| |
| |
| |
Hoofdstuk VI
Op een avond, toen ze drie dagen in Coventry was, stond Puck voor het raam van haar kamer naar buiten te staren. In de villa's aan de overkant sprong al hier en daar een lichtschijnsel naar buiten. De avond was donker en triest, en de boomen lieten slap hun bladeren hangen. In de kamer naast de hare sliep Millicent, na een vijandig, tegenstribbelend bad. Puck, de handen op haar rug samengevouwen, maakte voor zichzelf de balans op van deze laatste dagen. Nu, veel goeds kon ze nog niet op haar rekening schrijven. En het zotste was, dat ze van haar positie in dit huis niets begreep. Was ze nu de kinderjuffrouw van Millicent? Of was ze het niet? Zou er inplaats van de nurse, die ‘heelemaal weg’ was, weer een nieuwe komen? Of was zij misschien de nieuwe nurse? Puck fronste onwillig haar wenkbrauwen. Ja, maar daarover had Alice haar niets geschreven. Ze zou voor gezelschap komen, om te musiceeren en Fransch en Duitsch te lezen. Musiceeren - ho maar! Niet, dat ze dàt als zoo'n groot verlies kon beschouwen. Puck dacht: ‘Ik schrobde liever de straat, dan met Alice aan mijn zij over de vleugel te buigen in die groote salon’.
De eerste avond de beste, toen Alice geurend en ruischend en verborgen in de cape van Pucks droomen door Roberts was weggereden naar de ‘Darling at eight’, en na Millicent gebaad te hebben - ‘Mademoiselle, u baadt Millicent wel, nietwaar? Denkt u eraan, het water goed op tempe- | |
| |
ratuur!’ Dat was het onverschillige bevel van Alice geweest - die allereerste avond had Puck de vleugel geïnspecteerd en de muziek, die er nonchalant op verspreid lag, doorgebladerd. Met een zucht van plezier had ze ontdekt, dat het allemaal lichte kost was. Behalve de walsen van Brahms, die er zoò gloednieuw uitzagen, alsof ze weinig in handen waren geweest, vond ze vele moppen en songs terug, die Carla oòk speelde. Ze had voorzichtig een bekende wals van Brahms geprobeerd, en onder haar vingers was de zoete, mollige klank van de vleugel tot iets heel liefelijks geworden. Ze struikelde nog wel eens, maar ze begon, aandachtig, steeds weer opnieuw. Had ze daarvoor ooit thuis het geduld gehad? Ze neuriede zacht de innige melodie, terwijl ze de staande lampen aanknipte. Nieuwsgierig had ze rondgekeken. Zoo on-Hollandsch was het groote vertrek. Twee schouwen waren er, en de Perzen op het gladgewreven parket hadden weelderige, gloeiende tinten. In drie hoeken stonden de lage stoelen om lage ronde tafeltjes gegroepeerd, en Puck dacht, hoe Alice in de eene hoek de grootste hatelijkheden kon prevelen van haar beste vriendin, terwijl de beste vriendin, zonder hiervan bewust te zijn in de andere hoek aan weer een andere hartsvriendin kon vertellen, hoe stomvervelend zij Alice vond. Zoo'n enorme salon had beslist ongekende voordeelen. Maar vreemd was hij wel. Het oranje fluweel van de gordijnen gloeide buitensporig tegen het zwart en lichtgroen van de groote stoelen en Puck, die eerste avond, had gewenscht, dat moeder deze salon eens zou zien, of Anneke. Carla zou er zich wel direct in thuisvoelen. Die zou neervallen in zoo'n stoel als
in haar bed, en
| |
| |
het eene been over het andere wippen, terwijl ze haar sigaret aanzoog, en zeggen: ‘Wat een barbaarsche pracht zeg. Ik mag dat wel!’ Trouwens zij - Puck - hield ook wel van zooiets buitennissigs. Ze was dartel van de eene Pers op de andere gesprongen, en had de wonderlijke schilderijen aan de wand bestudeerd en met haar vinger gestreeld langs de zij van de wandbedekking. Maar toch had ze zich wel wat verloren gevoeld in dat groote vertrek en ze was vlug, na al de lichten weer te hebben uitgedraaid - gek, dat ze dat thuis altijd vergat - naar boven, naar haar kamer geklommen, terwijl de wals van Brahms in haar hoofd was blijven zingen.
En nu was ze drie dagen hier. Dokter was de vorige dag eindelijk boven water gekomen. Een lange man, met een smal, verstrooid gezicht, en haastige gebaren. Het speet Puck, dat ze de begroeting tusschen Alice en Dokter niet had aanschouwd. Maar ze was toen net uitgeweest met Millicent - natuurlijk - en bij haar thuiskomst had Dokter in de hall gestaan, bezig zijn handschoenen aan te trekken en nonchalant weg had hij gezegd: ‘Mademoiselle van Holten? How are you? Goede reis gehad?’ En met één stap van zijn lange beenen was hij de deur al uit en in de wachtende auto. Puck had beslist verdwaasd gekeken.
Nu waren Dokter en Alice naar de schouwburg, en Puck had de auto zien wegrijden. Zou zij altijd voor het raam moeten staan om de auto met een feestelijk getooide Alice en een Dokter in smoking of rok, te zien verdwijnen om de de hoek van Hill-Avenue? Het leek veel op de aloude geschiedenis van Asschepoester. Puck glimlachte stil voor zich
| |
| |
heen. Zou er voor haar ook - ergens - een Prins wachten, die haar het glazen muiltje passen zou? Onwillekeurig stak Puck haar voet naar voren. Een vlotte 38 had ze. Geen prinsessevoetje, bij lange na niet. Puck wipte op haar teenen. Wat zou moeder nu doen? Half negen. Misschien was mevrouw Langelaan op bezoek, en praatten ze over aardbeiencompôte en rozenbottels. En dat eigengeweckte groenten toch veel smakelijker waren dan groenten uit de bus. Puck klakte met haar tong. En Vader? Wat zou vader uitspoken? Die zou door Londen trekken aan de hand van een Baedeker, terwijl oom Frits kippig zijn aanteekeningen met de werkelijkheid vergelijken zou.
Het groote huis was zonder gerucht. Beneden wist Puck Anny en Clara. Straks - als Robert de wagen weer naar de garage gebracht had, zou hij ook in het kleine zitkamertje naast de keuken gaan, en - pijprookend - voorlezen uit de krant. Zoo had Puck ze de eerste avond verrast, toen ze in de badkamer alle kranen verkeerd had gedraaid en naar beneden was gesneld om hulp. Feitelijk zou ze het oer-genoegelijk vinden, wanneer ze nu naar beneden kon stormen om in een afgedankt fauteuiltje van Alice neer te ploffen en te luisteren naar Anny en Clara, die ze niet voor de helft verstond. Maar ze zag al, hoe Alice haar scherp geteekende wenkbrauwen zou optrekken en verstoord zoo zeggen: ‘Maar Mademoisèlle, dat doet men niet.’ Nee, Puck van Holten had dat kunnen doen! Maar Mademoiselle Gladys hoorde hier boven, als een duif op het dak.
Kom, ze zou maar aan haar brief voor Moeder beginnen. Doch pas had Puck zich met haar cassette bij de tafel neer- | |
| |
gevleid, of, een bescheiden tikje op de deur, en daar stond Anny met een brief in haar handen.
‘A letter for you Mademoiselle’.
Puck spròng er op af. Het was een brief uit Londen.
‘O, een brief van mijn vader’, zei Puck. Ze lachte naar Anny. Die lachte vriendelijk en welgezind terug.
‘U bent al gewend?’ vroeg ze.
Puck kreeg opeens een kriebel in haar keel bij deze eerste vriendelijke woorden.
‘Ja, och ja’, zei ze.
‘Verlangt u niet naar huis?’
Puck keek neer op de brief in haar handen. Ze schudde haar hoofd. Anny schoof de vacht voor het bed, die recht lag, nòg rechter. Haar bruine oogen keken zoo trouwhartig naar Puck.
‘Baby kan zoo lastig zijn’, zei ze. ‘Maar dat is ze altijd. Oòk bij ons’.
Puck keek dankbaar. Zou Anny bedoelen, dat zij niet te kort schoot? Toen zei ze: ‘Komt er nog een nieuwe nurse voor Millicent?’
Anny haalde de schouders op.
‘Dat weet ik niet Mademoiselle’. Het was of ze nog iets wilde zeggen, maar ze bedacht zich. ‘Ik hoop, dat het een prettige brief is Mademoiselle’. Ze trok zacht de deur achter zich dicht.
Het was Puck, of iets liefs haar beroerd had. Ze maakte vlug de brief open. Vader schreef maar kort:
‘Mijn lieve Puck. Oom Frits en ik hebben het plan je
| |
| |
overmorgen in Goventry op te zoeken. Wij kunnen niet naar Friesland teruggaan, zonder met eigen oogen te hebben aanschouwd hoe jij het in je nieuwe omgeving maakt. Ik moet toch moeder kunnen vertellen, hoe de “Alice” waarover jij altijd zoo familiaar sprak, er uitziet. En, als ik het me tenminste zal kunnen herinneren, wil ik een verslag uitbrengen over het huis, en de indeeling van de kamers en de dienende geesten, die daar zullen rondwaren. Maar, het allervoornaamste is toch, om zelf te kunnen zien, hoe onze Puck zich schikt in dit nieuwe, vreemde leven. Oom Frits is even verlangend als ik ben. Wij spreken veel over jou. En zelfs, terwijl we ademloos staan tegenover de grootschheid van Londen, zooals het twee oude heertjes van buiten betaamt, vragen we ons toch steeds af - als we weer op adem gekomen zijn natuurlijk - “Hoe zou Puck dat vinden?” Of: “Wat zou Gerry hier wel van zeggen?” Dus - we komen. Mevrouw Cuningham zal in Coventry wel een hotel voor ons weten. Dat vraag je dan wel even, en bespreek dan meteen een kamer voor ons. We arriveeren met dezelfde trein van jou, en het zou ons buitengewoon veel plezier doen, wanneer we jou ter begroeting aan het station zouden zien. Dat zal toch niet te veel verlangd zijn? Of kan mevrouw Cuningham je geen oogenblik missen?
Nu lieve kind. Tot overmorgen. We verheugen er ons zeer op.
Je vader.’
Daaronder stond met kleine lettertjes: ‘Hartelijke groeten van oom Frits.’
| |
| |
Puck vouwde de brief dicht. Ze dacht: ‘Waarom ben ik nu niet blij?’ Ze steunde haar hoofd in haar handen. Neen, ze was niet blij. Ze vond het lam, dat Vader en oom Frits kwamen en haar getob zagen met Millicent. Dàt was het. Wat zou vader denken? Och, hij zou verstandig genoeg zijn om niets te zeggen. Maar het was net, of ze zich schaamde, dat ze zoo leuk op de schoone brieven van Alice ingevlogen was. Puck wreef met haar vinger over het tafelkleedje. Ze schudde wat ongeduldig haar hoofd. Kom, wat een piekerkous was ze. Hoe kon ze nu over drie dagen al oordeelen?
- En toen vader en oom Frits uit de trein stapten, stond op het perron een blijde Puck, die met on-Engelsch enthousiasme op hen toestormde, en hen knelde in een geweldige omhelzing. Want Millicent was thuis, en Alice had Anny opgedragen zich met haar bezig te houden. Ze zou zelfs apart met Anny eten. Puck zag nòg Anny's verbaasde gezicht, dat onmiddellijk verdween achter het beleefdheidsmasker’.
‘Very well Madam’.
En de auto, die Dokter even van een patient naar het station had gestuurd, stond klaar om hen naar het hotel te brengen. Oom Frits spitste zijn lippen, toen hij de mooie wagen zag en de eerbiedige Roberts, die het portier openhield.
‘Ja, ja’, zei Puck voldaan, ‘dat hadt u niet gedacht hè?’
‘En hoe lijkt het je kindje?’ vroeg vader.
‘Puik’, zei Puck.
De twee dagen, dat vader en oom Frits er waren straalde Puck naar alle kanten. Vader dacht, dat ze het toch maar goed getroffen had, en oom Frits vond Alice, met echte
| |
| |
mannenblindheid, een ‘charmante vrouw’. Trouwens Puck moest toegeven, dat Alice vrij beminnelijk was en zeer gul met vrijgeven. Terwijl Millicent maar zoo even terloops voor het voetlicht werd gebracht. Vader zei zelfs: ‘Dat is nog een heele gezelligheid in huis, Gerry, zoo'n klein meisje’.
‘Nou, en of’, beaamde Puck.
Ze liet vader en oom Frits Coventry zien. ‘The town of the seven Spires’, zooals oom Frits trotsch te vertellen wist. Puck was nog onkundig van de glories aan Coventry verbonden. Maar nù zag ze ook tegen de blauwe zomerlucht de zeven fijne kerktorens afsteken. En oom Frits, de verknochte Baedeker in de hand, wees hun de Peeping Tom - het conterfeitsel van de man, die gekeken had, tegen alle bevelen in, toen Lady Godiva slechts in haar haarvacht gehuld, te paard door de stad gereden was, om van haar strenge Heer Gemaal gedaan te krijgen, dat hij zijn zware belastingdruk ophief.
‘Gelukkig, dat ze toen geen korte pruikjes droegen net als nu’, zei Puck practisch.
Ze reden met een auto, naar Kenilworth, het oude kasteel van de Graven van Warwickshire, en Puck, glijdend langs de wegen, glad als satijn, moest zich af en toe eens even knijpen om te voelen, dat het geen sprookje was wat ze beleefde, maar de heerlijke werkelijkheid.
De twee dagen waren als een ademtocht. Puck had de wijzers van de klok wel willen vasthouden. Ze keek naar vader, die in zijn langzame, schoolsche Engelsch mevrouw
| |
| |
Cuningham bedankte voor haar vriendelijkheid. Ze keek naar oom Frits, die, werkelijk verrukt, naar Alice staarde. Ja, maar zoo was Alice ook op haar best. Zoo'n beetje glimlachend, zoo'n beetje geheimzinnig.
‘En ik hoop, dat u tevreden zult zijn over mijn dochter’, zei vader. De lieverd! Puck knipte met haar oogleden. Alice legde even een hand op Pucks schouder. Puck moest zich bedwingen, om de hand, die daar niet hoorde, niet af te schudden.
‘Daar ben ik niet bang voor Mr. van Holtèn’, zei Alice.
Puck vond, dat dat tenminste nogal hoopvol klonk.
Dokter kwam even zijn spreekkamer uit. Hij keek zoo verdwaasd. Het zou Puck niets hebben verwonderd, als hij, òf heelemaal niet meer geweten had wie die twee heeren waren, of grifweg aannam, dat Puck na een verblijf van zeven dagen weer naar Holland terugkeerde. Hij schudde enthousiast handen, ook Pucks hand, en wenschte: ‘Goede overtocht’. Zijn witte jas fladderend achter hem aan, verdween hij weer.
‘'n Sympathiek mensch’, zei oom Frits, toen Roberts hen naar de trein reed.
‘Ik laat je met een gerust hart achter m'n kind’, zei vader. ‘Doe maar goed je best met je talen. Ik vind, dat je al vrij aardig Engelsch spreekt.’
‘Ja, dat gaat wel’. Puck knikte somber.
Nu was er weer dat afscheid om door te maken. Was het toch maar niet veel beter geweest, dat vader en oom Frits niet gekomen waren? En zooals ze nu alles in een rozig licht zagen: Gerry in een ideale omgeving. Puck klemde haar
| |
| |
lippen op elkaar. Vader legde zijn groote, vertrouwde hand op de hare.
‘Als je nu maar veel schrijft, en ons alles schrijft Gerry, dan is zoo'n jaar gauw voorbij’.
‘Och ja, natuurlijk’.
Oom Frits plaagde: ‘Misschien wil ze wel niet eens meer voor goed naar Holland terug. Ja, je kunt toch nooit weten’.
‘Dat zullen we maar niet hopen’, zei vader wat strak.
Puck zag de breede rug van Roberts heen en weer dansen. Ze sperde haar oogen wijd open. Ze wilde niet huilen. Ze wilde tot het laatst, tot de trein wegreed, een vroolijk, onbekommerd gezicht hebben. Zoo zou vader aan haar kunnen denken. En zoo dacht vader ook werkelijk aan haar, toen de trein langzaam wegstoomde. Puck zwaaide haar zakdoek, tot ze de grijze hoeden van vader en oom Frits nog meende te zien. Toen draaide ze zich om. En de tranen, die vader niet had mogen zien, rolden over haar wangen. Ze boende haar gezicht. Zwaaiend met haar natte zakdoek liep ze op de uitgang toe. Daar stond Roberts al, die het portier openhield. En - even - dacht Puck, hoe gewoon het was, na slechts eén week, dat ze neerzakte in die grijze kussens, terwijl Roberts behoedzaam het portier sloot.
Toen ze thuiskwam, zei Alice - met de glimlach, maar de strakke, hooghartige - ‘Mademoiselle, wilt u direct met Baby uitgaan? Het is jammer, dat ze deze twee dagen in huis heeft moeten zitten’.
Puck keek stom-verwonderd naar haar op. Haar handen kneep ze tot vuisten. Ze voelde, dat de drift haar besprong. Die smadelijke mond, die smalle oogen.
| |
| |
‘En toen ik nog niet hier was!’ zei ze opeens, ‘kwam. Baby toen wèl op straat?’
Alice haalde haar wenkbrauwen op. Het was of ze groeide, Vanaf een onmetelijke hoogte keek ze neer op Puck, die, haar wangen gloeiend, voor haar stond.
Puck dacht: ‘Als ze zich niet eens verwaardigt om me antwoord te geven, dan ga ik aan de slip van haar jurk hangen en schud haar heen en weer’.
Maar, nauwelijks haar lippen bewegend, zei Alice: ‘Toen had ze nurse’.
Afgeloopen! Ze wendde zich af. De drift gleed weg uit Puck. Ze voelde zich slap als een poppelijf, dat het zaagsel verloren heeft. Ze keerde zich om en liep langzaam naar boven, waar Anny in de nursery te naaien zat en Millicent een pop aan eén been heen en weer zwaaide.
Opgeschroefd zei Puck: ‘Kom Baby, zullen we gaan wandelen?’
‘No, no!’ Millicent kreet meteen. ‘Wil bij Anny blijven’.
Puck kreeg het gevoel, om de boel er bij neer te gooien. Wat kon het haar nog schelen? Moest ze nu weer van voren af aan beginnen? Anny zei: ‘Baby stout. Kom, ga gauw naar Mademoiselle, laat Mademoiselle je aankleeden. Anny heeft het zoò druk. Dan gaat Anny naar beneden’.
‘Ik wil met Anny mee. Ik wil niet met haar’.
Dat ‘haar’ gaf Puck zoo'n ellendig, koud gevoel.
‘Nu dan niet’, zei ze. ‘Dan blijf je hier maar boven zitten’. Ze viel op een stoel voor het raam neer. Het was of de heele wereld haar vijandig was. Anny bleef bij haar staan.
| |
| |
‘U moet maar denken Mademoiselle, dat ze tegen elke nurse zoo geweest is’. En al hinderde Puck de zin van de woorden, Anny's vriendelijke bedoeling deed haar goed. ‘Mevrouw heeft haar verwend’, zei Anny zacht. ‘Mevrouw heeft haar altijd vreeselijk verwend. En nu weet ze, dat ze met huilen alles gedaan krijgt’.
‘Nu, maar bij mij niet’, zei Puck opeens beslist, terwijl ze opstond.
‘Kom Millicent, ik zal je aankleeden. En dan gaan we uit. En als je lief bent, zal ik je vanavond, als je naar bed gaat, een verhaaltje vertellen’.
Nog aarzelend gaf het kind zich gewonnen.
En 's avonds na het bad, zat Puck aan haar bedje en vertelde van Little Red Ridinghood, en beschreef fantastisch het ongehoorzame Roodkapje. Baby's oogen bleven groot en blauw en Puck sprong over op Klein Duimpje en van Klein Duimpje op Hans en Grietje. Toen vielen langzaam de oogjes dicht en Puck liet haar hoofd tegen de witte spijlen van het ledikant rusten. Zoo bleef ze even zitten. Vandaag pas waren vader en oom Frits vertrokken. Was het niet, of ze in die ééne dag weken geleefd had?
Puck wist niet wat ze zou doen met haar lange avond. Eerst wat lezen, en een brief beginnen voor Anneke? Ze zou wel weer alleen in de eetkamer zijn met dinner. Maar toen ze nog even uit het raam hing, uitkijkend over Hill-Avenue, wat ze zoo graag deed, kwam Anny waarschuwen, dat mevrouw haar wenschte te spreken.
Pucks hart bonsde opeens. Gek, dat ze nu angst had. Angst voor die koele oogen, voor die scherpe tong.
| |
| |
Ze draalde naar beneden, terwijl ze schold op zichzelf.
‘Och stumper, die je bent’, smaalde ze. ‘Wezel! Om bang te zijn voor Alice. Wees flink. Bijt van je af, als ze vervelend is’.
Beneden in de zitkamer zat Alice in de erker, met een boek Fransche gedichten op haar schoot. Puck herkende de band: ‘Perles de la Poésie française’. Een golf van vreugde schoot door haar heen. Zou ze daaruit mogen voorlezen?
Alice, blond en blank boven een zachtrose creatie, speelde gedachteloos met de bladen van het boek.
Puck bleef wachtend staan.
‘Wilt u me hier uit een gedicht voorlezen?’ vroeg Alice.
‘Yes Mrs. Cuningham’. Puck ging zitten. ‘Komt het er niet op aan welk?’
‘Neen’.
Puck bladerde even. Ze zocht naar het aandoenlijk-fijne, teedere:
‘Ah, si vous saviez comme on pleure
‘De vivre seul et sans foyer
‘Quelquefois devant ma demeure
Haar stem trilde verdacht, toen ze las:
‘Et si vous saviez que je vous aime
‘Surtout si vous saviez comment
‘Vous entrériez peut-être même
Ze bleef even neerkijken op het boek in haar schoot. Het was of haar stem nog natrilde in de kamer.
Toen zei Alice koel en koud.
| |
| |
‘Uw uitspraak van het Fransch is abominabel Mademoiselle’.
Puck keek zoò verwonderd. Had niet altijd de Fransche leeraar, vroeger op school, haar juist om haar uitspraak geprezen?
‘Ik dacht, ik meende.... mijn leeraar vroeger....’ hakkelde ze.
Alice stak haar hand uit naar het boek. Ze las:
‘Ah si vous saviez comme on ploere...’
Puck lachte bijna. Nee maar, Alice deed het erom natuurlijk, 't was een mop. ‘Ploere’ en ‘demoere’ en de totale belachelijke verbastering van alle woorden. De lach trilde om Pucks lippen. Ze zou losklateren als Alice nog één zin las.
De mop was goèd! Maar, terwijl Alice het boek naast zich neerlegde, zei ze beslist:
| |
| |
‘Op deze manier kan ik niet met u lezen. Dat hindert me te veel Mademoiselle’.
Een vlam vloog over Pucks wangen.
‘Dat meent u toch niet’, zei ze.
‘Ik meen altijd alles wat ik zeg. Ik ben verschillende keeren in Parijs geweest. U spreekt het Fransch heel slecht uit’.
Puck kromde de teenen in haar schoenen. Ze zou wat kapot kunnen gooien! Ze zou kunnen krijschen van woede. Ja, Alice had beslist een slechte invloed op haar.
‘Nee, ù spreekt het Fransch heel slecht uit’, verdedigde ze zich dan. Ze stak haar koppige kin naar voren. Haar oogen tartten de koude, smadelijke blauwe.
‘Mademoiselle!!’
‘Ja’, zei Puck. ‘En als ik het Fransch dan zoò beroerd uitspreek, dan vind ik het heelemaal krankjorum’ - ze wist zoo gauw geen goed Engelsch woord, ze zei het dus maar voor het gemak in het Hollandsch - ‘dat u me Mademoiselle noemt!!’
Dat is mijn zaak’, zei Alice, die opstond.
Puck stond ook op.
‘Natuurlijk. Maar ik wou u alleen maar even wijzen op het zotte van de situatie’, zei Puck.
‘Dat kunt u aan mij overlaten’, zei Alice.
‘Ja, natuurlijk’, zei Puck.
‘Voòr ik verder met u Fransch ga lezen, wil ik, dat u eerst deze gedichten voor u zelf bestudeert’.
Puck gooide haar hoofd in haar nek.
‘Ik ken de meeste van buiten’, zei ze. ‘Ik heb ze op school behandeld’.
| |
| |
Alice trok haar mondhoeken naar beneden. Zoo verachtelijk en minachtend stond ze daar. Puck griste het boek van de erkerbank.
‘Ik wil ze nog wel eens voor me zelf lezen, omdat ik ze zoo mooi vind’, tartte haar stem.
‘Na dinner kunt u voor me spelen. Ik ben zeer benieuwd naar uw muzikale prestaties’.
‘Ik ook’, dacht Puck. Ze stond opeens wat verlegen met het boek in haar handen, bladerde erin. Alice had een cigarette aangestoken, leunde weer in de kussens. Haar oogen keken droomerig, maar haar mond was hard. Puck voelde het als een verlichting, toen de bel ging voor dinner. Hoewel het haar benauwend leek met de beleedigde Alice aan eén tafel te verwijlen. - Maar Dokter kwam ook binnen, en keek zoo tevreden. Puck zag hem nu eigenlijk pas voor het eerst aan tafel. Ze bestudeerde stilletjes zijn gezicht met de diepe groeven van de neus naar de mondhoeken, en het hooge voorhoofd onder het blonde, glad-weggeborstelde haar.
‘Moet je vanavond nog uit Jack?’
‘Yes darling. 't Spijt me erg, dat ik niet bij je kan blijven. Ik heb nog een paar patienten, die ik bezoeken moet’.
‘Hoe laat denk je thuis te zijn?’
‘Om tien uur op zijn vroegst’.
‘Laten we dan nog even naar Evelyn gaan. Ja?’ Zoo vleiend, als nu die stem klonk.
Dokter aarzelde even. ‘Ik kan vanavond nog worden weggeroepen. Maar als je 't graag wilt....’
‘Och, als 't je niet schikt....’ Puck zag opeens in het
| |
| |
gezicht van Alice het gezichtje van Millicent. Dezelfde ontevreden trek om de mond, dezelfde half-dichtgeknepen oogen.
‘Maar lieveling, natuùrlijk schikt het me’. Puck zag de blik, waarmee hij naar Alice keek. Zoo'n teedere, zachte blik was het. Ze had wel onder de tafel willen kruipen. Ze boog zich diep over haar bord. Ze dacht even: ‘Wat kon het mooi zijn, als Alice anders was’. Die rustige kamer met de zachte lichten, Anny, die diende op stille voeten, de tafel zoo beeldig gedekt als voor een feest, en dan een man en een vrouw, die van mekaar hielden. Dat was het mooiste en het meest ontroerend van al. Puck fantaseerde verder.
‘En mademoiselle’, zei Dokter opeens, ‘bent u al gewend?’
‘Yes, oh yes’, zei Puck, weer met beide beenen op de grond.
‘En hoe bevalt Engeland u?’
‘Heel goed Dokter’.
‘Och Jack, hoe kan Mademoiselle daarover nù al oordeelen’.
Puck boog schuldig haar hoofd.
- Na tafel zette ze zich met kloppende polsen voor de vleugel. Ze greep maar eerst de walsen van Brahms. Haar vingers struikelden - natuurlijk - maar ze speelde door, ze wilde er niet aan denken, dat in de eene hoek bij het raam Alice zat, die luisterde en met haar voet op de grond tikte.
Tot - opeens - Alice opsprong.
‘Mademoiselle, houd u maar op. Dat lijkt nergens naar.
| |
| |
Dàt kan ik niet aanhooren. Dacht u met mij quatre-mains te spelen?’
Puck knikte.
‘Nu, dat kunt u dan voorloopig wel uit uw hoofd zetten. U speelt slecht. Als u tijd over hebt, kunt u hier oefenen. Tenminste als niemand in de kamer is’.
Alice boog even haar hoofd.
‘Good-night Mademoiselle.’
‘Good night Mrs. Cuningham’, zei Puck.
Boven op haar kamer greep Puck naar haar dagboek, dat in de la van haar toilettafel lag. Ze schroefde haar vulpen uit met driftige bewegingen. Ze kalkte neer met groote, woeste, dronken letters:
‘Ik wil hier niet blijven!!!!!!’
Toen las ze het gedicht, dat vader zoo liefdevol neergeschreven had:
‘Vanaf de eerste levensadem
Is alles naar Zijn wil geschied
Ga dus met God, bij vreugd en smarte
Vergeet je vaders hope niet....
En zacht, terwijl haar onderlip bevend vooruitsprong, deed Puck het dagboek weer dicht.
|
|