertellen, hoe ze over Alice dacht. De mooi-overwogen speech was al lang uit haar hoofd verdwenen, maar ze zou niet naar woorden behoeven te zoeken. Daar was ze niet bang voor.
Nà tafel liep ze vlug naar boven en trok de loovertjesjurk uit. Voor die afwaschpartij was haar daagsche linnen mooi genoeg.
Clara was al begonnen. Puck keek wat vreemd rond in de groote keuken met het enorme fornuis. En Clara, die er zoo stug uitzag, had ze nog haast nooit gesproken. Ze greep naar een handdoek.
‘Och, laat u maar Mademoiselle. Ik kan het alleen wel’. Clara plaste venijnig in het water.
‘'t Beteekent toch niets. Ik kan je best even helpen’ zei Puck kleintjes.
Ze wist niet, wat Clara wilde met haar booze gedoe. Toen
| |
| |
richtte Clara zich op. Onder het roodblonde haar gloeiden haar oogen.
‘Zooals ze u behandelt’, barstte ze los. ‘'t Is een schande. Nog geen enkele Zondag hebt u vrij gehad. Denkt u, dat er eén Engelsche nurse daarvoor te vinden zou zijn?’
Puck droogde voorzichtig een glas af.
‘Zooals ze u behandelt’, barstte ze los, ‘'t Is een schande!’
‘Och, het kan me zooveel niet schelen’. Neen, ze wilde niet met Clara over Alice aan het kwaadspreken gaan. Dat vond ze niet fair.
‘Nu, dan moet u het zelf weten. Ik wil u alleen maar waarschuwen. Want hoe meer u doet,
| |
| |
hoe meer ze van u verlangen zal. Zij - ze is geen mensch!’
‘Ik vind Dokter heel vriendelijk’, zei Puck.
‘O Dòkter! Ja natuurlijk. Maar die heeft toch niets te vertellen. Neen, wij blijven hier niet, Anny en ik’.
‘Maar Clara!’ riep Puck verschrikt. Ze zag een stoet van toekomstige dienstboden langs zich trekken. ‘Meen je dat?’
‘Natuurlijk. We zoeken een betrekking, waar we bij elkaar kunnen blijven. We hebben het een jaar uitgehouden’. Clara streek het haar uit haar voorhoofd. ‘Ik hoop, dat u haar ook zoolang verdraagt’.
‘Ik zal er mijn best voor doen’. Puck lachte maar eens. ‘In elk geval kan ik altijd naar huis gaan, als het me te machtig wordt’.
‘Uw vader leek zoo'n aardige man’, zei Clara.
Puck zette voorzichtig een bord op de stapel. Het leek wel of die stapel groeide. Moest ze daarom nu huilen, om die paar eenvoudige woorden? Of was het omdat Clara, die altijd zoo stug langs haar heen gekeken had, die vriendelijke woorden zei?
‘Vader en Moeder zijn allebei zoo lief’, zei Puck. ‘Ik heb een heerlijk thuis gehad, altijd’.
‘Waarom bent u dan hier gekomen?’
Ja waarom? Het leek Puck zelf op dat oogenblik zoo allerdwaast.
‘Omdat ik wat van de wereld wilde zien’.
‘Nu, u ziet hier veèl van de wereld, dat moet ik zeggen’, zei Clara sarcastisch. ‘Gaat u maar naar boven, de rest
| |
| |
doe ik zelf wel. Ze deed het alleen om u te plagen hoor, toen ze zei, dat u mij moest helpen. Bertha is er zoovaak Zondags niet. Dan doen wij het altijd alleen, Anny of ik’.
Puck hing de handdoek over het rekje.
Zij - zij - zij!
Carla's moeder zei altijd tragisch:
‘Weet je, dat wij voor het meisje in de keuken altijd “zij” zijn. Als twee meisjes met elkaar staan te praten, dan hebben ze 't òf over “hij”, dat is dan de vrijer, of over “zij”, en dat is de mevrouw’.
En zoo was het ook hier. Maar Puck wilde er niet aan meedoen.
‘Heb je werkelijk niets meer voor me? Zal ik je helpen opruimen?’
‘Welnee, ga toch naar boven’, zei Clara haast ruw. ‘Of ga nog even uit. 't Is zoo'n heerlijke avond’.
Puck glimlachte. ‘Nee, ik moet nog aan huis schrijven’.
Ze rende de trappen op, voorbij de salon, waar Alice een Sonate van Beethoven mishandelde.
Boven bleef ze even bij de tafel staan. Zou ze eerst aan huis schrijven of eerst met Alice praten. Nee, eèrst Alice! Anders was ze toch niet rustig.
Toen ging ze, veel langzamer, de trap weer af. Ze tikte op de deur van de salon.
‘Come in’.
Voor de vleugel zat Alice. Ze lichtte de handen van de toetsen. Haar oogen priemden.
‘Wat beteekent dat Mademoiselle, hier te komen in dèze jurk?’
| |
| |
Puck keek langs het blauwlinnen jurkje neer. Ze had er niet eens aan gedacht, dat ze zich had moeten verkleeden.
‘Ik had even wat anders aangetrokken, omdat ik Clara moest helpen. En....’ Nee, haar stem was niet vast.
Toen lachte Alice. ‘O, was die andere jurk te mooi?’
Het bloed vloog naar Pucks gezicht, tot onder het bruine haar. Ze trad een stap naar voren.
‘Ja’, zei ze hard, ‘die was te mooi. Al bent u het misschien niet met me eens. Maar voor mijn gevoel was hij wel te mooi’. Ze stond nu vlak bij de vleugel. Alice hief haar hand.
‘Mademoiselle, zoo'n toon verdraag ik niet’.
Puck slikte een paar keer. Dan zei ze zachter:
‘Ik wou u wat vragen. Is het uw plan om zòò met me door te gaan?’
‘Wat bedoelt u Mademoiselle?’
‘Hard tegen hard’, dacht Puck.
‘Het zou beter geweest zijn, dat u me geschreven had, dat u een kindermeisje zocht, inplaats van iemand, die met u Fransch en Duitsch zou moeten lezen en musiceeren’.
Nu lachte Alice. Ze lachte luid en schel en haar halfdichtgeknepen oogen keken Puck hoonend aan.
‘Maar mijn beste Mademoiselle, ik kàn toch geen Fransch met u lezen. Ik heb u toch gezegd, dat uw uitspraak eerst veel beter moest zijn. En uw muzikale kennis is beneden alle critiek’.
Puck boog zich over de vleugel naar Alice toe.
‘En toch neem ik aan om deze Sonate van Beethoven beter te spelen, dan u het zoopas hebt gedaan’.
| |
| |
Alice stond op. Ze torende boven Puck.
‘Op uw brutaliteiten zal ik niet ingaan! Wat wilt u eigenlijk van me?’
‘Ik wil weten welke plaats ik hier in huis inneem. Ik ben Millicents nurse nietwaar?’
Nu zag ze toch, dat Alice even aarzelde. Puck lachte kort.
‘U kunt het me gerust zeggen. Ik zal niet hals over kop naar Holland terugreizen’.
Alice schopte het zwarte, zilverbestikte sleepje snaar achteren. ‘Als ik nu maar wist, wat u wilde....’
‘Ik wil dan niet anders dan mijn vrije uren. Daar heb ik toch zeker recht op. En een vrije Zondag, ééns in de veertien dagen’. Puck zei het bitter.
‘En wat wilt u dan met die vrije Zondag doen?’ Alice trok haar bovenlip op. Puck zag de smalle, scherpe tanden.
‘Dat kunt u gerust aan mij overlaten. Al zou ik de heele dag boven gaan zitten lezen! Maar ik wil hebben, waar ik recht op heb. Wat u ook geeft aan uw ander personeel’.
‘Misschien is het maar beter, dat u wèl naar Holland teruggaat’, zei Alice.
Even zag Puck, in een flits, haar smadelijke terugtocht na anderhalve maand. Nee, dat nooit! Ze trok haar schouders op.
‘Och’, zei ze, ‘in dat geval zal er voor mij nog wel een andere betrekking in Coventry te vinden zijn’.
‘Reken daar maar niet te zeker op’, zei Alice. ‘Denkt u misschien, dat u geschikt bent om met kinderen om te gaan? Heelemaal niet. Baby houdt niet van u. Dat weet u toch zeker wel?’
‘Ze kan nog best van me gaan houden. En bovendien - | |
| |
ik heb u ook nooit geschreven, dat ik met kinderen kon omgaan’.
Alice gaapte achter haar hand.
‘Laten we dit gesprek staken. Ik zal er met Dokter over spreken’.
‘Goed’, zei Puck. Ze liep naar de deur.
‘Mademoiselle -’
‘Yes Mrs. Cuningham’.
‘Ik zag direct, toen u - e - hier kwam, dat u als juffrouw van gezelschap voor mij niets zou zijn. Ik ben nog zoo goed geweest om u voor Millicent hier te houden’.
‘Waarom hebt u dat mijn vader niet gezegd?’
‘Dat zou toch te crû geweest zijn nietwaar?’ Alice gaapte weer.
‘O draàk!’ dacht Puck. ‘Maar waarom’, zei ze, ‘waarom hebt u mij in geen van uw brieven geschreven, dat u een dochtertje hadt’.
‘Omdat daar, dunkt mij, geen enkele reden voor was Mademoiselle. U hadt toch met Millicent niets te maken’.
‘Maar direct de eerste dag aan de lunch vertelde u mij, dat ik ervoor moest zorgen, dat ze goed at, en behoorlijk aan tafel zat. En de eerste dag direct al heb ik haar moeten baden en naar bed moeten brengen, en weet ik wat al meer’.
Nu fronste Alice ongeduldig de wenkbrauwen. ‘Wat wilt u nu eigenlijk? Moet ik nu nog eens herhalen, dat ik direct, toen ik u in de hall zag staan, wist, dat u overal in te kort zou schieten?’
Puck lachte.
| |
| |
‘Ik sta verstomd over uw menschenkennis Mrs. Cunigham’.
Ze draaide zich om, deed zacht de deur dicht.
Boven schreef ze in haar dagboek:
‘Ik zal het hier nooit, nooit kunnen uithouden!!!!!’
Maar naar huis schreef ze:
‘Lieve ouders, Het is een verrukkelijke avond. De ramen staan wijd open en het aristocratische gerucht van Hill-Avenue stijgt naar mijn kamer omhoog. Ik heb een heerlijke Zondag gehad. Eerst vanmorgen gewandeld, en in het Park gezeten, dicht bij de eendenvijver, en maar zoo'n beetje zalig weg voor mezelf gedroomd. En vanmiddag geluierd en geluierd. Schandelijk hè?
Vanavond ben ik in mijn loovertjesjurk en op zilveren schoentjes naar beneden gedanst, waar ik met mevrouw samen gedineerd heb. Let wel niet gegeten. Hier is elke maaltijd een feest. Vanavond, toen ik me in de groote spiegel zag zitten manoeuvreeren met mes en vork, terwijl de lelies in de vaas, die middenop tafel stond, zwaar vooroverbogen, en de lampjes op de schoorsteenmantel gloeiden als geheimzinnige kelken, toen moest ik opeens denken aan vrouw Baanders. Dwaas hè? Maar ik wilde opeens, dat ze me daar zitten zag. Zou ze dan niet haar handen hebben samengeslagen en geroepen hebben: ‘Och heden, nee maar, die Puck!’
- Ze steunde haar hoofd in haar handen. Ze bleef hier niet! Voor geen goud! Voor geen miljoen! Ze zou wel een andere baan kunnen vinden, en als ze die had, zou ze het eerlijk schrijven naar huis. Ze....
‘Mademoiselle?’
| |
| |
‘Ja Baby’.
‘Zoo'n dorst’.
‘Och, kleine Baby. Ik zal je water geven. Zoo? Zoo goed? Ga maar weer lekker slapen. Nacht Baby’.
Even een armpje om haar hals. Een slaapdronken gezichtje tegen het hare. Warme lipjes op haar wang.
Puck richtte zich op. Zou het dan toch mogelijk zijn, dat er iemand was, die van haar hield?
|
|