| |
| |
| |
Hoofdstuk VI
‘Nu heb ik het nooit zo zout gegeten.’ PWH kwam de kamer binnen met een brief wapperend in zijn hand. ‘Daar krijg ik net een briefje van......’ hij bekeek de ondertekening, ‘van Mejuffrouw Gesina Klaassen, allemensen, wat een naam, en die schrijft, luister je Anna?’
‘Maar natuurlijk Peter.’
‘Geachte Heer, In antwoord op Uw schrijven, deel ik U mede, dat het mij spijt, dat U last heeft van de gramophoon. De saxophoon, die......’
‘Dus, het is een saxophoon,’ wist Tante Anna opgewekt.
‘Al was het een misthoorn,’ driftigde PWH.
Ann dacht: ‘Tien voor 5. Pieter weet niet, wat hem over tien minuten weer boven het hoofd hangt.’ Ze bedwong met moeite een grinnik, die zich baan wilde breken.
‘......last hebt van de gramophoon. De saxophoon, die nogal veel in de platen voorkomt, is het lievelingsinstrument van de jonge man, die overdag hard studeert, en als afleiding troost zoekt in de muziek......’
Toen knalde Ann los.
‘Waarom lach jij?’
‘Omdat ik het zo schoon vind, dat troostzoeken in de muziek.’
‘Het is toch vrìendelijk gezegd,’ zei Tante Anna.
‘Vriendelijk?’ PWH's aderen zwollen weer. ‘Als die kerel van Bach hield of van Beethoven......’
| |
| |
‘Maar worden die op de saxophoon gespeeld?’ vroeg Ann argeloos.
PWH keek alleen maar vernietigend. ‘Ik zeg, als hij nog van Bach hield of Beethoven...... Ik kan me voorstellen, dat iemand daar troost in vindt......’ Vijf voor vijf...... ‘maar die idiote jazz......’
‘O, is dat nu jazz, wat die saxophoon speelt?’
‘Neen, dat noem ik alleen maar krankzinnig geloei!! Maar, wat hij dan daarna op de piano met twee vingers......’
Bijna had Ann gezegd: ‘Met maar één......’
‘O, is dàt dan jazz?’ wilde Tante Anna argeloos weten. En toen zij de donkere wolk op zijn voorhoofd zag, zei ze nog ten overvloede: ‘Ja, ik weet dat zo net niet. Jij zet altijd de radio af, wanneer er alleen maar jazz is.’ Ann dacht met ontzetting: ‘Aanstonds zegt zij nog, dat ze het wel een lief wijsje vond.’
Maar Tante Anna zweeg. En PWH zei: ‘En dan schrijft ze nog, dat zij een behoorlijk betalende pensionnaire niet kan beletten, een bèètje aan muziek te doen. Nu vraag ik je?’
‘Mag ik de brief eens lezen?’ Drie voor vijf.
Tante Anna las de brief.
‘Toch schrijft ze vriendelijk, Peter. En wat een aardige hand van schrijven. Kijk eens Ann.’ Eén minuut voor vijf. Ann boog zich diep over de brief. Was Tante Anna nu zo schaamteloos naïef?
‘Is dat alles, wat je kunt zeggen?’ PWH's stem gromde.
‘Is dat nu...... Nee, dan leeft Juffrouw van Vredenburg anders mee. Die zei, dat zìj er een politiezaak van zou maken.’
Zachte, bruine ogen, die zich verhardden.
‘Och, het zou wel een wonder zijn......’ begon Tante
| |
| |
Anna. De klok sloeg vijf uur. En, alsof daar het enige wachten op was geweest, loeide opeens wild en onbeschaamd de saxophoon bij Gesina Klaassen. Tante Anna vouwde haar handen over haar oren. ‘O, Peter,’ zei ze.
‘Ja, o Peter, o Peter, daar heb ik wat aan. Ik word hier gek van. Ik zal die Mijnheer een briefje schrijven. Die hoort hier niet thuis in de straat. Die moet op de Veluwe......’
Lang aangehouden, misdadige kreten leken het vertrek te vullen. PWH was in een stoel bij de haard neergevallen. Als een groot acteur, die nog even wacht, voor hij zijn laatste beroemde, tragische klausen zeggen gaat, zo staarde PWH voor zich uit.
En toen kwam, natuurlijk, Ellen binnen.
PWH strekte een hand naar haar uit.
‘Hoe vindt U dit? Hoe vindt U dit?’
‘Schaamteloos. Schaamteloos. Maar, dat behoeft U niet zo te ondergaan......’ Ellen bleef bij de tafel staan, keek met innig medelijden op hem neer. ‘Zal ik naar die Mijnheer toegaan......’
‘Mijnhèèr,’ zei PWH verwrongen.
‘Ja, zal ìk met hem gaan praten? Hij weet natuurlijk niet, dat U hier woont. Als hij zou weten, dat de beroemde schrijver......’
Het was plotseling stil, zo stil, dat ze mekaar aanzagen. Ann's hart bonsde opeens. Stel je voor, als die bespottelijke Ellen bij Jan Lucas binnendrong. Ze kende Jan Lucas wel niet, maar als ze hem zag, ze was pienter, dan had ze het misschien meteen door. Want Pieter had eens aan tafel, waar Ellen bij was, gezegd: ‘Het zal je studie zeker ten goede komen, nu ik je verboden heb met die jonge man om te gaan.’ Zij, Ann, had hem toen zò fel aangekeken, dat Pieter de volgende opvoedkundige zin had ingeslikt.
| |
| |
‘Ja, asjeblieft,’ had ze toen gezegd.
Tante Anna keek naar Ellen. Tante Anna keek naar PWH. Ze zei: ‘Als er dan toch met die Mijnheer moet worden gepraat, dan ligt het meer op mìjn weg, om naar hem toe te gaan.’
PWH was opgestaan. ‘We schijnen het gehad te hebben,’ zei hij. Hij keek, als om hulp zoekend, naar Ellen, die nog bij de tafel stond. ‘Krankzinnig,’ dacht Ann.
En dan klonk lawaaiïg uit de bovenvoorkamer van Geziena Klaassen een opgewekte, militaire mars, met heel veel slagwerk, en heel veel koper. ‘En dàt is een man, die troost zoekt in de muziek,’ zei PWH. En het klonk bijna klagend. ‘Maar, dat kan toch wel,’ zei Tante Anna.
‘Wat kan wel?’ Donkere ogen, die driftig opeens, naar haar keken.
‘Nu, dat een jonge man, die hard studeert, dat schreef Juffrouw Klaassen toch, plezier heeft in jazz.’
‘Maar dit is geen jazz,’ schreeuwde PWH bijna.
‘O nee? En jij zei toch......’
Een nieuwe plaat, met een uitbundig koor, vervolgde haar onbekommerde voortgang in het toehuis.
‘Neè, neè, neè! Dit is een afgrìjselijke mars!’
‘O,’ zei Tante Anna zoet.
‘En, ik weet niet, wat erger is. Dat weet ik waarachtig niet. Maar ik zal me bij de politie beklagen. Ik zal meteen commissaris Holtman opbellen, 'es kijken, of daar niet wat aan kan worden gedaan.’
‘Het is absoluut burengerucht,’ zei Ellen, die ook verdween. ‘Schandelijk in deze buurt. En dan naast een beroemde schrijver!’
Ann zweeg. Nu had je het gemodder al met de politie, waar zij zo bang voor was geweest. Ze hoorde PWH boven telefoneren, zijn stem werd luider...... Dan een
| |
| |
telefoon, die hard werd neergegooid, en stappen, die weer naar beneden kwamen gedaverd. Ann's hart ging opeens bonzen. Wat zou Jan Lucas nu boven zijn hoofd hangen? Achter PWH aan, kwam als een schim Ellen binnengegleden......
‘Holtman zegt, dat hij er niets aan kan doen. Hoe vind je nou zo iets? Hij vroeg, hoe lang het duurde, en ik heb gezegd een half uur misschien. Maar dat dat halve uur mijn hele avond kapotmaakte. Dat mijn inspiratie doòd werd gemaakt.’ Hij viel neer in een stoel, bette zijn voorhoofd met de brief van Gesina Klaassen - ‘ja, hij is wel in de war’ - dacht Ann, en strekte somber zijn voeten uit naar de haard.
‘Maar, laat ìk er dan toch even heengaan,’ zei Ellen.
‘Ik heb U toch gezegd, dat ìk zal gaan.’ Tante Anna stond op. ‘Zal ik nu meteen gaan, Peter?’
‘Och, dat kan je doen......’ De blikken van PWH gleden van Tante Anna's kleine figuurtje naar de rijzige vrouw, die Ellen was. Ann voelde, dat hij dacht, dat Ellen zeker meer succes zou hebben gehad. En ze begreep ook, dat Tante Anna dit net zo aanvoelde. Nou ja, ze waren nu toch op de koffie. Tante Anna zou meteen Jan Lucas herkennen, en het zou Tante Anna met haar lieve stem zeker gelukken, Jan Lucas van zijn wilde plannen af te brengen.
De militaire mars was afgelopen, een rauwe toeter gilde práááá...... Dat was de Original Dixieland Onestep, vermoedde Ann. Ja, daar kwam het al een oorverdovend pòm, pòm, pòm. Tante Anna kwam weer binnen, de zwarte bontkraag omlijstte lief haar gezicht. PWH had zijn hoofd in zijn handen verborgen. Hij kreunde. Maar Tante Anna legde even haar hand op zijn schouder. ‘Ik zal wel wat bereiken Peter, als ik kalm met die jonge man praat......’
| |
| |
Hij keek naar haar op. ‘Natuurlijk zou ik zelf moeten gaan, maar, als ik die kerel zou zien, dan zou ik hem kunnen vermoorden,’ zei hij fel.
‘De misdaad in het toehuis,’ prevelde Ann zacht.
Maar voor Tante Anna de deur uitging, zei ze: ‘En toch vind ik dit een lief wijsje.’
Ja, daar schrok zelfs Ann van. Peter keek op als een bulldog, die werd getergd. Hij schopte zijn stoel achteruit. Hij grauwde: ‘Zo iets...... Is je Tante wel helemaal normaal?’ Zijn voetstappen namen de treden bij drieën tegelijk. ‘Het is maar goed, dat Pieters hart nog niet aftands is,’ dacht Ann. Ellen ging de kamer uit, een fijn glimlachje speelde om haar mond. En om dat glimlachje had Ann haar kunnen slaan......
The Original Dixieland Onestep was geëindigd. Een klungelige vinger bespeelde de piano. Een overmoedige stem zong:
Waar de blanke top der duinen
Schittert in der zonnengloed......’
De stem zong vals, maar zeer opgewekt verder:
Waar de Noordzee vriend'lijk ruisend
Neerland's smalle kust begroehoet......
Juich ik aan het vlahahakke strand......
De stem verstomde. ‘Nu wordt Tante Anna aangekondigd natuurlijk,’ dacht Ann. De stem ging verder:
Juihuich ik aan het vlahahakke straaand......
De stem verstomde weer. ‘Ik heb het altijd een schattig liedje gevonden dat blanke top der duinen, maar zoals Jan Lucas het zingt, is het nog erger dan Rhythme’
| |
| |
Een klok sloeg half. Half zes. Grootmoeder Hackert ging voor. Ann maakte zich, als een fakir, leeg van gedachten. En zo bleef ze zitten voor de haard, tot Tante Anna terugkwam...... Toen ze de buitendeur hoorde gaan, sprong ze op. Ze rukte de kamerdeur open, ze zou Tante Anna voor zijn. Hoe zou ze kijken? Bedroefd, misprijzend, kwaad? Gek, ze had Tante Anna nooit bewust kwaad gezien......
‘Gaat U eerst naar Oom?’ vroeg ze. Ze wist niet, hoe angstig haar ogen keken.
‘Nee, die heeft misschien niet gehoord, dat ik thuis kwam. En die zal wel gauw genoeg doorhebben, dat ik niets heb bereikt......’
‘O, Tante Anna......’
Tante Anna deed haar jas uit. Zij streek voorzichtig haar kanten manchetjes glad. Ze zei: ‘Ja, dit had ik wel verwacht.’
‘Wat had U verwacht, Tante Anna?’
‘Dat Maarten hier achter zou zitten. Of Jan Lucas...’
‘Had U dat verwacht?’ Ja daar ging Ann bij zitten.
‘Ik heb toch de platen herkend, die Maarten altijd op zijn gramophoon speelde. Ik ben nog erg bang geweest, dat Oom ze ook herkennen zou. Maar, per saldo, heeft Maarten meer voor mij gespeeld dan voor Oom. Die kon die jazz nooit uitstaan.’
‘Dus, U hadt het meteen door?’ Ann's ogen werden wijd van verwildering.
‘Meteen? Nee, meteen niet. Maar, toen ik vandaag de Original Dixieland Onestep herkende......’
‘Herkende? U bent een duistere ziel. Die herkende ik niet eens.’
‘Maar jìj hebt je ook nooit zo erg voor jazz geïnteresseerd.’
‘En U wel zeker.’
| |
| |
‘Ja,’ zei Tante Anna. ‘Ja ik wel. Ik vond het een lief wijsje.’
‘Nou zwijg ik verder,’ zei Ann.
Tante Anna had haar jas weggehangen. Ze begon: ‘Aardige jongen is die Jan Lucas. We hebben zo gezellig gepraat. Ja, daar krijg je later wel een goeie man aan, kindje.’
‘Maar hij geeft dit lawaai ook niet op voor U?’ vroeg Ann verbijsterd.
‘Nee, waarom zou hij? Ik heb er geen last van. En misschien dat Oom nu eindelijk wil verhuizen. Dat heb ik al zoveel jaren gewild.’
‘Ja, nu ben ik helemaal plat...... Hebt U al jaren willen verhuizen? En daar hebt U tegen mij nooit over gesproken.’
‘Tegen jou? Misschien wel niet. Maar ik heb het Oom vaak genoeg gezegd.’
‘En wilde Oom niet?’
‘Nee, Oom wilde nooit.’
‘En waar zou U dan willen wonen?’
‘Och, in Hilversum, in Bussum. In het Gooi in elk geval. Ik heb Amsterdam altijd een nàre stad gevonden.’
‘En stel je voor, dat Oom nu in Amsterdam verhuizen gaat. Een vrij huis b.v. in de Apollobuurt.’
‘Daar zijn geen vrije huizen op het ogenblik. Daar heb ik vanmorgen nog gewandeld.’ Even glimlachte Tante Anna. ‘En morgenavond komt de hele HBS-band repeteren,’ zei ze dan.
‘Die schreeuwerige HBS-band, waarvan Maarten ook lid is?’
‘Ja, en die spelen alleen maar jazz,’ besloot Tante Anna triomfantelijk.
Een langaangehouden kreet vervulde de kamer van het toehuis, vervulde de huiskamer van PWH, die als in
| |
| |
angstige verwachting had geleefd. En dan een koor van instrumenten, schijnbaar allen met elkaar in disharmonie, blijkbaar allen met mekaar overhoop.
‘Dat is de South Rampart Street Parade,’ had Tante Anna net gezegd, toen PWH alweer de kamer kwam binnenduikelen.
‘Dus, jij bent al weer thuis? En jij hebt niets bereikt?’
‘Nee, Peter.’
‘Dat had ik kunnen verwachten,’ zei PWH smalend.
‘En Ellen zou ook niets hebben bereikt. Het is een jonge man met maar twee liefdes. Zijn studie, dat vertelde hij mij, zijn muziek, en dat horen wij.’
‘Wat moet ik nu doen?’ PWH keek naar Tante Anna, zoals Ann hem nog nooit had zien kijken, een beetje hulpeloos, een beetje angstig.
‘Ja, dat weet ik ook niet. Wachten, tot hij verhuizen gaat misschien.’
‘Maar zo'n student gaat toch niet verhuizen. Hij zit hier pas.’
‘En morgen heeft hij een repetitie van de HBS jazz-band. Dat vertelde hij mij. The Jolly Boys heten ze, geloof ik.’
‘Wat kan mij dat schelen?’ tierde PWH opeens. ‘Het is net, alsof jij er nog plezier in hebt. Zo vertel jij dat.’
‘Hè Peter......’
‘Nu ja, wat moet ik beginnen? Ik kan niet werken...’
‘En 's morgens dan? Hiernaast begint de muziek toch pas om 5 uur.’
‘De muzièk......’ zei PWH smalend. ‘En kan die kerel niet behoorlijk pianospelen?’
‘Nee Peter. Dat zei hij mij. Maar hij gaat wel les nemen. Dat zei hij mij ook. Ja, hij is wel dol op......’ Tante Anna's stem stierf weg. Om nog eens het woordje ‘muziek’ te zeggen, dat leek zelfs haar te opvallend, dacht
| |
| |
Ann, die met de handen om haar knieën geslagen stilzwijgend dit drama bekeek.
De South Rampart Street Parade was uitgejammerd. Dan werd weer de piano in werking gesteld. De ene nadrukkelijke vinger. En, dol-uitgelaten, zoals een neger kan zijn, zong Jan Lucas:
Cuddle me tight to-night.
‘Hij mag dan wel volgens jou alleen maar twee liefdes hebben, maar hij schijnt toch ook van zo'n ellendig banaal liedje te houden.’
‘Ja, er staat het portret van een erg lief meisje op zijn bureau,’ verklaarde Tante Anna.
En opeens lachte Ann. Ze lachte met snikkende uithalen.
‘Hou op met dat idiote gelach,’ snauwde PWH.
‘Ik kan het niet helpen,’ hikte Ann. ‘Al dat gedoe,’ ze zwaaide met haar arm, ‘maakt mij zo...... maakt mij nerveus.’
‘Dan kun jij tenminste begrijpen, hoe ìk me voelen moet. Mijn inspiratie, die vernield wordt, mijn boek, dat ik niet......’
‘Maar verdeel je werk dan anders.’ Dat was Tante Anna.
‘Je bedoelt, dat ik tot 5 uur werk......’
‘Ja. En dan een uurtje gaan wandelen......’
‘En dan 's avonds verder gaan?’
‘Ja, bijvoorbeeld. Alleen morgenavond is er de bandrepetitie van The Jolly Boys.’
‘Nu, daar zit ik al weer vast. Neen, het enige zal zijn,’ PWH stond op, in al zijn rechtheid keek hij neer op
| |
| |
Tante Anna, die vol vertrouwen naar hem opblikte, ‘het enige zal zijn, dat ìk verhuizen ga......’
De deur viel achter hem dicht. Tante Anna knikte lief als een zoet cherubijntje.
‘Nu, dat heb ik tenminste al bereikt.’
‘U bent een vrouw...... U bent net een Borgia,’ zei Ann ontdaan. ‘Ik zie U ook nog met vergift werken...... Ik heb toch nooit kunnen denken, dat U zò was.’
‘O, maar zo ben ik ook niet. Alleen, dit was een prachtige aanleiding, om Oom er toe te brengen nu eindelijk eens te verhuizen. Ik zou er toch zelf nooit aan hebben gedacht.’
‘O nee?’
‘Neen.’ Grootmoeder Hackert sloeg zes uur. ‘Ik heb Jan Lucas gevraagd, om even te stoppen. Dat ik jou even kon inlichten. Hij keek mij zo verrukt aan, toen ik dit voorstelde...... hij had geloof ik niet kunnen denken, dat ik zo begrijpend zou zijn.’
‘Maar, dat U Oom voorstelde, om nota bene van 5 tot 6 te wandelen. Om dan 's avonds verder te gaan met zijn werk, nou, dat vond ik eerlijk gezegd, grijs.’
‘Och, maar ik wist, dat Jan Lucas, als Oom wandelt, zwijgen zal. En ik weet ook, dat hij dan 's avonds weer losbarst. En bovendien, Klaartje zal geen enkele avond kunnen komen. Die is toch verloofd,’ zei Tante Anna.
‘Hebt U dat ook met Jan Lucas besproken?’
‘Ja, ook. Ik heb open kaart gespeeld.’
Ann keek nog met een lichte ontzetting naar Tante Anna. Dan zei ze opeens, terwijl ze plotseling lachte: ‘En, dat U dat zei van dat portret, dat op zijn bureau stond, ik kreeg gewoon de giggles.’
‘Maar het is een mooi portret,’ zei Tante Anna. ‘Jij staat er erg lief op.’
‘Houdt U nu Oom voor de mal of niet?’
| |
| |
En terwijl Jan Lucas weer opgewonden de mensheid vertelde, dat hij Rhythme in zijn handen had, zelfs Rhythme in zijn neus, zei Tante Anna: ‘Ja, nu houd ik natuurlijk Oom voor de mal. Alleen, het zal voor zijn bestwil zijn. Hij zal zoveel gelukkiger zijn, als wij buiten gaan wonen.’
‘O, denkt U dat?’
‘Ja, dat weet ik.’
‘U bent een gevaarlijke vrouw. Ik heb nooit kunnen denken, dat U dat in U had.’
‘En misschien, als wij buiten gaan wonen, wil Ellen niet mee,’ besloot Tante Anna, terwijl er even een hoopvolle trek over haar lief gezicht gleed.
En, terwijl Ann Klaartje naar beneden hoorde gaan, voor haar tijd, en terwijl bij Jan Lucas de gramophoon weer een opgewonden mars bracht ‘The Stars and Stripes’, en terwijl boven haar hoofd Peter heen en weer liep als een getergde leeuw in een nauwe kooi, bedacht Ann, dat ze werkelijk Tante Anna nooit goed had gezien. Was ze altijd een Hazenhart geweest? Natuurlijk was ze dat altijd geweest. Haar lieve, deemoedige stem: ‘Maar weet je het wel zeker Peter? Je houdt toch alleen van eigengebakken cake bij de thee. En ik heb deze cake zelf gebakken......’ Hoe vaak had ze dat gehoord, hoe vaak was ze inwendig furieus geweest op dat lieve Hazenhart. En nu......
‘En wanneer wij buiten gaan wonen, dat zal Oom's werk ten goede komen,’ zei Tante Anna opeens.
‘O, denkt U dat?’
‘Ja, dat weet ik zeker.’
Na tafel zaten zij allen in de zitkamer om de haard.
‘Ik blijf maar beneden,’ had PWH gezegd. ‘Ik heb hoofdpijn.’
| |
| |
‘Neem een aspirientje Peter.’
‘Die rommel helpt mij niets. Ik heb toch zeker alleen maar hoofdpijn van dat ellendige lawaai hiernaast.’
‘Maar voor hoofdpijn helpt àltijd een aspirientje,’ hield Tante Anna vol.
‘Zeur niet,’ zei PWH.
Toen kwam Ellen binnen met een ontbijtlaken, dat ze ging borduren. Over haar smalle schoot hing het ontbijtlaken af, de kleuren zocht ze langzaam en aandachtig uit. Ann breide een wollen kinderbroekje, waarvan de tweede pijp veel nauwer bleek dan de eerste.
‘Zou hier een kind in kunnen, Tante Anna?’
‘Kind, de pijpen zijn niet gelijk.’
‘Nee, gek hè? Moet ik het uithalen?’
‘Natuurlijk kindje.’ Ann rafelde vlug, vlug de tweede pijp weer uit. Tante Anna haakte een ingewikkeld roesje voor op een zwarte jurk, en PWH leunde achterover in zijn stoel, zijn ogen gesloten.
‘Gaat het beter met de hoofdpijn, Peter?’
‘Nee. Zeg, hoe zou jij het vinden in de Apollobuurt te wonen, Anna?’
‘De Apollobuurt? Heb je daar dan een huis?’
Hij deed zijn ogen open. ‘Natuurlijk heb ik daar nog geen huis. Ik vraag je alleen hoe jij het zou vinden, om daar te wonen?’
‘Och, ik weet het niet...... Een beetje kazerneachtig, dunkt mij. Hoe vind jij het Ann? Maarten woont wel aardig, niet?’
‘Jawel,’ zei Ann, terwijl ze de steken weer op de pennen trachtte te doen. ‘Och, jawel, die woont best aardig. Maar, als de man van twee hoog hoest, dan bibbert bij Maarten de lamp. En, als de man van drie hoog vrolijk thuiskomt, dan valt bij Maarten de kalk van het plafond. Tenminste, dat zegt Maarten.’
| |
| |
‘Nu ja, op Maarten kun je niet aan,’ wist PWH.
‘Het lijkt mij toe, dat je wel een heel vrijstaand huis moet hebben, wil je daar rustig wonen,’ meende Tante Anna.
‘Ga jij morgen daar eens rondkijken?’ PWH richtte zich iets op, er kwam weer enig leven in zijn gezicht.
‘O, dat wil ik best doen, Peter.’
Toen zei Ellen: ‘Ik heb daar Zondagmiddag gewandeld. Ik vind het een prachtbuurt. Zo flink, zo royaal.’
‘Dat vind ik nu ook,’ zei PWH, terwijl hij naar Ellen's geblondeerde haar staarde.
‘Ik vind het een snertbuurt,’ zei Ann opeens. ‘Nee, natuurlijk, geen snertbuurt. Maar zo opgepropt, zoveel mensen in een huis, nee, dan woon je hier veel rustiger.’
‘Ja, dàt hebben wij gemerkt,’ zei PWH schamper.
‘Ik zal morgen wel eens gaan kijken,’ beloofde Tante Anna. ‘Maar, ik voor mij vind, dat, als jij toch verhuizen wilt, dat wij dan veel beter naar buiten kunnen gaan.’
‘Waar wil jij dan heen?’
‘Naar Hilversum. Of naar Bussum. Naar zo'n heerlijk, alleenstaand landhuis. Wat zul jij dààr goed kunnen werken, Peter.’
Hij keek naar haar uit half dichtgeknepen ogen.
‘Denk je dat?’
‘O, daar ben ik zeker van. En, als jij buiten woont, dan neem jij een auto. Niet zo'n taxiegedoe, als je hier hebt. Dan kun jij, als je loopt te piekeren over een plot, want dat houd je, als schrijver, toch altijd, dan kun je er heerlijk met de wagen op uitgaan. En je hersens openstellen in de prachtige natuur.’
Allang had Ann haar wollen kinderbroek laten vallen. Had ze ooit Tante Anna zoveel achtermekaar horen zeggen? Ze grinnikte zacht over dat hersens openstellen. Alsof het een harmonica was......
| |
| |
‘Maar dan moet ik nog auto leren rijden,’ zei PWH. Eens had Tante Anna aan Ann bekend, dat Peter een beetje bang in een wagen was. Dat hij daarom ook nooit een auto had aangeschaft, omdat hij bang was om te leren rijden.
‘Och Peter, waarom niet?’ Ze keek zo naïef, ze keek zo onschuldig.
‘Maar ìk kan toch zeker autorijden,’ zei Ellen, opeens verrukt. ‘Het lijkt mij heerlijk, om daar buiten je eigen wagen te hebben, en om dan met Mijnheer......’
Tante Anna had al lang haar roesje op haar schoot laten glijden. Nu zei ze: ‘Ik denk niet, dat U daar tijd voor zult hebben, juffrouw van Vredenburg. Er is heel veel te doen in zo'n groot buitenhuis.’ Ze zweeg even. Dan zei ze: ‘En als er iemand Mijnheer gaat chaufferen, dan zal ìk dat zijn. Ik heb ten slotte allang mijn rijbewijs.’
|
|