| |
| |
| |
| |
Hoofdstuk VI.
Nu zit ik in mijn eigen appartementen bij Schoonpapa van Dil. En het is net, of het een andere Joop is, die hier rondwaadt door de statig gemeubelde vertrekken, die het bad in de badkamer vergeet te laten leegloopen en die altijd struikelt over de poef in de zitkamer, die Schoonpapa daar als note gaie heeft nedergevlijd.
Na Leo's vertrek - neen, daaraan denk ik maar liefst zoo weinig mogelijk - zijn Connie en ik nog een week op S. & M. gebleven. En daar hebben we nog een drama met de twee G's meegemaakt, dat gelukkig goed is opgelost. Er was afgesproken, dat Grietje met me mee zou gaan naar Schoonpapa van Dil, omdat Grietje alleen familiebetrekkingen bezat gelijk Hillegonda met de vischboer, en ze zwoer, dat ze bij geen van allen voor geen geld in huis wilde. Toen stond Tante Suzanna genadig per brief toe, dat Grietje met me meekwam. Ze zou dan Betje in de meerdere drukte kunnen assisteeren. Ik wenschte vurig dat Grietje en Betje - een oudgediende met een heerschzuchtig karakter - mekaar niet in Betjes keuken mochten afmaken, en besliste dat Gijbertje, die in het dorp een vader, moeder en talrijke broers en zusters bezat, het best weer naar huis kon gaan. Nu baadde G 2 de gansche dag in tranen, en ik schreef dit natuurlijk opgewekt toe aan ons aanstaand vertrek. Als ze me tegenkwam op gang of
| |
| |
trap, dan boog ze haar hoofd met het onwijze knoedeltje, en weende. Dan tikte ik haar op de schouder, en zei: ‘Kom G 2, kop op.’
Maar de laatste avond, toen Connie al mijn koffers keurig gepakt had, en van adressen voorzien, en toen ook Grietjes ontvelde koffer en rietmand reeds in de Hall klaarstonden, kwam G 1 cordaat het samenzijn van Connie en mij storen, en ze zeit ‘Ik hoop, dat U 't mij niet kwalijk neemt Mevrouw, maar er moet wat van mijn hart.’
‘Als 't maar niets naars is Grietje, je kijkt zoo plechtig.’
‘Mevrouw,’ zei Grietje, ‘Gijbertje huilt zich de tering.’
Ik zag Connie lichtelijk schokken. Ik bond een lint om een geweldig bos rozen, die ik voor Tante Suzanna wilde meetorsen.
‘Je hebt altijd zoo gejammerd over haar lachen,’ berispte ik Grietje, ‘nu gaat Gijbertje natuurlijk in een ander uiterste over.’
‘Ja maar Mevrouw, weet U wel, waarom ze zoo huilt?’
‘Het naderend afscheid dunkt me.’
‘Ja natuurlijk. Maar Gijbertje wil niet naar huis.’
‘Wil niet naar huis?’ herhaalde ik wezenloos. ‘'t Zijn toch haar eigen Vader en Moeder.’
‘Ja maar ze zegt, dat haar Vader haar slaat, en dat het er zoo rommelig is en zoo ongezellig, affijn, om kort te gaan, ze wil bij U blijven.’
‘Maar Grietje, wat moeten we met G 2 in de stad beginnen?’
‘Ja, dat heb ik ook al gezegd. Maar dan huilt ze nog harder. Ik heb graag, dat U haar dit eens flink aan haar verstand brengt. Dit huilen is niet meer om aan te zien.’
‘Nu, stuur haar dan maar bij me,’ zuchtte ik. En ik keek hulpeloos naar Connie.
‘Ja,’ zei die. ‘Teveel liefde kan ook lastig zijn Joost.’
| |
| |
Een klop op de deur. Daar stond Gijbertje.
‘Kom eens voor 't voetlicht,’ noodde ik haar.
G 2, het hoofd een paardlengte voor haar beenen, belandde bij de tafel met de rozen. Haar gezicht was totaal verhuild. Het leek wel uit zijn proporties gerukt te zijn. Ze was zoo zielig en armetierig, zooals ze daar voor ons stond, dat er een geweldig medelijden met haar in me opsteeg.
‘Probeer eens niet te huilen,’ zei ik. ‘En vertel me dan kalm, waarom je zoo bedroefd bent.’
‘Omdat U weggaat, en kleine Ha.. Hans.’
‘Maar lieve Gijbertje, we komen toch weer terug. En als we terugkomen, dan kom je weer bij me. En je weet, dat je zoolang kostgeld krijgt, en dat je loon doorgaat. Dat heb je je Moeder toch wel verteld? Je Moeder vindt het toch zeker wel goed, dat je thuiskomt?’
‘Dat heb ik haar niet gezegd,’ zei G 2 met de moed der wanhoop.
‘Maar kind, wat heb je dan wèl gezegd?’
‘Dat ik met U meega,’ stootte G 2 er uit.
Hier ging ik bij zitten.
‘Wil je dan zoo graag met me mee?’
Gijbertje opende haar hand, waarin een opgerolde, vochtige zakdoek. Ze knikte. ‘Ja Mevrouw.’ Ik staarde peinzend naar de rozen.
‘Kijk, je weet dat ik bij Mijnheer van Dil ga logeeren. En daar hebben ze zelf al twee meisjes. Met Grietje er bij drie. Ik weet werkelijk niet, wat ik daar met jou beginnen moet G 2. Of je zou moeten meegaan als mijn kamenier.’
Gijbertjes gezicht leefde op. Hoewel ik wist, dat ze geen flauw idee had, wat een kamenier wel beteekenen kon, zei ze blij: ‘Ja Mevrouw.’
Ik zag in mijn gedachten al het verstarde gezicht van Tante Suzanna, wanneer ik met mijn hofhouding uit de auto stapte. En ik zuchtte: ‘Nu het moet dan maar. Ik kan ook niet hebben, dat je al je blossen verhuilt. Heb je een koffertje voor je goed?’
| |
| |
‘Een mand Mevrouw.’ G 2 verloor van pure
Ze was zoo zielig en armetierig.
blijdschap bijna het evenwicht.
| |
| |
‘Nu, ga dan maar gauw naar boven om die te pakken, en vertel maar aan Grietje, dat je ook meegaat, Lach eens Gijbertje.’
De zon brak door de wolken. Gijbertje viel bijna door de deur heen in haar blijde haast om maar gauw te kunnen pakken.
Ik wendde me tot Connie. ‘Nu, wat zeg je hiervan? Ik zie Tante Suzanna best in staat om me met kamenier en al op straat te zetten.’
Connie proestte. ‘Als Tante Suzanna G 2 niet slikt, dan neem ik haar wel een poosje bij ons, als bellemeisje of zoo. Dan kan ze verder de heele club afreizen, tot Leo terug is. En dan kom jij je elke dag even met Hans aan haar vertoonen.’
‘Laten we er het beste maar van hopen. Ik ga nog maar wat extra rozen plukken als zoenoffer. Dat zal ik wel noodig hebben.’
Gelukkig viel mijn intocht nog al wat mee. Of Tante Suzanna eerst dacht, dat G 2 niet iets blijvends was, of omdat Hans door zijn plotseling gebrul, toen hij de grootvaderlijke woning werd binnengedragen, alle gedachten op zichzelf deed concentreeren, ik weet het niet. In elk geval G 2 stond ook in de vestibule, en is nu opgenomen in het personeel van huize van Dil als manusje vart alles. Zij draaft bij de trappen op en neer met een ijver, die alle ooit vertoonde ijver slaat, ze sleept me alle dingen na, die ik vergeet, of die ik niet noodig heb, ze behandelt de bel en de schoenen, ze poetst het zilver, ze maakt Hans sijn badje schoon, ze verbeeldt zich zelfs, dat ze me helpt om Hans te baden, en af en toe tref ik haar aan in een hoek, waar ze staat te trappelen van een verborgen plezier. Gelukkig hebben Grietje en Betje zich, boven verwachting, goed bij elkaar aangepast. Als ik ze soms zie zitten in de keuken met het koffie-blaadje op tafel, dan vind ik ze net twee dikke, gezellige vriendinnen, die genoeglijk oude tijden zitten op te halen. Tegen mij zei Grietje op een avond: ‘'t Is natuurlijk niet dat, wat het thuis is, maar ik
| |
| |
zal me best kunnen schikken, tot Mijnheer terugkomt.’ En ik moest Grietje even in haar ronde arm knijpen om dat heerlijke woordje ‘thuis’. Tante Suzanna zei, daar ze toevallig dit manuaal zag: ‘Je moet je niet zoo met je personeel encanailleeren Joop. Grietje is een goed meisje, maarre...’
‘Ik beschouw Grietje heelemaal niet als een meisje,’ ijverde ik. ‘Ze is net een soort tante, ik weet niet.’
Tante Suzanna neep haar lip naar binnen, en keek me berispend aan. Ik verbeterde haastig: ‘Ik bedoel natuurlijk niet een tante zooals U...’
‘Ik geloof, dat je zelf niet weet wat je bedoelt,’ snibde Tante Suzanna en zeilde majesteitelijk weg en ik rende van de bovengang mijn slaapkamer binnen, waar Hans in sijn wieg naast mijn lits-jumeaux stond voor de gezelligheid, en verborg mijn hoofd in zijn donzen dekentje, al was zijn bezoekuur nog lang niet aangebroken. Maar Hans was wakker en verlegde zijn hoofdje alsof hij trachtte beter mijn gezicht te zien, Het is altijd weer een genade zijn zachte wangetje te kunnen streelen en je vinger te voelen vastgeklemd in zijn stevige pootje. En zijn lachje is me nog steeds een verrukking. Toen ik zoo bij mijn jongen de troost zocht, die hij me nooit onthoudt, kwam er een bons op de deur. Ik richtte me op, denkend dat het Gijbertje was met de een of andere onwaarschijnlijke vraag. Gijbertje is gelijk een speurhond, overal in huis vindt ze me uit. Maar het was Connie.
‘Ik kom me hier even laven,’ zei ze.
‘Laaf maar raak,’ moedigde ik aan. ‘Je mag zelfs Hans Willem zien, want ik ben ook buiten zijn audientielijst getreden.’
‘Nog nieuws van de echtgenoot?’
‘Ja, ettelijke telegrammen. Schoonpapa plaagde me al, of één telegram niet voldoende was. Hij veronderstelde, dat ze allemaal wel dezelfde inhoud zouden hebben.’
| |
| |
‘De taal der liefde is rijk aan woorden,’ zei Connie.
‘Ja maar die wijsheid is Schoonpapa vergeten.’
Connie lachte tegen Hans. Gedwee lachte Hans terug.
‘Hoe gaat het thuis Con?’
‘O, ik ben nog steeds in de goede richting opgewonden. Maar 't is geen S. & M. Joost.’
‘Morgen komt Julie weer in de stad. Ik wou wat bloemen voor haar neerzetten. Ga je even mee? Dan halen we de sleutel bij Pop. Die versorgt Julie's planten.’
Om de hoek van de kamerdeur zei ik gelijk een schoolkind: ‘Tante Suzanna ik ga even uit.’
Tante Suzanna, vanuit de serre knikte: ‘Goed Jo.’
‘Nu blijft ze toch wel alleen,’ zei ik in de gang. ‘Papa is naar de Bank.’
‘Maar Joost, wat zou je met Tante Suzanna willen beginnen?’
‘'k Weet niet. Aangenaam bezig houden. Met haar kouten of zoo.’ Ik liep nog even terug naar de kamer. ‘Tante, als Hans mocht gaan huilen, 't zal wel niet, maar als U hem hoort, zou U dan even willen gaan kijken of hij goed ligt? Hij begint al zoo te woelen.’
Verbeeldde ik het mij, of glimlachte Tante Suzanna? ‘Zeker Joop,’ knikte ze, en opgewekter voegde ik me weer bij Connie. Het was een wat nevelige, zoele avond, zooals September ze vele heeft. We liepen gearmd, Connie en ik. ‘Het is net alsof we nog op de H.B.S. zijn,’ zei Connie, en versprong even om met mij in de pas te blijven.
‘Ils sont passés ces jours de fête,’ declameerde ik zoo tragisch, dat een dame ons onthutst bekeek.
‘Nu wat jij maar jours de fète noemt,’ zei Connie. ‘We hebben die tijd wat vaak verwenscht.’
‘Toch hebben we, alles bij elkaar genomen, een heerlijke jeugd gehad.’
| |
| |
‘Ja.’ Connie zuchtte. ‘Zouden Pop en Kees thuis zijn?’
‘De Parkieten? Die zijn altijd thuis. Je weet toch, dat ze hun vacantie in Mook hebben verdaan? Om eenzaam te zijn.’
Ik luidde aan Kees zijn deurbel, en Duitsche Lotte deed open.
‘Mijnheer en Mevrouw zijn niet tois!’ zei ze.
‘O, maar voor mij wel. Kom Connie.’ Vastberaden stapte ik de onthutste Duitsche Lotte voorbij. ‘Beneden of boven?’ vroeg ik over mijn schouder.
‘In de serre,’ fluisterde Duitsche Lotte.
Ik sloeg een roffel op de deur van de eetkamer. ‘Ja?’ riep Pop's stem. In de serre met de gordijnen dicht, zaten Pop en Kees. Kees in een los fluweelen jasje met tressen gegarneerd, en geen vest, en Pop in een zijden gebloemde kimono.
‘Heeft Lotte geen belet gegeven?’ vroeg Kees, en keek me aan als een buldog, die bijten wilde.
‘Jawel geliefde, maar ik heb haar tegen de grond geslagen, en ben over haar verslagen lichaam naar binnen geschreden. Ik heb Connie bij me.’
‘We zijn toch voor Joop altijd thuis,’ zei Pop met een vinger op Kees zijn voorhoofd. ‘En voor Connie ook. Kom hier zitten jongens.’
Kees scheen in het onvermijdelijke te berusten en stak een sigaret op. ‘Leuk is die lamp hè?’
‘Ja engel. Maar waarom doe je de gordijnen niet open. 't Is hier zum Stikken.’ Ik strekte mijn vinger uit naar de trekker, maar Kees sloeg met zijn aschbak op mijn hand. ‘Joop, doe niet zoo onmogelijk. Alle intimiteit gaat weg met die open gordijnen.’
‘Thee?’ vroeg Pop. ‘Mannetje, jij nog thee?’
‘Graag vrouwtje. Zal ik je helpen?’ Kees had zijn sigaret weggelegd en stond al naast Pop met de arm om haar middel. Connie's wangen bolden op van de lach, net als vroeger. Ik strekte mijn beenen uit, en ik zei: ‘Als jij ooit voor de Wilde & Co. naar Indië gestuurd wordt Kees, dan mag je wel voor
| |
| |
Pop en jou alleen een boot afhuren. Ik heb nog nooit zoo iets aandoenlijks gezien.’ Connie proestte het uit, en hief haar zakdoek en verdween er in. Kees keek onthutst en beleedigd tegelijk, en Pop lachte.
In de serre zaten Pop en Kees.
‘O, je hoeft je voor mij niet te beheerschen,’ zei ik moederlijk tegen Kees. ‘En voor Connie ook niet. We kunnen nog een massa van jullie leeren.’
‘Ik ben er trotsch op,’ verklaarde Kees, ‘om mijn liefde te kunnen toonen. Ik vind, dat de verhouding tusschen Popje en mij velen tot voorbeeld kan strekken.’
| |
| |
‘O, ongetwijfeld,’ beaamde ik enthousiast, ‘Zou je er niet een boek over kunnen schrijven? Of op gezette tijden tegen entree jullie verhouding aan het publiek kunnen demonstreeren? Bijvoorbeeld: Hoe schenkt een echtpaar, dat elkaar bemint, thee? Dan plaats je Pop voor de theetafel en jij met je arm om haar schouders er naast, en als Pop suiker in de kopjes doet, doe jij er melk in.’
‘De nonsens, die jij er uitgooit,’ viel Kees me vertoornd in de rede.
‘Ja maar jongetje, jij inspireert me.’
‘Nu, ik wil je dit wel zeggen,’ zei Kees, terwijl hij Pop teeder meenam naar haar stoel en haar daar behoedzaam invlijde, ‘zooals Leo en jij samen omgaan, dat vind ik geen ideale verhouding hoor.’
‘Hè Kees, hoe kun je 't zeggen?’ zei Connie verontwaardigd.
De tranen schoten naar mijn keel. Ik dacht aan onze avonden, als zwijgen alleen reeds geluk was... Maar ik schudde mijn hoofd lachend: ‘We staan niet allemaal op zoo'n hoog liefdesplan als jij.’
‘Mannetje, wat ben je stout,’ dreigde Pop.
‘Wat zeg je daar? Ben ik stout? Gauw, doe boete.’
Ik vlijde me dieper in mijn stoel. ‘Toch krijg je me direct niet weg, dank zij je zachtzinnigheid. En je kunt gerust weeïg doen, dat kan me niets schelen. En Connie ook niet.’
‘Ik kan gerust wàt doen?’ vroeg Kees, en hief zijn hoofd van Pops keel.
‘Weeïg!’ zei ik met klem. ‘Krijgen we nog thee? Kom Con, laten wij 't maar zelf inschenken. Voor die tortelduiven is thee niet zoo'n noodzaak als voor ons.’
‘Heb je al wat van Leo gehoord?’ vroeg Pop.
‘Telegrammen. Draadloos. Nee, de inhoud mag je niet weten Kees.’
‘Ja, die kan me nog al wat schelen. Zit Leo al in Indië?’
| |
| |
‘Al lang, Zijn boot was een vliegschip. Dat deed er maar drie dagen over.’
‘He Kees, je kunt toch soms erge dwaze vragen doen,’ werd Pop opeens even menschelijk. ‘Vin je 't prettig in Huize van Dil, Joop?’
‘Zalig. Een leuke kimono heb jij aan.’
‘Die heb ik voor haar gekocht,’ zei Kees.
‘Erg toepasselijk met al die parkieten. Ik vind er jullie artistiek uitzien. Heeft de wilde Her ook zoo'n buis?’ En ik wees op het fluweelen jasje.
‘Wat kan mij dat schelen?’ tierde Kees.
‘Nee, ik dacht het, omdat jij zijn Co. bent. Toe Con, zeg ook eens wat.’
‘Dit interieur verblindt me,’ zei Connie op gezwollen toon. ‘En het slaat me met stomheid.’
‘Heeft Connie ons huis al eens gezien vrouwtje?’ Kees leefde op. ‘Nee? Dan moet ze dat toch noodzakelijk even zien. Kom, we gaan samen mee.’
‘Ik blijf hier wel,’ zei ik. ‘Ik kan jullie huis droomen tot op de vliering. En dan mag ik zeker de gordijnen wel even opentrekken. Als ik jullie weer op de trap hoor, trek ik ze wel weer dicht.’
‘Natuurlijk Joost,’ lachte Pop. En Kees, die zijn mond reeds geopend had, sloot hem weer gelijk een visch.
De krant, die Pop en Kees zeker samen hadden zitten lezen, lag op de grond. Ik haalde hem met de punt van mijn schoen naar me toe. Tien keer las ik hetzelfde berichtje. Toen wist ik nog niet of het over een brand of een diefstal ging.
‘Leo,’ dacht ik, ‘als ik je maar even kon zien.’ Ik knipte met mijn oogen. De maanden zouden jaren zijn!
‘Niet denken, niet denken,’ dacht ik. En ik liep naar de piano, sloeg voorzichtig de toetsen aan - bij Kees doe ik alles voorzichtig - en ik neuriede: ‘There was an old nigger, they called him Uncle Ned...’ Jaren geleden had Leo dat voor ons gezongen. De stappen op de trap. Ik vloog naar de gordijnen, en sloot ze.
| |
| |
‘Zong jij?’ vroeg Kees.
‘Ja geliefde. Kom Con, leef je nog, na al dat schoons bewonderd te hebben? Dan gaan we.’
‘De sleutel,’ waarschuwde Con.
‘O ja, de sleutel van Julie's kasteel.’
Pop en Kees gingen hem samen van boven halen. Toen ze beneden kwamen, zei Kees: ‘Als je nog zingen kunt nu Leo weg is, dan moet ik zeggen, dat jij er je verdraaid weinig van aantrekt Joop.’
‘Ja, jij bent een groote geest,’ prees ik. ‘Dag parkietekinderen. Jullie geluk heeft me weer goed gedaan.’
‘Ik kom morgen naar Hans kijken,’ beloofde Pop.
Op straat zei Connie: ‘Waar wou je bloemen koopen Joop?’
‘In een winkel.’
‘Maar kind, die zijn gesloten.’
‘Stoffel,’ schold ik me zelf. ‘Nu, dan moet het morgen maar. Julie komt pas tegen een uur of vijf thuis. Ga je met me mee? Kom me dan tegen twee uur halen.’
‘Ja graag.’ Connie bracht me nog tot mijn huisdeur, en toen ik de vestibule betreden had, kwam weer dat onmogelijke eenzame gevoel over me. Ik liep letterlijk schoorvoetend door naar de serre, waar Tante Suzanna zat te breien, met het lorgnet heel kranig op de punt van haar neus.
‘Je bent lang weggebleven Jo,’ zei Tante Suzanna.
Al mijn lagere instincten ontwaakten. Maar ik dacht aan Leo, aan Hans, aan Schoonpapa, en ik zei: ‘Ja, gaat nog al. Wat breit U?’
‘Ondertailles Jo.’
‘Breit U die? Die kun je toch heel geschikt koopen. Maar niet zoo sterk misschien,’ verbeterde ik mezelf haastig. ‘Hebt U Hans nog gehoord?’
‘Neen Jo.’
‘Bent u niet even, stilletjes, gaan kijken?’ Ik dreigde moedig Tante Suzanna met mijn vinger.
| |
| |
‘Ja, ik heb hem ingestopt, toen hij al sliep. Jo,
Tante Suzanna zat te breien.
je staat op mijn kluwen.’
| |
| |
‘O, beg pardon. Kan ik iets voor U doen? Een streng ophouden of zoo iets?’
‘Neen, dank je wel. O ja, er is bezoek voor je geweest. Juffrouw Greve.’
‘En wat zei Pien?’
‘Of je haar eens komt opzoeken. Wanneer gaat dat meisje trouwen?’ Tante Suzanna keek me eenigszins uitdagend over haar lorgnet aan.
‘Volgende maand.’
‘Waar komt ze te wonen?’
‘Dat weet ze nog niet. Ze hebben nog geen huis, bedoel ik. Er is woningnood, wist U dat wel? Misschien gaan ze wel op kamers.’
Nu is Tante Suzanna van het slag, dat eerst een Huis en dan het Huwelijk wenscht, en dat op kamers wonen haast onfatsoenlijk vindt. Dus trok ze haar lip in en zweeg. Ik zweeg ook. Ik trapte verstrooid tegen het kluwen, waarop Tante Suzanna zich boog, om het op haar schoot te nemen. Ik boog me ook gedienstig, en Tante Suzanna's lorgnet kerfde in mijn voorhoofd, terwijl het kluwen tot onder de bloembak rolde.
Wat had Leo eens gezegd: ‘Je moet altijd trachten Joop, iemands minder prettige hoedanigheden voorbij te zien. Haal de goede eigenschappen naar boven.’
Maar Tante Suzanna maakte dit niet direct gemakkelijk. Ik trachtte allemaal prettige onderwerpen te bedenken om met Tante te behandelen, maar ik wist niets. Ik keek uit in de groote tuin. Nu hingen de herfstnevels al over de hei, en 's morgens wuifden de ragfijne herfstdraden tusschen de boomen. Nu hing er een geur in de lanen van hars en van vallende bladeren... Deze stadstuin leefde niet, zooals de tuin van S. & M. De hooge schuttingen, die hem afscheidden van de andere tuinen, benauwden me, en er bloeiden zulke afgepaste, degelijke bloemen, in tegenstelling met de weelderige overvloed van onze ‘Garden of Love’. Dat klonk lief: ‘Garden of Love’. Ik zei het een paar maal in mijn gedachten.
| |
| |
‘Een vreemd kind is die Gijbertje,’ zei Tante Suzanna opeens. Ik plofte weer op aarde neer.
‘Wie? O ja, Gijbertje, ja, ze is een beetje bijzonder.’
‘Straks trof ik haar in de gang naar de keuken. Ze stond daar zoo vreemd, ik dacht dat ze huilde.’
Ik knikte opgewekt.
‘Ik vroeg haar natuurlijk, wat er aan scheelde. En wat bleek toen? Ze lachte Jo!’
‘Ja, daaraan lijdt Gijbertje. 't Is de lachziekte geloof ik.’
‘Maar dat is onwijs,’ vond Tante Suzanna.
‘Och, dat gaat wel over later,’ zei ik vaag.
‘Ik zou zoo'n meisje niet om me heen kunnen dulden.’
‘O, ik best. Bovendien, ze lacht hier tenminste geluidloos. Op S. & M. davert haar lach door het trappenhuis.’
‘En maak je dan geen aanmerking?’
‘Dat geeft toch niets. Ze komt er heusch wel overheen.’
Weer stilte. Ik dacht: Nog tweehonderd avonden minstens zal ik zoo tegenover Tante Suzanna moeten zitten. Tot welke wanhoopsdaad zou ik dan in staat zijn? Ik klemde mijn handen in elkaar, dat ze me pijn deden. Een ontzettende moeheid klom langs mijn ledematen omhoog. Toen werd er een sleutel in het slot gestoken. Schoonpapa kwam binnen.
‘Zitten jullie samen in de serre? De jongen al geholpen Joop?’
‘Neen Papa, ik heb op U gewacht.’
Schoonpapa veegde zijn voorhoofd af. ‘Warm is het. Ja, ik heb het maar niet te laat gemaakt... Ik dacht, ik moet er toch bijzijn, als mijn kleinzoon zijn avonddrank krijgt.’ Schoonpapa klopte op mijn schouder.
‘Alweer een telegram gekregen Jopie?’
‘Ja zes!’
‘Nu kind, hoe is het? Is het nog geen tijd?’ Schoonpapa hield me zijn horloge voor.
| |
| |
‘Ik word haast bang voor Uw contrôle.’
‘Je maakt het er zelf naar Joop met je zotte bezoekuren.’
‘U wilt me met een zoet lijntje van het pad der Deugd afbrengen Schoonpapa,’ schertste ik, en hief mijn lamme ledematen uit de stoel.
‘Neen, ik wil mijn kleinzoon zien,’ zei Schoonpapa. ‘Wat drommel, daar heb ik toch recht op.’
‘Natuurlijk.’ Ik belde Grietje om het fleschje. Toen verhief Tante Suzanna zich ook. ‘Het zal me verwonderen, of hij zich weer heeft blootgewoeld,’ zei ze.
Ik wachtte nog even in de gang op het fleschje. Tante Suzanna en Schoonpapa liepen al naar boven. Opeens zag ik het aandoenlijke van hun liefde voor Hans. En ik bewoog mijn schouders, alsof ik zoo mijn neerdrukkende gevoel kon afschudden. Och, de dagen kwamen wel om, en boven in zijn wiegje lag toch immers onze kleine jongen, en sloeg met zijn handjes, trappelde met zijn voetjes, en huilde, huilde, om mij, omdat hij me noodig had.
|
|