| |
| |
| |
Hoofdstuk VII.
Het diner hebben we achter de rug. Het was, after all, een onzalige inval van me. Want we hebben er hoopen narigheid door gehad. Jog heeft me zelfs een heele dag genegeerd, omdat het plan van mij is uitgegaan.
Vooreerst wou Julie een nieuwe japon hebben. Hierop was Jog tegen omdat ze meer jurken heeft dan een normaal mensch. Dat heeft een heele avond van soesah veroorzaakt. Julie heeft al haar aanminnige troepen in het vuur gebracht. En toen die niet hielpen, drie dagen gezwegen in haar boudoir met het haardje uit. Op de laatste daarvan heeft Jog mij genegeerd. Zelfs Hillegonda voelde de veranderde stemming en ze zei, toen ik haar ten einde raad opdroeg het haardje in Julie's kamer aan te maken, omdat ik hoopte, dat eenige warmte haar verteederen zou - van kou wordt je baloorig: ‘Je weet ook nooit, wat je d'r hier aan heb.’
‘Dat moet je juist in teressant vinden, Hillegonda.’
‘Nou zeg,’ zei de geliefde.
‘Ja, heusch! Je aanschouwt hier 's levens schouwtooneel. Je maakt drama's mee en blijspelen. En 't kost je niets.’
‘Ik ben een boon als ik er een snars van begrijp.’
‘Hoeft ook niet Hillegonda. Zorg je voor 't haardje?’
| |
| |
‘Ik heb geen houtjes meer.’
‘Dan vraag ik wel een sigarenkistje aan meneer.’
Dit was een moedige daad van me, want het was aan het eind van Jog's zwijgende dag. Maar ik stapte
‘Hij keek niet op, toen ik binnenkwam.’
fier naar zijn studeerkamer, en ik klopte manhaftig aan. Jog zat met zijn hoofd in zijn handen voor een lijvig boek. Hij keek niet op, toen ik binnenkwam, maar hij hoorde zeker wel aan m'n bevallige tred dat ik het was. Tenminste hij zei: ‘Wat is er Joop?’ En dit norsch.
| |
| |
‘Heb je een paar leege sigarenkistjes voor me?’
Jog is een echte man. Dus vroeg hij: ‘Waarom?’
‘Om mijn juweelen in te doen.’ Jog blikte noch bloosde.
‘Nee, om Julie's haardje aan te maken.’
‘Heeft ze daar om gevraagd?’
‘No Sir. Ik bied het haar gratis aan. De warmte bedoel ik.’ Toen draaide Jog zich naar me toe en hij zei: ‘Waarom heb je in vredesnaam dat onzinnige diner voorgesteld?’
Ik voelde me niet verplicht om hem uit te leggen dat ik Julie beter kende dan hij, en dat ik wist, wat hij niet bevroedde, dat Julie uit teleurstelling om ‘La Maisonnette,’ iets anders bedenken zou, wat erger kon blijken dan een diner met een japon. Dus zei ik: ‘Een wereldsche neiging vermoedelijk.’
‘Ik hoop, dat je die dan in het vervolg in òns bijzijn onderdrukt.’
Ik beet op mijn onderlip. Het werd comisch.
‘Ja Jog,’ beloofde ik.
‘Hoe moet het nu met die japon?’
‘Ja, die moet je haar geven natuurlijk.’
‘O, jullie vrouwen, jullie vrouwen,’ zei Jog en hij zuchtte weer.
‘Ja, we zijn misbaksels,’ bekende ik.
‘En ze maakt zich zoo van streek.’
‘Ja, dat zou ik óók doen in haar geval.’
Jog keek me bevreemd aan. ‘Jij bent wèl veranderd, want zoo was je vroeger nooit.’
‘Nee, zoo was ik vroeger nooit,’ echode ik dapper.
En ik proestte inwendig om Jog's verrukkelijke naïviteit. Een blik op mijn tuitrok, die wacht tot de naaister hem kan komen veranderen, en een tweede blik op mijn overhemdblouses, die nooit gelijk zijn uitgetrokken, zegt
| |
| |
Julie, zou Jog van zijn dwaling hebben genezen.
‘Mag ik nu de sigarenkistjes?’
Jog rommelde in zijn kast en gewapend met drie stuks wandelde ik weer naar de keuken.
‘Als mevrouw zegt, dat het niet noodig is, dan zeg jij wel, dat mijnheer het je bevolen heeft, Hillegonda. Dat is jou wel toevertrouwd. En maak niet te veel rook.’
Ik hoorde in de eetkamer, hoe Julie uit het boudoir naar de slaapkamer vluchtte. En een half uur later kwam Hillegonda vertellen, dat de haard brandde en dat het een heksetoer was geweest. Toen klom ik - mijn lessen lijden vreeselijk onder deze huiselijke beslommeringen, af en toe maak ik juffrouw Wijers radeloos - toen klom ik naar boven, waar Julie op bed lag.
‘Kom je mee naar je boudoirtje? Het is er nu heerlijk warm.’ Waarvan ik me eerst overtuigd had. Na veel gezanik liet Julie zich overhalen. Toen loodste ik Jog in het boudoir en voor ik naar bed ging vond ik twee stralende menschen bij het haardje in één stoel. Julie had afstand gedaan van de japon, nadat Jog hem beloofd had en toen ik binnenkwam kibbelden ze samen allerliefderijkst om het to be or not to be. Van de japon namelijk. Het slot is, dat Julie aan het diner verscheen in mat-blauwe charmeuse, geloof ik - nieuw - en dat ze er uitzag om te gappen met haar blonde haar grieksch.
Julie had de de Wildes gevraagd. Lotte had, zooals Julie later zei, een opgefrischte baljapon aan van het vorige jaar, wàt een glorie temeer was, voor Julie natuurlijk, en Her was slingerig en kantelde bijna de hors d'oeuvre schaal om. Het meisje van Jogs moeder diende, omdat Hillegonda altijd aan de verkeerde kant van de menschen kruipt. Voorts waren er Pop en Kees; ik heb het Julie maar verteld en ze vond het, geloof ik, heel geschikt.
| |
| |
Ze zei natuurlijk, dat ze het al lang vermoed had. Dan had je nog de jongen van Rhijn met het peenhaar, Leo van Dil en Truus. Julie had een geschikte combinatie gemaakt van mij met het Rhijnjog, en Truus zwom gedurende het diner in zaligheid naast Leo. Ik had mijn bruidsmeisjesjapon aan, en Truus ook toevallig, zoodat wij wel tweelingen leken, en mijn haar op. Daar had ik de vorige avond twee uur op verknoeid, omdat alle kapsels direct weer onverbiddelijk afzakten. Ten slotte heb ik het maar gewoon gedaan met een scheiding en een bescheiden dot van achteren. Julie ontdekte niet eerder, dat ik het op had, vóórdat ze mijn rug zag en toen vond ze het zot, zoo heelemaal niet modern. Julie was de dag van het diner vreeselijk zenuwachtig. Ik snap het gewoon niet. Ik zou er mijn pink niet voor omdraaien, als ik een paar menschen te eten zou krijgen. En dan bovendien nog lui, die je kent. Maar Julie was zoo bang, dat Aaltje, Jogs moeders meisje, flaters zou begaan.
Ik zei rustig: ‘Dan begaat ze flaters. Die komen allemaal op het hoofd van Jogs moeder neer.’
‘En je weet, Hillegonda kookt zoo ongelijk.’ Nu, dat is zoo. De eene dag verrast ze je met zalige ‘vischkreketjes,’ en de volgende dag weet ze niet, hoe ze spinazie moet klaarmaken. Maar ik had, gewapend met schriftelijke gegevens van Julie, het heele diner in Hillegonda's hoofd gepompt, en de schriftelijke gegevens ter leering en voor de securiteit achtergelaten.
Julie zou de mayonaisesaus bereiden, omdat Hillegonda halsstarrig bleef beweren, dat ze die niet klaarmaken kon. Natuurlijk was dàt alleen een mislukking, waarom Hillegonda en Aaltje zeker gegierd hebben, tenminste Aaltje kwam daarna dienen met een verdacht rooie kleur.
Leo van Dil kwam het laatst van allemaal, toen
| |
| |
Julie al eenige keeren ademloos naar de klok gekeken had. Hij vergat heelemaal om mij te begroeten, trouwens ik stond achter het van Rhijnjog in een hoek te praten. Maar ik liet me niet voorbijzien, en toen hij zat, stevende ik regelrecht door de kamer op hem af en ik zei, véél harder dan ik van plan was, zoodat Lotte omkeek: ‘Dag Leo.’
‘Zoo Joop.’ Genadig.
Toen jubelde Truus, die het ook voor het eerst zag: ‘Gunst, Joop heeft haar haar op.’
‘Ja, leuk hè? Vin je 't me staan?’ zei ik tegen Leo.
‘O, bijzonder.’ IJzig.
‘Zeg Joop,’ het van Rhijnjog vindt het niet eens noodzakelijk om me eerst juffrouw te noemen en dan toestemming voor Joop te vragen. Hij is een brutale kikker, en er zit iets cordaats in.
‘Ja?’
‘Jij en juffrouw de Bie lijken wel tweelingen.’
‘Dat zijn we ook. Ik ben alleen hier ondergeschoven.’
Piet - zoo heet hij - brulde.
‘Zeg, kom jij eens op onze debating-avonden? Ik geloof dat jij er een goed figuur zou maken.’
‘Dankje, ik debatteer niet met kinderen,’ zei ik.
We zanikten nog wat door en Leo bevroor zichtbaar, terwijl Pop en Kees afzijdig op een canapé zaten, hand in hand onder het canapé-kussen.
Natuurlijk werd de stemming aan tafel wel geanimeerder. Leo zat tegenover me. Ik had hem kunnen schoppen, als ik gewild had. Truus giegelde onder alle gerechten door en soms zei ze: ‘Hoort u eens mijnheer van Dil,’ en dan fluisterde ze wat. Maar hij bleef onbewogen.
Ik heb Pieterbaas bijna in de visch laten stikken, omdat ik hem een mopje vertelde. Julie keek fronsend naar me en Jog zei vaderlijk:
| |
| |
‘Je schijnt bijzonder grappig te zijn Joop. Wat drink je? Och Leo, jij zit tegenover haar, let eens een beetje op het kind hè?’
En de verdere avond heb ik met Piet in de cosycorner gezeten en ben alleen op geweest om een schaaltje met bonbons tusschen ons in te zetten. Lotte keek naar me, alsof ze verwacht had nog een kuiken te zien, om nu plotseling een volgroeide kip in me te ontdekken. Beeldspraak natuurlijk. Julie stelde muziek voor. Lotte speelt. Niet alleen met haar handen, maar met haar heele lichaam, en ze is griezelig mager, dus ze zwaait heen en weer als een populier bij storm. Ik houd niet van alleen piano, en heelemaal niet van zware muziek. Daar word ik slaperig van. Kees, die slechts eenige jaren terug, in aanbidding naar Lotte staarde, als ze zich voor de piano slingerde, zat nu met de rug naar haar toe met Pop's vingers te spelen. Alleen Her was weg. Maar dat behoort ook zoo. Lotte speelde lang. Ze schijnt niet te kunnen ophouden, net als de zuster van Jog. Ik bestudeerde de verschillende gezichten van uit mijn cosy-corner. Piet wou nog gekheid maken, maar ik legde mijn hand op zijn mond, die hij zoende. Wat Julie gelukkig niet gezien heeft. Gelukkig, want ik vond het erg naar. Ik schopte hem dan ook venijnig terug, omdat ik hem, vanwege de opschudding, niet kon slaan. Hij siste achter zijn hand: ‘Kleine kat, ik krijg je wel.’ Dat denkt hij maar.
Julie zat naast Her, met twee blosjes van agitatie op de wangen. Ze scheen in de muziek op te gaan, ofschoon ze er nog minder van snapt dan ik. Jog staarde naar zijn schoenen. Truus speelde met de strik van haar japon, die ik ook bezit, en Leo keek naar het plafond.
Toen Lotte eindelijk klaar was, klapte iedereen verrukt in de handen. Ik ook. Lotte zei bescheiden
| |
| |
tegen Jog, die als gastheer voor extra-hulde zorgde, dat het een gave was.
‘Hè Her,’ zei Lotte. ‘Zing jij nu eens wat.’
Ik wist heelemaal niet, dat H. de Wilde zong. En ik vind een zingende man monsterlijk. Iedereen viel Lotte bij. Ook ik. Als ik maar genoeg getraind word, kan er van mij nog wel een salonfiguur groeien, geloof ik.
H. de Wilde liet zich niet bidden. Hij stond meteen op, trok zijn vest af, pakte zijn stoel bij de leuning, voor de pose vermoedelijk en zei: ‘Ik zal u zingen het bekende Fransche liedje: Jòli tamboer. Begeleid jij vrouwtje?’ Lotte, maar al te graag, sloeg een paar accoorden aan en daar ging het: ‘Jòli tambour, rrrevenant de la guerrre...’
‘Wat doet die meneer?’ vroeg Pieter achter zijn hand.
‘Jurist.’
‘Goeie genade,’ zei Piet.
We keken allemaal naar de grond. Ik durfde gewoon niet opkijken. Het was een stem, die de glazen in het buffet van de eetkamer deed rinkelen. Halverwege keek ik op en ik ontmoette een blik van Leo. Ik moest knipoogen, ik kon er niets aan doen. Zijn gezicht vertrok even, alsof hij gesmoord lachte. Toen 't uit was, klapten we allemaal. En daarna was alles stil. In die stilte zei ik: ‘Jullie musiceeren zeker veel samen?’
De cosy-corner trilde van Piet's verbeten lach.
‘Elke avond. We hebben nu pas de Czardas ingestudeerd. Prachtig.’
‘We hebben hem hier,’ zei ik aanmoedigend. ‘De Czardas. Wacht, ik zoek hem wel even op.’ Ik had er een miljoen voor over om H. de Wilde de Czardas te hooren bulken.
Lotte stak meteen van wal. Daverend. En daar ging het. Ik heb me in maanden niet zoo geamuseerd.
| |
| |
Ik huppelde mee in de maat. Toen het laatste ‘Zigeuner,’ waarvan we allemaal schrokken,niettegenstaande we waren voorbereid, weggestorven was, werden we om strijd luidruchtig. Pieter sloeg zelfs, niettegenstaande de stomp, zijn arm om me heen. En ik kreeg later een standje van Julie, omdat ik de Czardas had uitgelokt.
‘Hooren we jou nog Leo?’ vroeg Jog.
Ik schrok. Ik had nooit kunnen vermoeden, dat Leo zong. En hij daalde meteen in mijn achting.
Leo liet zich niet bidden. Dat doet, geloof ik, geen enkele man.
‘Kan ik misschien accompagneeren?’ vroeg Lotte.
‘O mevrouw, dank u. Ik tokkel er zelf wel zoo'n beetje bij.’
Mijn handen prikten van angst. Ik zou het werkelijk ontzettend hebben gevonden, wanneer hij zich zoo had aangesteld als H. de Wilde achter de stoel.
Toen zong hij: Just a baby's prayer at twilight.
En ik voelde me meteen vastgegrepen. Figuurlijk: Pieter's arm had ik direct weggewerkt. Ik keek eens naar Julie. Die knipperde met haar oogen en stak een hand uit naar Jog, ze was er me honderd keer liever om. Hij zong net als juffrouw Wijers leest, heel eenvoudig, haast verlegen. Maar zijn stem ontroert je op dezelfde manier. Toen hij zong: ‘Oh kindly tell my Daddy, that he must take care,’ had ik kunnen bulken, en ik voelde me opeens weer heel dicht bij mijn middelbare acte.
H. de Wilde zei genadig: ‘Heel aardig, heel aardig.’ Ik had hem kunnen wurgen. En Kees keek, nog altijd met Pop haar vingers in de zijne, net, alsof hij vond, dat iets van het applaus hem toekwam. Truus stoof direct op me toe.
‘Hoe vin je hem?’
| |
| |
‘Hoe vin jij hem?’ zei ik.
‘Schattig gewoon, o, hij is een engel.’ Waar Pieter levend bij zat. ‘Vin je ook niet Joop?’
‘Pas maar op,’ zei ik, ‘dat hij niet met je wegvliegt.’
‘Dat mag hij,’ lachte Truus uitdagend. Ik duwde haar naast Piet op de cosy-corner en ging zelf aan haar kant op de leuning zitten.
‘Stil, hij begint weer.’ Truus keek aanbiddend.
Hij zong nog: ‘There was an old nigger, and they called him uncle Ned.’ En het oude afgezaagde: ‘Meet me to-night in dreamland.’ Ik voelde, dat ik dadelijk naar het land der droomen had kunnen ijlen om hem daar te ontmoeten. Toen wou hij niet meer. Jog zei nog: ‘Toe kerel, dat aardige dingetje van-e-dinges- van: ‘Comin' thro' the Rye.’ Maar Leo deed het niet. Hij heeft een geweldige wil, geloof ik. Die kan hem wel goed van pas komen aan de Bank. Iedereen vond het een buitengewoon aardige avond. Pop zei bij 't weggaan: ‘Ik ben niet erg gezellig geweest hè? Maar zoo'n eerste keer met Kees bij jullie...’ Ik vond me een spook, dat ik dit niet snapte. Ik zag, dat Truus het er op aanlegde, om weer door Leo te worden thuisgebracht, en ik moest hem wat zeggen, dus ik wachtte op de gelegenheid om hem even alleen te pakken te krijgen. Hij praatte nog al lang met Jog en Julie. Toen draaide hij zich om en keek zoekend rond, Truus stelde zich meteen in zijn gezichtslijn. Maar ik plantte me voor haar. En wat zenuwachtig, idioot gewoon, dat ben ik anders nooit, zei ik: ‘Leo, hoor eens.’ We stonden in de hoek bij de palm.
Palmen schijnen nog al een rol in mijn leven te spelen.
‘Ja, wat is er?’
| |
| |
‘Zeg - ben je nog boos op me?
‘Zeg - ben je nog boos op me?’
‘Ik geloof niet, dat ik...’
‘Je doet drakerig tegen me. En ik weet best,
| |
| |
waar het om is. Ik had dat toen niet moeten zeggen van... je weet wel.’
Hij verroerde geen vin. Dus ging ik moedig, hoewel haperend door, want ik voelde Truus in mijn rug: ‘Zeg, het spijt me erg van de pose en het interessant doen. Ik... ik... meende er geen laars van.’
‘O, bedoel je dat?’
‘Ja, jij dan niet?’ zei ik wanhopig. Want tot mijn ontzettende schrik ontdekte ik opeens, dat hij mij ook best beschouwen kon als een van die meisjes met leege hoofden en overspannen zenuwen, waar hij niet mee praat. De schrik stond zeker op mijn gezicht te lezen, want hij lachte en zei: ‘'t Was dwaas van me om me dat aan te trekken. Kom, geef hier je pootje Joop. Dan zijn we weer goede vrienden.’ Ik drukte kerelachtig Leo's hand en zei: ‘Zul je niet meer zoo gauw boos zijn? Want ik zeg wel eens meer afgrijselijke dingen.’ Hij kneep mijn door Piet gezoende hand, dat mijn vingers tintelden.
‘Promise.’
Toen grinnikte Truus - het verwonderde me al, dat ze niet eerder tusschenbeide kwam: ‘Wat heb jullie voor een apartje hier?’
‘We hebben het over jouw verjaardag.’
‘Je haar zakt,’ zei Truus liefelijk.
En Leo zei: ‘O jullie vrouwen,’ waarmee hij mij dus tot de categorie vrouwen stempelt.
In Jogs studeerkamer keek ik stiekum uit het raam Truus en Leo na. Ze gingen samen weg natuurlijk. Truus trippelde drie passen tegen hij een. En ze keek omhoog naar hem. Toen ik het gordijn zakken liet, ontwaarde ik Hillegonda achter me.
‘Wat spook jij hier uit?’
‘Heb u 'm nagekeken?’ vroeg Hillegonda.
| |
| |
‘Wie 'm?’
‘Nou, die knappe meneer met zijn scheiding.’
‘Er waren vier knappe meneeren met scheidingen Kenau.’
‘U snapt me best,’ zei de schutter. Met de paardenlach.
‘Jij leest te veel boeken,’ zei ik. ‘En als je Mijnheer van Dil soms bedoelt, dan vergis je je leelijk. Die is zoo goed als verloofd.’
De illustere schouderbeweging van Hillegonda's kant: ‘Kom, maak mij wat wijs.’
‘Ja heusch. Geloof me. Vraag het maar aan Mevrouw.’ Dit idee deed me opeens proesten en Hillegonda, die niet van humor ontbloot is, hinnikte mee.
‘Ze zou me zien aankomen.’ Wat natuurlijk weer veel te vrij was. Daarom zei ik:
‘Ga jij nu maar gauw naar bed, Hillegonda. Anders verslaap je je morgenochtend. En dan kan ik weer eieren koken voor het ontbijt.’
‘Voor over de sla bedoelt u,’ zei Hillegonda wegwandelend. Waarmee ze het laatste woord had.
***
Met Kerstmis ga ik naar Noordwijk, Julie en Jog komen alleen met Oud en Nieuw. Dan móet ik met Pa over mijn toekomst spreken, anders wordt het al te gek. Pa neemt natuurlijk al de middelbare acte als vaststaand aan, omdat ik nog nooit kernachtig beweerd heb, dat ik niet wil. Op de school gaat alles zeer normaal toe. De Directrice spreekt over ons als de jonge dames van de vijfde. En de Directrice bezit, in tegenstelling met Hillegonda, geen greintje humor.
Kit heeft, diploma of niet, al een goede betrekking op een effectenkantoor. De baas is een vriend
| |
| |
van haar vader, en 't is onder een heerefuif op de club besloten. Kit zegt, dat ze vast gaat speculeeren en dat we al onze spaarpenningen maar bij haar moeten brengen. Dan zal zij ze wel in goede effecten beleggen. Maar wanneer zal ik van spaarpenningen kunnen spreken? Nu kom ik nog steeds te kort met mijn zakgeld. Julie zegt, dat het mijn eigen schuld is, en dat het niet aan het zakgeld ligt. Dat ik geen overzicht heb over mijn uitgaven. Maar Julie heeft dit heelemaal niet. Die komt nooit toe met haar huishoudgeld. Ze heeft een huishoudboek in optimaforma, dat in haar bureautje ligt. En eerst wou ze altijd dat Jog het nakeek, dan was ze zeer serieus en piekerde over een kwartje, dat ze te kort kwam. Verdacht er natuurlijk Hillegonda van. Maar die is eerlijk, alleen drinkt ze de melk op. Julie heeft daarmee de proef op de som genomen door een dubbeltje in haar slaapkamer te verliezen. En Hillegonda bracht het als een apporteerende hond braaf na de kamerbeurt terug. Ook een cent, die op de trap ligt, sleepte Hillegonda aan. Maar nu vraagt Julie nooit meer aan Jog om haar uitgaven na te kijken. Ik vermoedde al dat ze tegenwoordig weer 's middags met Lotte op sjouw is. Tenminste aan tafel heeft ze geen trek in eten. Ze hangt in haar stoel en ze is ontevreden. We hebben de trap al weer op het tapijt, en bovendien de zon die aan de verkeerde kant van het huis schijnt. Hij moet achter schijnen en hij schijnt toevallig voor. Daardoor moet ze altijd de ‘stores’ neer hebben om het vieux-rose. Jog zei natuurlijk direct practisch: ‘Weet je wat vrouwtje, dan brengen we de eetkamer naar voren.’
‘Ik dènk er niet aan,’ zei Julie.
‘We zouden het met de zon op een accoordje kunnen gooien,’ stelde ik voor, zeer lamlendig, want juffrouw Wijers is weer heelemaal niet over
| |
| |
me te spreken. Ik werk schandelijk, zegt ze. Ze is anders nooit zoo heftig. Ik heb nu zelf voorgesteld om elke avond bij haar te komen. Dan kan ik niet in zooveel conflicten betrokken worden als thans.
‘Joop, doe niet zoo akelig,’ zei Julie. ‘Nee, Jog ik moet niet eten. Het smaakt me absoluut niet.’ Jog ontdaan natuurlijk. Ik moest er het mijne van hebben. Direct na den eten stond Jog op.
‘Ik moet even naar huis vrouwtje, dat weet je. Geen zin om mee te gaan?’
‘O Jòg,’ een smartkreet.
Jog aarzelde. ‘Kom, als je je nu flink aankleedt, en we stappen prettig door, dan verzet het nog wat.’
‘Ik zou niet kunnen,’ zei Julie.
Jog nam Julie's hoofd van de divan in zijn handen.
Ik duwde Hillegonda de deur uit. Hillegonda trapte liefderijk achteruit. Toen zij weg was, dacht ik: ‘Nu moet ik er het mijne van hebben.’ Ik ging aan het voeteneind van de divan zitten en ik vroeg onschuldig: ‘Nog uitgeweest vanmiddag?’ Julie vloog erin.
‘Ja, even.’ Had ik gevraagd, zooals Jog: ‘De heele middag alleen zoet thuis geweest Julietteke?’ dan had ze kwijnend geantwoord: ‘Ja, natuurlijk.’
‘Met de vrouw van Czardas?’
Julie lachte. ‘Wat schrokken we toen hè?’
Ik dacht: ‘Nee jongedame, me niet ontwijken.’
‘Was 't leuk?’
‘Och, jawel. We hebben gewinkeld en thee gedronken bij Mouton.’
‘Waar ze die zalige petits-fours hebben?’
‘Ja, verrukkelijk zijn die hè?’
‘Was je nog laat thuis?’
‘Tegen vijven.’
‘Niet gerust natuurlijk.’
‘Nee, hoezoo?’
| |
| |
‘Julie,’ zei ik toen. ‘Je vindt me natuurlijk een mormel. Maar ik wil je tòch zeggen, dat je tegenover Jog schandelijk doet. Jog denkt nu, dat je halfdood bent. Hij vertrouwt je zoo heelemaal, en hij zou gewoonweg niet kunnen begrijpen, dat je wel met Lotte uitgaat en dat je altijd tegensputtert als hij je mee wil hebben.’
Op dit moment, wat ik verwacht had, snikte Julie het uit.
‘Schei toch uit. Wat bezielt je?’
‘Je hebt een leugenachtige aanleg. Net als ik. Maar ik kan hem onderdrukken. En dat doe jij niet. Jij jokt er maar op los tegen Jog.’
‘Zég,’ zei Julie. En ze schoot overeind.
‘'t Is een feit. Je knoeit met je huishoudgeld, dat kan ik me best voorstellen, wanneer je een tiran van een man hebt. Knoei dan maar raak. Maar Jog, die zoo goed is en vol vertrouwen. Je weet, hoe ik vroeger over Jog dacht. Ik zag niets in hem en ik plaagde hem op school. Maar nu... ik vind hem haast zoo lief als de Piepert en je mag wel oppassen, of ik ga er met hem vandoor.’
Dit was natuurlijk slechts als lichtelijke waarschuwing bedoeld. Maar Julie spoog vuur.
‘Je treitert me. Jij... jij... o, ik zie je er best toe in staat om iets geks uit te halen later.’
‘Pas jij dan maar op,’ zei ik. ‘Knoei en zanik niet langer. En scheep vrouwe Czardas af, als ze 's middags komt zeuren. Die heeft geen kleine mol in de toekomst en weet zich natuurlijk met haar tijd geen raad.’
Toen kwam Hillegonda binnen en vertelde dat het gas zoo raar deed. Het was niets. De gaatjes zaten wat verstopt.
‘Mevrouw wordt er ook niet mooier op met al dat grienen,’ zei Kenau.
‘Misschien krijg jij later wel een man die je
| |
| |
ranselt,’ zei ik. Wat onverstandig was, want nu vertelt Hillegonda natuurlijk thuis, dat Jog Julie slaat.
Bij mijn naar bed gaan was Julie zeer beminnelijk tegen me, om Jog natuurlijk. Wat ik een veelbelovend teeken vond.
|
|