| |
| |
| |
Hoofdstuk III
Ann zat voor het raam te krantlezen, de krant van de vorige avond. Ze was snipverkouden, en Tante Anna vond, dat ze er koortsig uitzag.
‘Je blijft vandaag thuis, kind. Het zou onverantwoordelijk zijn, nu naar school te gaan. Met dit nare weer. Wat hebben wij nu toch een nare herfst,’ had ze gezucht. ‘Ga heerlijk bij de haard zitten, kind.’
En nu zat Ann voor het raam, las en genoot. Een grote zakdoek zat bij haar kous ingepropt. Aan de andere kant van het raam stond een jeugdige glazenwasser, op een, zo op het oog, vrij wiebelige ladder. Ann had hem minzaam toegeknikt.
Door de beneden appartementen schreed een Hollandse noodhulp keukenmeid, die af en toe galmde:
Het Angelus klept in de vèèèrte......
In tonen zo zuiver en hèèèèl......
Ze hoorde Tante Anna praten. Het Angelus stierf een ontijdige dood. Ann wilde net de verkiezingen in Engeland, die haar niet interesseerden, omslaan, toen ze voelde, dat blikken door het raam heenboorden. Ze keek op, en toen zag ze, dat de jeugdige glazenwasser, met zijn neus tegen het ruit, één hand om de ladder, in de andere hand een achteloze spons, meegenoot van de verkiezingen.
‘Och schaap, als ik je daarmee plezier kan doen,’
| |
| |
dacht Ann, en vouwde de krant zó, dat hij makkelijker kon lezen.
Toen ging de telefoon, die Klaartje naar beneden had gebracht, omdat Mijnheer niet gestoord wenste te worden. Pieter zat natuurlijk in een moeilijk hoofdstuk. De krant over een stoel, met de verkiezingen bovenop. De glazenwasser knikte hoofs, alsof hij dit gebaar waardeerde.
‘Hallo. Met Ann Croeze.’
‘Ann. Ben je 't zelf?’
‘Ja, ja, ja. O, Jan Lucas,’ zei Ann.
‘Hoe is het nu met je? Je was gisteravond zo helemaal niet goed.’
‘Ik ben barbaars verkouden. En ik heb een zakdoek van Pieter in mijn kous.’
Een grinnik. Dan ‘Zul jij voorzichtig zijn Ann, mijn lief?’
‘Doodvoorzichtig. Wat had jij gedaan, Jan Lucas, als je Pieter aan de telefoon gekregen had?’
‘Dan had ik hem gevraagd, hoe het met jou was.’
‘Neeee,’ kreet Ann. ‘In welke bevoegdheid?’
‘Als jouw aanstaande man.’
‘Daar ga ik bij zitten,’ zei Ann. ‘Wacht even.’ Dan zei ze: ‘Je moet een beetje voorzichtig met mij omgaan. Je moet niet met zulke knaleffecten komen, Jan Lucas.’
‘Maar ik bèn toch zeker jouw aanstaande man?’
‘Over tien jaar. Ja, Pieter vindt een vrouw toch pas rijp voor het huwelijk, als ze achtentwintig is.’
‘Nou ja, Pieter kan mij gestolen worden. Als ik klaar ben, en dat is over twee jaar...... Ben je er nog kind?’
‘Het kind zit doodverwilderd rond te kijken. Maar...... ik vind het heel opwekkend, dat jij zulke revolutionaire ideeën hebt, Jan Lucas.’
‘Beweer dat niet nog eens, Ann, of ik stap meteen naar
| |
| |
Pieter. Met Kerstmis wordt je negentien. Dan kunnen wij ons verloven.’
Ann zweeg even. Dan zei ze: ‘Och Jan Lucas, je weet toch, dat Oom daarvoor nooit zijn toestemming geeft.’
‘Nou ja, die man is krankzinnig. Ik kom wel eens met hem praten.’
De glazenwasser scheen het artikel over de Engelse verkiezingen uit te hebben. Hij zette gedecideerd zijn ladder tegen het andere raam. Het speet Ann, dat ze dit raam niet kon opvrolijken met opwekkende lectuur. Ze zei: ‘Jan Lucas luister eens. Als er iemand moet praten met Pieter, dan zal ìk dat zijn. Maar je hebt kans, dat ik dan opgesloten word.’
‘Waanzin.’
‘Hoe kom je zo opstandig in de vroege morgen?’
‘Gisteravond, bij Maarten, je zag er zo ellendig uit. Denk je, dat het voor mij prettig is, om nu vandaag helemaal niet te weten, hoe het met je is?’
‘Dat weet je nu toch, Jan Lucas.’
‘Darling,’ zei hij. ‘Dat ik niet bij je komen kan. Dat alleen maar zo'n telefoongesprekje......’
‘Zo'n telefoongesprek je moet je koesteren, Jan Lucas.’
Hij lachte. ‘Och, je hebt wel gelijk. Maar die Oom van je maakt mij razend. Ik heb zo niemand anders dan jou, Ann.’
‘Wou je nog meer meisjes hebben?’
‘Asjeblieft. Met allemaal zulke Ooms. En het duurt nog drie jaar, voor Vader en Moeder met verlof komen.’
‘Arme jongen, ik begrijp het toch wel.’
‘Beloof je me dan, dat je met je Oom zult spreken?’
‘Ja. Als het moment daarvoor geschikt is. Hij zit nu middenin een moord.’
‘Goed kind. Hoe voel jij je nu?’
| |
| |
‘Opgewonden,’ zei Ann. ‘Verkouden en opgewonden. Gaat best samen.’
‘Maar zul je nu voorzichtig zijn? Ik bel je morgen weer op.’
‘Nee, ik bel jou op. Ik hoop maar, dat Pieter voor zijn moord geen oplossing vindt, dan houden wij de telefoon beneden.’
‘Goed. Nu, dag kindje.’
‘Dag, jongetje.’
Ann legde de telefoon neer. Ze keek in het meelevende gezicht van de glazenwasser. Die zou net gaan afdalen, en tikte met zijn spons tegen zijn pet. Ze knikte: ‘Ook goeiendag.’
Bij de telefoon bleef ze nog even zitten. Och, ze begreep het toch zo goed, dat Jan Lucas wel eens opstandig werd. Een vriend van Maarten, nog van de HBS, woonde hij al jaren op kamers. Eerst bij een leraar in huis, maar nu als student, met meerdere studenten op een flat. Die flat werd eenmaal per week afgepoedeld door een werkster, wanneer er geen kopje of glas meer was, om uit te drinken. Alleen dan het wastafelglas. De werkster zei: ‘Ik staan me sebiet een halve dag af te wassen.’ En Jan Lucas, die netjes was, zei altijd: ‘Je moet door bergen van as waden, om in je slaapkamer te komen.’ Jan Lucas, die zo verlangen kon naar huiselijke gezelligheid......
Ann schrok op van de telefoon, die schel aan haar oor rinkelde.
‘Hallo. Met Ann Croeze.’
‘Zo, Ann Croeze,’ zei een slome stem.
‘Hallo, Maarten.’
‘Hoe is 't met je, Ann?’
‘Ik voel me koninklijk. Alsof ik bulletins uitgeef. Jan Lucas heeft ook al opgebeld.’
| |
| |
‘Je zag er gisteravond uit om op te schieten.’
‘Doodverkouden. That's all.’
‘O, prettig.’
‘Waarom heb je de telefoon beneden?’
‘Pieter zit middenin een moord.’
Maarten lachte, een langzame, slome lach. ‘Nu, ik kom vanavond eten. Vraag aan Tante, of er al boerenkool is.’
‘Is er nog niet. Daar moet eerst de vorst over heen zijn gegaan.’
‘Waaroverheen?’
‘Over de boerenkool. Uìl.’
‘Ja, je bent beter. Dat merk ik. Gisteravond had je niets te vertellen. Bye bye.’
‘Ook goeiendag,’ zei Ann, als tegen de glazenwasser.
Van beneden klonk weer het lied:
Het Angelus klept in de vèèèrte......
In tonen zo zuiver en hèèèèl......
Boven dreunden Pieters voetstappen. Het Angelus klepte wel door twee etages heen. Dat werd een onmiddellijk drama, als Tante niet ingreep. Maar, daar was de stem van Tante Anna, haast bezwerend. Och, dat arme Hazenhart......
Maar Pieter verscheen vrij opgewekt aan de koffietafel.
‘Ik geloof, dat ik de oplossing gevonden heb, Anna. En een unieke oplossing. Juffrouw Suermondt is het met mij eens.’
En Ann, die zich opeens hopeloos buiten de Pieter-sfeer voelde staan - zij kon niet weten, dat Pieter de vorige avond nog twee uur lang het Hazenhart had wakker gehouden met alle mogelijke indicaties en deducties - Ann zei: ‘Ja, puu, Klaartje moest het eens nièt goedvinden.’
| |
| |
‘Juffrouw Suermondt heeft een bùitèngèwoòn goed oordeel.’
‘Klaartje?’ Ann lachte. ‘Klaartje? O, 't is een best kind, maar ze heeft helemaal geen oordeel. Ze is het zelfs altijd met mìj eens.’
‘Toe kind......’ fluisterde Tante Anna.
‘Nu ja, jij hebt een complex,’ zei Pieter wegwerpend.
‘Ik? Leuk. Wat voor een complex?’
‘Daarop zou ik maar niet zo trots zijn. Het is niet nodig om trots te zijn op een meerderwaardigheidscomplex.’
‘En U zat Maarten op zijn kop, omdat hij volgens U een minderwaardigheidscomplex had.’
‘Toe kind......’
‘'t Is toch zo. U hebt vaak beweerd, waar ik bij was...’
Nu hief Pieter zijn hand. ‘Geen woord meer......’ Dat denk je maar, dacht Ann kwaadaardig.
‘Weet jij, wie mij vanmorgen geschreven heeft, Anna? Jhr. van der Does van Everdinghe.’
‘Ach, ik heb de laatste weken al eens gedacht......’
‘Ja, hij is met zijn Mama naar Cannes. Voor haar gezondheid. Ik denk wel, dat hij maanden wegblijft.’
‘Inviteert hij U niet voor een séjour in Cannes?’ Dat was Ann.
‘Wat mankeert zijn Mama?’ Dat was het Hazenhart.
‘Daarover schrijft hij niet.’
‘Peter, ik had zo gedacht, je moet vanavond toch die advertentie voor een Juffrouw voor de Huishouding maar opgeven.’
‘Och engel,’ dacht Ann, ‘omdat Pieter nu teleurgesteld is in zijn week-end op “de Doeze”, komt zij hem tegemoet. Lieve, onverstandige schat.’
‘Gelukkig, dat jij zo verstandig geworden bent. Dat mens, dat wij nu hebben, is ook zeldzaam irritant.’
| |
| |
‘Mevrouw van Eyck heeft een juffrouw voor de huishouding gehad,’ begon Ann.
‘Interesseert mij niets.’
‘Maar het interesseert Tante Anna. Die beende zonder kousen door het huis.’
‘Nee kind......’
‘Ja. En toen Mevrouw er wat van zei, beweerde zij, dat ze het moest van de dokter. En, dat haar benen mooi genoeg waren.’
‘Schandelijk. En, wat deed Mevrouw van Eyck?’
‘Die heeft haar onmiddellijk opgezegd. En toen werd ze brutaal, en zei, dat Mevrouw jaloers was op haar kuiten.’ Ann keek lichtelijk triomphant naar Pieter.
‘Hoor je dat Peter?’
‘Waanzin natuurlijk. Trouwens, ik heb Mevrouw van Eyck maar een paar keer ontmoet. Toen heb ik direct gezien, dat ze een complex had.’
‘Wat voor een complex?’
‘Dat hoef ik jou zeker niet uit te leggen? Ga je straks mee naar boven Anna, dan zullen wij samen even die advertentie opstellen.’
‘Ja, goed Peter.’
‘Aandoenlijk,’ dacht Ann.
's Avonds kwam Maarten. Vlak voor het eten. Nu zat Ann voor de haard met een boek.
‘Hallo.’
‘Ook hallo.’
‘Hoe voel jij je nu?’
‘Nog een beetje sniffelig. En waarom heb jij je haar niet geknipt?’
Maarten streek over zijn glanzend geplakte bruine haar, dat in een bescheiden vlecht je tot op zijn boord groeide.
‘Och......, ik ben er zo aan gewend, weet je.’ Hij
| |
| |
strekte hele, lange dunne benen ook uit naar de haard. ‘En 't staat me toch wel?’
‘'t Staat je om op te schieten. Je zult Oom straks horen. Over een week kun jij er een strik indoen. Compleet Mutiny on the Bounty-achtig.’
‘Nu moet je niet zo kattig zijn,’ zei Maarten. Hij verlegde sloom zijn hoofd. ‘Als ik zin heb mijn haar lang te dragen, dat is mijn zaak.’ Hij streek over zijn kruin. ‘Ik bemoei mij toch zeker ook niet met jouw haar? Al wou jij het helemaal afscheren, als je daar gelukkig mee bent, soit.’
‘Ik hoop, dat jij een meisje krijgt......’
‘Ga door.’
‘Ja, niet die theatrale Dolly natuurlijk. Maar een leuk, sportief kind. Dan zul je wel anders piepen.’
‘Dat sportief boeit mij enorm.’
‘Begrijp ik. Als je maar eens intensief aan sport ging doen.’
‘Tegen de winter? Ik zou kunnen beginnen met...... e...... tafeltennis bijvoorbeeld?’
‘Maarten, ik vind je nààr.’
Tante Anna kwam boven. ‘Wat zitten jullie hier gezellig. Zeg Ann, nu heeft Coba toch kans gezien het sausje over de andijvie absoluut te verknoeien.’
‘Da's een ramp,’ zei Ann.
‘Ik kan Oom Peter die andijvie onmogelijk zo geven. Ik zal maar een blik van die Franse doppers openmaken.’
‘En dan zeggen, dat het weck is. Ja, dat kan.’ Ann beroerde doodvoorzichtig haar gehavende neus. ‘Mevrouw van Eyck zei laatst met trots: “Ik heb mijn hele kelder vol blikken.” Wij proestten, Non en ik. Vijfentwintig jaar geleden had je de hele kelder vol weck.’
Tante Anna kneep haar licht bijziende ogen wat dicht,
| |
| |
om Ann beter te kunnen aanzien. ‘Maar ik heb toch......’ begon ze.
‘Natuurlijk, U weckt, tot de stukken er afvliegen. Ik weet wel, dat, als ik later trouw......’ Maarten verlegde zijn hoofd, om Ann beter te kunnen bekijken - ‘dan zal ik ook busgroentes opslaan. In het groot.’
‘Hear, hear.’
‘En je leert alle weck op school.’
‘Juist daarom.’
‘Arme Jan Lucas,’ zei Maarten.
‘Jan Lucas! Wie is Jan Lucas?’ wilde Tante weten. Maar, alsof zij te laat bedacht, dat zij vooral niets behoorde te weten, wat Oom Peter natuurlijk nìèt wist, zei ze: ‘En dan geef ik er van die abrikozen-compôte bij.’
‘Welja,’ vond Maarten, opeens mannelijk. ‘Zal ik met U meegaan naar beneden, en alles openmaken?’
‘Lief van je. Maar, dat doet Coba wel. Je ziet bleek, jongen, heb je het druk?’
‘Och, dat lange haar van hem,’ zei Ann. ‘Daarom ziet hij er zo bespottelijk uit.’
Tante Ann was al bij de deur. ‘Ja, waarom laat je het niet knippen?’
‘Ik laat het groeien.’
‘Groeien? Waarom?’
‘Omdat ik daar nu plezier in heb, Tante Anna.’ Hij haalde zijn sigarettenkoker te voorschijn, stak langzaam een sigaret op. En, onbewogen, keek hij naar Ann's vertoornde gezicht.
Tante Anna liep, zacht, hoofdschuddend, naar beneden. De kinderen waren lief, zeker, maar toch ook vreemd soms. Ze begreep Maarten niet, en ze begreep Ann helemaal niet. Als ze kinderen had gehad, kinderen van Peter en haar......
| |
| |
Aangebrande wolken stoven haar al op de trap tegemoet.
‘Ja, de andijvie is aangebrand,’ zei Coba koel.
‘Zet asjeblieft direct het raam open. Kun je niet een beetje meer zorg hebben, Coba?’
‘Het sausje was toch niet naar Uw zin.’ Ze greep nog het raam vast, dat door een dartele wind naar binnen vloog. ‘En, hier deugt toch immers nooit wat.’
Tante Anna zei: - haar hart klopte opeens in haar keel - ‘Je kunt wel naar een andere betrekking omkijken, Coba.’
Coba keek op van de verbrande andijvie. Even flitste verwondering over haar gezicht. ‘Nou, wat graag,’ zei ze dan grif. En, terwijl Tante Anna in de provisiekamer andere groentes uitzocht, klonk daverend in de keuken:
Het Angelus klept in de vèèèrte......
In tonen zo zuiver en hèèèèl......
's Avonds zat Tante Anna boven voor het bureau. Hij had de makkelijkste stoel aangeschoven, en ze zat rond te kijken met het gezicht van een innig vergenoegd meisje. ‘Gezellig zo met Peter.’
‘Flink van je, dat je Coba zo hebt aangepakt, Ankie.’
Ankie!! De naam uit lang vervlogen dagen...... de naam, die soms nog eens door Peter werd gebruikt, als hij erg in zijn schik was. Ze bloosde ervan. ‘Och......’ zei ze.
‘En nu zullen wij eens een prachtadvertentie voor jou opstellen. Een beetje groot, een beetje in het oogvallend. Zo iets b.v.:
Hoger Personeel. Zeer beschaafde dame gevraagd voor de huishouding in gezin van schrijver. Dienstbode aanwezig. Moet naast
| |
| |
rust en beschaving beschikken over een grote mate levenswijsheid en tact. Brieven...... ‘Enfin, dat zien ze wel op de krant.’
‘En we korten niet af,’ zei Pieter flink.
‘Maar......’ aarzelde Tante Anna, ‘ze moet toch ook kunnen koken.’
‘Dat bespreek je wel, als de dames zich aanbieden.’
‘Ja, maar die levenswijsheid...... Wat bedoel je daar eigenlijk mee?’
‘Dat het een flinke vrouw is, die in de wereld heeft rondgekeken, en die natuurlijk weet, wat er te koop is.’
‘Maar ik had toch liever een eenvoudig iemand,’ zei Tante Anna, terwijl ze met eenig afgrijzen bedacht, wat Ann hiervan zeggen zou. ‘En die misschien niet weet, wat er te koop is.’
‘Nu, ik verbied je niet, om zelf een advertentie op te stellen.’ Pieter Wiebe keek hòòg.
‘Och nee, natuurlijk niet Peter. We zullen maar afwachten, wat erop komt. En, ik spreek toch eerst met de dames.’
‘Zo is het......’ Hij stond op, aaide even vluchtig over haar haar. ‘Ik heb nog te werken, tenminste, ik moet nog een boek bestuderen, maar jij kunt gerust bij me blijven, Ankie. Hier heb je de krant, als die je interesseert.’
Doodstil zat ze. Ze trachtte niet met de bladen te ritselen, wat zo zeldzaam irritant was. Ze keek stil naar Peter's grijzende hoofd, dat aandachtig over een boek gebogen was. En ze dacht, dat ze zo graag dat dierbare hoofd in haar armen zou willen nemen, om het te koesteren. Alleen, daar hield Peter niet van......
Een klop op de deur. En daar stond Ann met de thee.
‘Ik heb maar wat lekkers opgescharreld,’ zei ze. ‘En
| |
| |
wat zit U hier knus.’ Ze schoof een tafeltje bij voor het theeblad. ‘Is het zo makkelijk voor U?’
‘En hebt U de advertentie al opgesteld?’ Ze viel over het bureau. ‘Mag ik hem lezen?’
Hoger Personeel. Zeer beschaafde dame gevraagd voor de huishouding in gezin van schrijver. Dienstbode aanwezig. Moet naast rust en wijsheid beschikken over een grote mate levenswijsheid en tact......
Ze keek eerst Pieter aan, dan Tante Anna. En dan plofte ze neer in een stoel en gilde.
‘Het lijkt wel een huwelijksadvertentie. Van die schrijver,’ zei ze. Ze hoestte, ze lachte. ‘O, Tante Anna, hebt U dit fraais bedacht?’
Tante Anna schudde haar hoofd. Met Ann naast zich, leek alles vrij onmogelijk. Maar Pieter schoof zijn boek weg. Hij zei hoog: ‘Het zou wel een wonder zijn, als jij niet weer wat aan te merken had.’
‘Levenswijsheid en tact......’ Ze boog zich voorover, ze kòn Pieter niet aanzien...... het was meer dan zot.
‘Maar tact......,’ begon Tante Anna aarzelend.
Toen keek Ann haar aan. Ja, daar was dat hulpeloze in haar ogen, dat zij - Ann - niet verdragen kon.
‘O, tact heb je hier wel nodig. Trouwens, dat heb je overal nodig. Maar levenswijsheid......’ Ze proestte weer. Ze wilde zeggen: ‘Ze kan beter achter een werkster aanhollen, dan levenswijs zijn.’ Maar ze zag de aderen op Pieter's voorhoofd opzwellen. Ze zei: ‘'t Is toch misschien wel goed gezien van Oom, een dame, die...... e...... verstandig is.’ En ze bedwong met moeite een grinnik.
De aderen legden zich. ‘Ik ben blij, dat je 't zo inziet.’
| |
| |
En toen zei Tante Anna, dom en verwachtend: ‘Misschien komt er wel geen een brief op de advertentie......’
Maar er kwamen 250 brieven. PWH sorteerde ze met Klaartje Suermondt. De keukenmeide-pote-brieven legde hij meteen op zij.
Ann verklaarde natuurlijk: ‘En nu weet U toch absoluut niet, wat een levenswijsheid misschien in die brieven schuilen kan.’
‘Dat kun je mij gerust overlaten.’
Tante Anna was volkomen ontdaan bij deze ongelooflijke lawine.
‘En, zou er wat bij zijn Peter?’
‘Natuurlijk, is er wat bij.’
En 's avonds kwam hij beneden met tien brieven in zijn hand.
‘Ik geloof, dat ik hier het neusje van de zalm heb. Lees jij ze ook eens door, Anna.’
Ann, die zich in de afgekeurde keukenmeide-pote-brieven begraven had, zei: ‘Ik heb hier een gedicht van een dame van veertig. Lèvenswijs lijkt ze me niet. Maar, ze heeft 15 jaar de huishouding gedaan bij een weduwnaar. En, die geeft prachtige getuigen, ook mondeling. Dat vind ik veel waard.’ Ze proestte opeens. ‘Nee, levenswijs is ze natuurlijk niet. Anders had ze die weduwnaar getrouwd.’
‘Och, die daverende nonsens van jou altijd. Lees deze brief eens, Anna. Die lijkt mij bijzonder geschikt.’ Hij zwaaide met het epistel. ‘Vijfjarige HBS, gestudeerd, zeer beschaafd. Ook een keurige naam: Ellen van Vredenburg.’
Bijna aarzelend stak Tante Anna haar hand uit naar die brief. Ann las mee over haar schouder. Een flinke handtekening: ‘Ellen van Vredenburg......’
| |
| |
‘Denk je, dat die geschikt voor ons is, Peter?’
‘Ik ben ervan overtuigd Ankie.’
Brr, Ankie...... Peter verwachtte natuurlijk weer wat van Tante Anna. Ze zei opeens vinnig: ‘Ik heb zo'n idee, dat die hele Ellen U nog op de kop zal gaan zitten.’ Ze griste de brief naar zich toe, las hem nog eens door. ‘En kijk eens hier, ze schrijft ik word met DT. De sukkel,’ zei smalend Ann.
|
|