| |
| |
| |
Hoofdstuk XIV
Mol is getrouwd. 25 Februari. Het was zo reusachtig stormachtig, dat Wim in Mol's sluier verward raakte bij het verlaten van het stadhuis. En bij het verlaten van de kerk. Ik zegende mijn gesternte, dat ik geen bruidsmeisje was, omdat Mol heel aandoenlijk een jongetje van vier, dat in zijn neus groef, en een klein meisje van drie, dat ging huilen, - waar ze die telgen heeft opgediept weet ik niet, het zullen wel bloeien van Tante Julie's kliek zijn geweest - als page en bruidsmeisje achter zich aan liet schuifelen. Het jongetje, dat Erik heette, keek overal naar, behalve naar Mol's sluier, die hij in zijn hand hield als een stukje touw. En het kleine meisje, dat Yolanthe heette, nu vraag ik je, hield, toen ze nog niet huilde, ook zo'n beetje viezig een stuk van de sluier vast. Later nam haar Moeder, die ik niet ken, en ik dènk ook alleen maar, dat het haar Moeder geweest is, het van haar over.
Toen wij uit de kerk kwamen, kwam er zo'n rukwind, dat het me niets zou verwonderd hebben, als Yolanthe - natuurlijk heet het kind in werkelijkheid naar een Oma, die Johanna heet, hoe prettig, dat ik daarop gekomen ben - boven de huizen uitgestegen was. Tante Julie zag er trots uit met een cape van zilvervos. En Oom Jog heel bedrukt. Pa Boerree is een man met een fel gezicht. Ik vroeg hem nog, waar hij nu ging wonen. ‘Ik ga eerst reizen,’ zei hij.
Tante Julie was beledigd, omdat Hans en Ronnie er niet waren. Ze had ze speciaal uitgenodigd, nog per brief. Maar Hans had gezegd, dat hij het veel te druk had. Hij voelde natuurlijk te weinig voor Mol, om daar een dag aan op te offeren. Hij wist ook bij voorbaat, dat hij niet tot het bittere einde in een humeur, dat past bij een trouwpartij, zou kunnen blijven.
Nu hoop ik maar één ding, dat hun huwelijk niet zo storm- | |
| |
achtig zal worden als hun trouwdag is geweest. Want daar krijgt Mams maar het gezanik mee. Dat heb ik, geloof ik, ook al eens opgemerkt.
En nu nog een geweldig groot nieuwtje!!! Ik had het wel enigszins verwacht. Ik schijn een speciale feeling te hebben op dat gebied. Bertie gaat zich verloven! Tenminste, als Oom Kees over het diep-tragische geval heen kan komen, dat de verloofde van Bertie een journalist zonder meesters- of wat ook titel is. Het was de man, waarmee ze op de Heuvel heeft gesleed, en waarmee ze voorts heeft schaatsengereden. Ik geloof, dat Oom Kees best in staat zou zijn de hele Heuvel af te graven. Uit teleurstelling. Op Mol's trouwdag straalde Bertie uit alle poriën. En het was werkelijk niet een dag om maar vlotweg te stralen. Daarvoor was het veel te stormachtig, en stelde Mol zich veel te bespottelijk aan. Maar nu gister, toen ik knus na de koffie bij Paps en Mams zat - het was Zondag, en er woei alweer een storm, maar nu een Maartse - kwamen Oom Kees en Tante Pop.
‘Ik heb hem maar naar jullie meegenomen. Er is met die man geen land te bezeilen,’ zei Tante Pop.
Ik was erg bang, dat ik na deze inleiding niet kon blijven, en toen ik voor mijn doen dociel opstond, zei Tante Pop: ‘O, jij kunt best hier blijven Jopie. Misschien leer jij er nog wat van.’
Daar was ik zo zeker niet van, maar ik vond het toch schattig van Tante Pop. ‘Ik stel me veel voor van jouw invloed Joop.’ Tante Pop kroop ook knus bij de haard.
‘Roken?’ vroeg Paps aan Oom Kees. Maar Oom woei dit weg, alsof dit een schandelijk voorstel was.
‘Ja, zo is hij nu,’ zei Tante Pop laconiek.
‘Maar, wat is er dan gebeurd?’ vroeg Mams. ‘En stel je asjeblieft niet te veel voor van mìjn invloed Pop. Kees was altijd tegen de draad in.’
Oom Kees hing lusteloos in een stoel. Zijn spaarzame haren waren ook lusteloos over zijn kruin gestreken. En niet met behoedzaamheid!
‘Och,’ zei Tante Pop, ‘het is alleen maar, dat Bertie zich verloven gaat.’
| |
| |
‘Maar kind, dat is toch enig.’
‘Vraag niet met wie.’ Oom Kees op een graftoon.
Mams keek met opgetrokken wenkbrauwen naar Tante Pop. Paps zat er vrij ongeïnteresseerd bij.
‘Het is een alleraardigste jongen. Vierentwintig. En hij is journalist.’
‘Wat wil je dan nog meer?’ vroeg Mams aan Oom Kees.
‘Geen enkele titel heeft hij......’ begon Oom Kees.
‘Wat heeft hij niet?’
‘Titel,’ herhaalde Oom Kees.
‘Alsof je daar gelukkig mee zult zijn. Hier Leo heeft toch ook geen titel.’
‘Ik heb wel een titel,’ zei Paps opeens. ‘Ik ben doctorandus in de economie.’
‘Nee,’ zei Mams. ‘Waarom heb jij dat altijd verzwegen?’
‘Ik vond het niet de moeite waard,’ bekende Paps. Ik kroop maar diep weg in mijn stoel, om vooral niet op te vallen, nu het gesprek intiem werd.
‘Zie je nu wel,’ zei Tante Pop, ‘hoe weinig een titel betekent? Joop heeft het nooit geweten.’
‘En het heeft me nooit een klap geïnteresseerd.’ Mams dook weer in haar HBS tijd. Maar dat kwam natuurlijk door Tante Pop.
‘Ja, maar bij jou kwam het er niet op aan. Jij was bij je Vader op de Bank. Maar die aanstaande verloofde van Bertie,’ - zeer schamper - ‘is aan een krant.’
‘Ja. Nogal logisch, als je journalist bent.’ Mams keek pienter.
‘En hij verdient twaalfhonderd gulden.’
‘Ze hoeven toch zeker nog niet direct te trouwen,’ vond Mams.
‘Als je hen samen ziet, dan krijg je zo'n idee, dat ze morgen al gaan aantekenen.’ Oom Kees werd grappig, maar nog altijd op een schampere manier.
‘Dat komt, omdat jij vergeten bent, hoe wìj samen geweest zijn,’ zei Tante Pop dood-onschuldig.
| |
| |
‘Maar ìk had mijn titel. Ja, ìk had eens bij jouw Vader moeten aankomen zònder titel.’
‘Dan ken je mijn Vader nog niet.’
Oom Kees streek zijn spaarzame haren omhoog.
‘Weet jouw Vader wel, dàt Kees een titel heeft?’ vroeg Mams.
‘Natuurlijk niet,’ zei Tante Pop, de laconieke.
‘Maar vertel eens, wat ìs dit nu voor een jonge man, die verloofde van Bertie?’ Paps ging er zich ook voor interesseeren.
‘Ik zei het toch. Journalist. Op een hondenbaantje van twaalfhonderd gulden.’
‘Ja, maar heeft hij qualiteiten?’ Het leek op Hans, die, volgens de professor, qualiteiten bezat.
‘Natuurlijk. Dàt wel. Anders zou Bertie hem niet hebben aangekeken.’
‘Nou kerel, wat praat je dan?’ zei Paps.
‘Ja, maar zij had zo'n andere partij kunnen doen,’ klaagde Oom Kees.
‘Nee, weet je, wat het is?’ begon Tante Pop. ‘Hij had helemaal niet graag gewild, dat Bertie trouwde......’
‘Professor had ze kunnen worden......’ begon Oom Kees.
‘Nu ja, dat is waanzin,’ zei Mams. ‘Alsof ze dàn gelukkig geweest zou zijn. Geloof maar, dat Bertie gelukkiger wordt met haar kranteman...... Hoe heet hij?’
‘Tom de Bruin. En hij heeft een geestig gezicht met leuke ogen. Ze komen aanstonds hier.’
‘Néé!’ riep Oom Kees.
‘Ja,’ knikte Tante Pop. ‘Hij woont hier in de buurt, zie je. Ken jij hem niet Jopie?’
Opeens zei de naam mij wat. ‘Ja, natuurlijk Tante Pop. Hij is een bekende zeiler.’
Dat Tom de Bruin een bekende zeiler was, zei Oom Kees natuurlijk wel wat.
‘Als Bea zich nu maar gaat interesseren voor die jonge Meester in de rechten, die ik op kantoor heb.’ Oom Kees leek wat opgewekter te worden. ‘Want die is compleet weg van Bea.’
| |
| |
‘Nu moet ik je alweer een illusie ontnemen,’ begon Tante Pop.
Oom Kees schoot overeind. ‘Wat is er dan?’
‘Bea heeft mij gisteravond verteld......’
Oom Kees greep naar zijn hoofd. ‘Wat? Plaag me niet, Pop.’
‘We waren gisteravond samen, toen jij naar die vergadering was. Toen zei Bea, dat ze Tom zo aardig vond. En zo goed bij Bertie passen. En, dat zij zich ook dacht te gaan verloven. Met een Jan van der Meer.’
‘Een zoon van professor van der Meer?’ Oom Kees bloeide zichtbaar op.
‘Nee,’ zei Tante Pop. ‘Nee. Zijn Vader was een vlieger. Die is verongelukt. Weten jullie nog wel, een paar jaar geleden.’
Paps wist het nog, en Mams zei, dat haar flauwtjes nog iets voorstond van een ongeluk. Oom Kees sprong op. ‘En die jonge man......’
‘O, die studeert,’ zei Tante Pop de laconieke.
‘Waarvoor?’
Hij is derde stuurman. Hij studeert nu voor tweede.’
Oom Kees ijsbeerde door de kamer. Hij had zijn handen in zijn zakken, en zijn broek zover opgetrokken, dat zijn buik vooruit sprong. Bij het raam bleef hij staan. ‘En hoe heeft Bea hem leren kennen?’
‘Ook met Kerstmis. Ook bij het schaatsenrijden.’ Tante Pop keek blij.
‘Maar ik begrijp één ding niet, dat gestudeerde meisjes, zoals Bea en Bertie......’
‘Och,’ zei Tante Pop, ‘ze hebben gestudeerd, om jou een plezier te doen. Zij hebben zelf er zo weinig voor gevoeld.’
‘Dàt vind ik kranig,’ zei Mams.
‘Woont Jan van der Meer hier ook in de buurt?’ vroeg ik.
‘Ja. Zijn Moeder woont hier.’
‘Maar, dan ken ik hem. Tenminste van naam. Hij zit in het bestuur van “de Tros”.’
Dit zei Oom Kees vrij weinig. Als hij nu in het bestuur had
| |
| |
gezeten van een studentenvereniging, dan had het hem meer gezegd.
‘O ja,’ zei Tante Pop. ‘Jij had het straks over professor van der Meer. Dat is zijn Oom.’
‘Had dit nu direct gezegd. Ik zal eens met professor gaan praten. Wij kunnen misschien samen die jonge man overtuigen, dat hij nog best kan gaan studeren.’
‘Nu ja, dat is nonsens,’ zei Tante Pop. ‘Daarvoor zal Bea je niet dankbaar zijn.’
‘Jij doet, alsof het hele leven van studeren aan elkaar hangt.’ Mams keek vinnig naar Oom Kees. ‘Heeft Vader een titel? Natuurlijk niet. En heeft Vader het niet ver gebracht?’
‘En Wim Boerree is blijven zitten in de 4de klas van de HBS. Voor de tweede keer. Toen is hij er maar afgegaan.’ Ik voelde, dat het tijd werd, dat ik ook een duit in het zakje moest doen.
‘Ik vind Boerree een domme man om te zien,’ ontdekte Oom Kees.
‘Maar hij is wat aardig,’ verdedigde ik Wim, de afwezige. ‘En zijn broer in Indië heeft ook geen titel. En zijn Vader ook niet.’
‘Zijn broer in Indië heeft een prachtpositie. Wanneer je maar qualiteiten hebt......’, begon Mams.
Toen werd er gebeld. En binnen stoof Bertie. Ik heb haar, behalve dan met Kerstmis, nooit stuiverig meegemaakt. Achter haar aan kwam frank en vrij de jonge man Tom de Bruin. Bertie stelde hem voor. Toen hij mijn hand drukte, vroeg hij: ‘Ken ik jou niet?’
‘Alleen mijn stem,’ zei ik. ‘Ik heb eens aan de kant staan joelen, toen bij die zeilwedstrijd.’ Het was, alsof iedereen bevrijd lachte. Oom Kees keek nog wel een beetje verstoord naar de man zonder titel, maar die gedraagt zich, alsof hem dat niets kon schelen. Het is een ongelooflijk leuk span, Tom en Bertie, en ik weet zeker, dat ze gelukkig worden. Ik ga mij nu ook vlotweg instellen op een man zonder titel, tenminste, als hij zo leuk is als Tom. Wij hebben een correspondentiekaart van Mol gekregen, geschreven op de huwelijksreis, en
| |
| |
die zegt aldoor maar, dat Wim zo ontzettend lief voor haar is. Ik hoop, dat hij het blijft. Wim heeft ook geen titel, bedenk ik mij opeens, maar mèt of zònder titel zal een leven met Mol vol emoties worden.
Toen Oom Kees en Tante Pop en de gelukkigen vertrokken waren, zei Paps: ‘Ik heb nooit geweten, dat Oom Kees zo'n ouwe zanik is.’
‘Ik heb jou altijd voor hem behoed,’ zei Mams.
‘Ja, ik wist natuurlijk wel, dat hij altijd zeurde over zijn dochters, maar hij heeft zich vanmiddag van een beroerde kant laten kennen.’
‘Het is maar gelukkig, dat Pop zo laconiek is. Die gaat haar gang, en doet tòch, wat ze wil.’
Mams blikte teder naar mij. Ik wist, dat ze eraan dacht, met welke jonge man ik later op de proppen zou komen.
‘Het lijkt mij een alleraardigste kerel, die Tom de Bruin,’ zei Paps. ‘En een pientere kerel ook.’
‘Ja,’ zei Mams. ‘Ja.’ En ze staarde in het houtvuur.
Toen werd er getelefoneerd. Paps liep naar de telefoon. ‘Ja. Met van Dil. Ja. Ja, die is thuis. Wacht U even? Joop voor jou. Het zou wel een wonder zijn, als het niet voor jou was.’ Dus, de stem aan de andere kant had niet de medewerking van Paps.
‘Hallo,’ riep ik.
‘Hallo. Jij spreekt met Flap. Was dat je Vader?’
‘Ja. Wat zou dat?’
‘Een barse stem heeft die knaap.’
‘Flàp,’ gilde ik, ‘wat bezielt jou?’
‘Ik ben een beetje ga-ga,’ zei Flap. ‘Ik heb net een cocktail gedronken.’
‘Eén?’
‘Nou ja, twee. We zijn bij van Rees. Weet je wel, zijn Vader is doctor in de economie.’
‘Dat interesseert me niets!!! Alleen mannen zonder titel interesseren mij.’ Ik keek achterom naar Paps en Mams. Ze blikten allebei naar mij op.
‘Zal ik dan maar niet afstuderen?’
| |
| |
‘Dat kan mij niets schelen Flap. Heb je nog nieuws?’
‘Nee. Maar wij wilden je opbellen.’
‘Wie allemaal?’
‘Het hele stelletje, dat hier zit.’
‘Idioot. Ik bel af zeg.’
‘Joop, wij zijn allemaal zo teleurgesteld. Nee Kwast, houd je kop. We zijn allemaal zo teleurgesteld, dat jij niet dansen mag op ons feest.’
‘O ja?’
‘Ja. Kwast zegt, dat jouw ouwe heer geweldig is.’
‘Dank je wel. Dag Flap.’
‘Nee,’ kreet Flap. ‘Er zitten hier nog laat es kijken, zeven lui, die jou willen opbellen.’
‘Allemaal vol cocktails. Ik denk er niet aan. Bonjour.’
Ik legde de hoorn naast de telefoon. Een Flap, die ga-ga was, lag me helemaal niet.
‘Wat betekent dat?’ wilde Paps natuurlijk direct weten.
‘O, er zit een stelletje bij van Rees, dat wil mij opbellen.’
‘Wat heb jij toch allemaal voor rare vrinden.’
‘Het zijn allemaal economen.’
‘Ja, dat kan wel zijn. Maar vind jij ook niet Joop, dat Joop er rare vrinden op nahoudt.’
‘Och,’ zei Mams. ‘Dat vind ik niet. Die Kwast, die hier laatst was, vond ik een aardige, charmante jongen.’
‘En ik vond hem een stuntelig ventje,’ zei Paps.
Opeens drong het met een schok tot me door, dat Paps natuurlijk ook alle toekomstige aanbidders van mij, zou gaan afkammen. Daar zit natuurlijk een grote dosis jalouzie bij. Ik vond het zielig voor Paps, en klom op zijn stoel.
‘Al die jongens, die ik ken, interesseren mij niets. Ik wil later ook een man zonder titel. Net als Bertie.’
Paps sloeg zijn arm om me heen. Mams keek dat teder en moederlijk aan.
‘Daarover hoef jij de eerste jaren niet te denken, meiske.’
‘O, dat weet ik wel. Ik haal eerst mijn diploma huishoudschool. Cum laude, als dat tenminste bij een huishoudschool past. En dan......’
| |
| |
‘Nu wat en dan?’
‘Dan ben ik ruim achttien.’
‘Geweldige leeftijd,’ zei Paps.
‘En de Grote Liefde schrijdt mee door mijn leven.’
‘Wat is dat nu?’
‘Dit is zinnebeeldig,’ verklaarde ik. ‘En mijn Grote Liefde moet op U lijken, Paps.’
Paps lachte. Mams schaterde. ‘Dan zul jij nog wel even de tijd hebben Joop.’
‘Waarom? Omdat er maar weinig jongens zijn als U? Dàt is verwaand, Paps. Vindt U dat ook niet Mams?’
‘Ja,’ zei Mams. ‘Ja, dat vind ik ook. Maar, om eerlijk te zijn, ìk heb nog nooit iemand ontmoet als je Vader.’
‘Nu, dan zal ik wel overblijven. Net als Grietje,’ zei ik berustend.
* * *
Mei is in het land. We zijn door Maart en April heengebaggerd. Het heeft elke dag gestroomd, en de zomerse dagen, die de almanak ons in Maart en April belooft, zijn onherkenbaar voorbijgegaan. Ik heb eind Maart een goed rapport gehad, met een zeven voor koken, en een aanmerking, dat ik vier keer te laat was geweest, waarover Paps weer gevallen is natuurlijk. Maar dat vond Mams niet zo geweldig.
En nu hebben we Mei. Op de balletschool studeren wij een dans in, Nuit de Mai. Zeer toepasselijk. Er is een man bijgekomen. Die kijkt naar onze benen. Maar, dat moet hij wel doen, omdat hij de dans ontworpen heeft. Hij heet Kraak, en hij heeft erg lang haar, wat hem sjofel staat. Maar le Neuf is wèg van hem, en ze doet, alsof hij een genie is. Ik vind het best.
Eind Maart zijn Wim en Mol teruggekomen. Als ik nu voorbij het huis in de Laurierlaan fiets, dan is er altijd wel Mol, die comedie speelt. Ik bedoel, ze speelt de jonggetrouwde vrouw! Dàn zit ze op het terras, of in de tuin, met de serveerboy naast zich, of 's avonds zit ze onder een schemerlamp, of
| |
| |
ze buigt zich aandoenlijk ònder de lamp, alweer over de serveerboy heen, en schenkt gratievol thee. Ik betrap er me op, dat ik er veel langs kom. En dan spied ik altijd, of ik Wim zie. Maar die wordt, nu nog, op het tweede plan gehouden. Of hij moet op de grond liggen, aan haar voeten. Toen ze verleden Zondag bij ons waren, zei ik: ‘Wim, je wordt dikkig. Je moet aan sport doen.’
‘Ja. Dat heb ik Mol ook voorgesteld. Maar zij voelt er niets voor.’
‘Dan kun jij het toch zeker alleen doen.’ Paps en Mams maakten een visite, en ik had het veld alleen.
‘Dat heb ik ook tegen Mol gezegd. Zij kan er toch bij zijn, al voelt ze er niet veel voor.’
‘Natuurlijk. Wat ga je doen Wim?’ Alsof wij in een simpele vijf minuten de sportloopbaan van Wim hadden uitgestippeld.
‘Maar het is toch niet leùk voor mij,’ begon Mol, nog tam.
‘Doe dan mee. Het is toch voor jòuw gezondheid ook goed.’
‘Mìjn gezondheid is perfect,’ zei Mol. Hoe kon het ook anders.
‘Ik voel er wel veel voor om te gaan tennissen. Of golfen. Daar zijn prachtige golfvelden hier in de buurt.’
‘Nu, dan doe je dat.’
‘Ja, ik denk er hard over.’
‘Maar Billy, nu laat jij je alwéér beïnvloeden door Joop.’
‘Nee, dat is niet waar. Hoe vaak heb ik er al niet met jou over gesproken. Maar dan zei jij altijd, dat jij er niets voor voelde. En dat jij zo eenzaam zou zijn.’
‘Nu ja, dat is nonsens natuurlijk. Als Wim gaat golfen, dan ga jij mee. Met een boek. Je zult eens zien, hoe leuk dat is.’ Ik knikte opgewekt naar Mol, die zuur keek.
Gelukkig, dat Paps en Mams toen thuiskwamen. Want voor ik het wist, had ik de stemming glad bedorven.
Wij hebben nu stralende dagen. Gewoon als in een boek. Als ìk trouw, dan moet het in Mei zijn. Tenminste, als we er zo bekaaid in Maart en April afgekomen zijn als dit jaar. Je hebt, als de zon schijnt, zo'n geweldige energie. Dat heb ik
| |
| |
altijd wel op balletles, maar op de huishoudschool verspreid ik nu ook energie om me heen. Het stráált uit mij.
‘Wat is er gebeurd?’ vroeg ik.
Vanmiddag hebben wij de Nuit de Mai weer ingestudeerd. Wij beginnen met op de grond te gaan liggen, met ons hoofd in onze armen, een beetje als geknakte bloemen. Er is een meisje, dat prachtig piano speelt, en dat wekt ons tot leven. Op een hoge toon, verrijzen wij allemaal langzaam, en dan blijven wij een beetje knullig en starend staan, alsof het wonder van de Meinacht tè groot voor ons is. En dan beginnen wij te dansen. Meta Schuilenburg en ik dansen het beste volgens le Neuf. Kraak is nooit tevreden. En ik moet altijd trach- | |
| |
ten niet geïnspireerd te doen, want dan krijg ik een snauw van Kraak! Vanmiddag zei le Neuf doodkalm, dat ze een invitatie had gekregen, om in Delft voor de Delftse studenten, een uitvoering te geven. Er was een cabaretavond in de schouwburg, en daar zouden we dan twee keer moeten optreden. Eén keer met de Nuit de Mai, en één keer met een Hongaarse dans. We zouden er per autobus heengaan, en per autobus terug. Het was haast te veel, toen ik dat hoorde. Want dat zal Paps nooit toestaan. Zou ik er nog met Mams over spreken? Diep in gedachten reed ik naar huis; ik reed Mol, ook op een fiets, voorbij en groette haar achteloos...... Ik dacht: ‘Als Mams nu maar alleen is.’
Mams wàs alleen. Ze lag alleen in een stoel op het terras, maar met zo'n gelukzalige uitdrukking op haar gezicht, dat ik haar verwonderd bekeek.
‘Wat is er gebeurd?’ vroeg ik.
‘Jopie,’ zei Mam. Ze trok me naar zich toe. ‘O Jopie, Peter heeft geschreven. Peter komt weer thuis.’
‘O prettig,’ zei ik. Ik met Delft op mijn schouders kon me niet direct in Peter verplaatsen gaan.
‘Wil je zijn brief lezen?’
‘Graag.’
Ik ging op de tafel zitten. Peter schreef:
‘Lieve Ouders, Het is begin Mei, en het is prachtig weer hier in Chicago. De vorige keren heb ik U al geschreven over Hiram P. Leatherbey. Ik had voor hem een introductie van Vader. Het is een heel groot bankbedrijf, en ik heb hier in drie maanden meer geleerd, dan ik in drie jaar in Rotterdam zou hebben opgestoken. Die Hiram P. is een alleraardigste baas. Een echte Amerikaan met humor. Ik logeer nu al veertien dagen bij hem. Dat had ik steeds afgewimpeld, omdat ik alleen de wereld wou bekijken. En als Hollander, die niet onder Amerikaanse invloed stond. Wèl had ik er vaak geweekend, en ik heb U ook over de dochter van Hiram P. geschreven, over Marjorie. Maar ze wordt Bud genoemd, en ik heb direct aan onze Bud moeten denken. Die zal Joop maar een andere naam moeten geven. Want Hiram P. Leatherbey en
| |
| |
Bud komen in Augustus naar Holland. En ik kom eind Mei. Om te beginnen kan ik Vader zeggen, hoe goed hij het heeft ingezien, om mij te laten reizen. En om mij verschillende Banken te laten bezoeken.’ - Dat wist ik niet eens, maar ik was te opgewonden om gegriefd te zijn. - ‘Als ik terug ben, en Vader wenst me nog, dan zal ik het “a favour” vinden, om U ter zijde te mogen staan. Wanneer U er nog op staat, dat ik naar Rotterdam terugga, om mijn doctoraal te halen, dan doe ik dat graag. Hoewel Hiram P., die een self made man is, minachtend snuift, wanneer ik daarover met hem spreek.
En nu heb ik het grootste nieuws nog voor het laatst bewaard. Maar U begrijpt het zeker wel. Bud is het meisje, dat later als mijn vrouw naast mij zal staan.’ - Ik vond het gewoon roerend worden, en ik snoof van opwinding. - ‘Ze is een allerliefst, blond meisje, ik stuur een kiekje hierbij in......’
Ik draaide de brief om. Geen kiek.
‘Nu heeft hij toch nog de kiek vergeten, Mams.’
‘Nee, die heb ik hier.’
Ik bekeek Bud aandachtig. Ze was heel lief zo om te zien, maar niet Hollands. Er was ook een kiek van Peter en Bud, gearmd. Ik heb Peter nog nooit met een meisje gearmd zien staan, dus dat was even een schok. En dan was er een kiek van Hiram P., Peter en Bud, Hiram als een goeiige, trouwe, dikke wachter achter het verliefde span.
‘Laat Joop nog maar eens goed haar Engels aanpakken, want dat zal ze in Augustus nodig hebben. Ik heb zo'n idee, dat ze met Hiram P. net zulke dikke vrinden wordt als met de professor. En laat ze in vredesnaam een andere naam bedenken voor Bud.’
Ik liet de brief zakken. ‘Ja, stel je voor, Bud herdopen. Die went toch nooit aan een andere naam. Peter kan toch zìjn Bud wel anders noemen.’
Mams zei: ‘Bud is ook een meisje zonder Moeder. Weet je niet, die is omgekomen bij een auto-ongeluk?’
Nee, dat wist ik niet. ‘Dat zal wel gestaan hebben in een van die brieven, die ik niet heb mogen lezen.’
| |
| |
‘Eén broer heeft ze. John. Weet je wel? Die is ook bij Hiram P. op de bank.’
‘O ja, de broer met de tweeling. Daar hebt U ook een kiek van.’
‘Wat zal Vader blij zijn.’ Ja, dat nam ik ook aan. ‘Hoewel ik vind, dat Peter stiekem met die Bud is geweest. Ja, vin je ook niet Joop?’
Maar Mams lachte, en antwoordde niet. Toen ik Vaders wagen hoorde, smeerde ik hem maar meteen. Daar moest Mams alleen voor zijn om dat te vertellen.
Aan tafel had Paps lachrimpeltjes bij zijn ogen. Zou ik over de uitvoering in Delft beginnen? Nee, dat zou een te grote schok zijn. Ik moest Delft maar opzouten. En meegenieten met Peter. En ik genoot ook werkelijk mee. Toen Paps zei: ‘Nu hoef jij ook niet meer voor een econoom te zorgen, Joop,’ drong het eigenlijk pas goed tot me door, wat het voor Paps betekende: Peter voor goed op de Bank. En ik vond me een akelig zelfzuchtig wezen, dat alleen maar aan zichzelf dacht. Ik zei: ‘Ja, dat komt maar goed uit. Ik wil toch immers geen man met een titel trouwen. En voor een gesjeesde econoom had U natuurlijk weinig gevoeld.’
* * *
Na tafel karde ik naar Renée met het daverende nieuws van Peter. Ik vond grote Renée en kleine Renée buiten zitten.
‘Zo zonder mannen?’ Ja, Mijnheer van Ophorst werkte en Hans studeerde. Maar die zou nog even aankomen, later op de avond.
‘O maar dan ben ik al weg,’ zei ik.
‘Mal kind,’ zei grote Renée.
‘Ik heb daverende tijdingen.’
‘Wat? Joop, vertel.’
‘Nee, jij moet raden Renée.’ Grote Renée vroeg, of ze ook mocht raden.
‘Best. Als U wilt.’
‘Peter komt terug,’ zei grote Renée kalm.
| |
| |
‘Wist U dat?’
‘Nee, maar ik vermoedde het direct, toen ik jouw gezicht zag.’
Ik was stomverbaasd. ‘Misschien kunt U nog wat bereiken in telepathie,’ ontdekte ik.
‘Spaar me,’ zei grote Renée.
‘Weet je wel, verleden jaar om deze tijd kwam je mij vertellen, dat Peter niet meer terugwou naar Rotterdam.’
‘En dat wil hij nu zelfs ook. En hij komt ook bij Vader op de Bank.’
‘Wat zullen je Ouders gelukkig zijn.’
‘Ja. Die stralen. Maar nu is er nog een nieuwtje.’
Tegelijk zeiden de Renée's: ‘Peter is verloofd.’
‘Jaaa,’ kreet ik. ‘Met een Marjorie Leatherbey. Maar hoe......’
‘Peter is toch een veel te aardige jongen om niet verloofd te zijn,’ vond grote Renée. En kleine Renée zei, dat ze altijd Peter een schat had gevonden.
‘Maar U raadt nooit, hoe dat meisje van Peter wordt genoemd.’
‘Zèg dat maar,’ zei grote Renée.
‘Nee, ìk wil even raden. Pussy? Honey? Darly?’
‘Je raadt het nooit,’ zei ik. ‘Ik zal het maar zeggen. Bud.’
‘Als jullie Buddy? O, dat is tè krankzinnig.’
‘Ja. En in Augustus komt ze hier met Pa. Wat zal dat een verwikkelingen geven, denk je ook niet? Peter heeft voorgesteld, dat ik Bud herdoop.’
‘Laat hij zijn Bud herdopen,’ vond kleine Renée.
‘Dat heb ik ook gezegd. En ik heb nog een nieuwtje.’ En ik vertelde van de uitvoering in Delft.
‘Vertel het thuis. Misschien is je Vader nu mildgestemd.’ Kleine Renée, die een pannelap haakte, zette de haakpen er rechtovereind in.
‘Paps is altijd mild. Maar hij heeft één afwijking. Hij wil mij niet in het publiek zien optreden.’
‘Dat kan ik me voorstellen van je Vader. Maar spreek er ruiterlijk over. Zet het anders finaal uit je hoofd.’ Die oplos- | |
| |
sing wist grote Renée. En ik wist meteen, dat als kleine Renée en ik samen geweest waren, dat we dan gefantaseerd zouden hebben over de opvoering in Delft, waar ik natuurlijk stiekem zou zijn heengegaan, en waar ik een daverend succes zou hebben geoogst.
Toch, toen ik later naar huis fietste, zat de ruiterlijkheid me dwars. Ik zòu het Paps gaan vertellen. En als hij het niet goed zou vinden, dan zou ik het finaal uit mijn hoofd zetten, zoals grote Renée had gezegd.
Toen ik ons tuinpad inreed, zag ik in de verte Paps en Mams wandelen. Ze liepen innig gearmd. Ze liepen hand in hand. Ik wist, dat ze praatten over Peter, en over het geluk, dat hij in die éne brief in ons huis had gebracht......
Ik reed mijn fiets in de garage. Ik liep het huis binnen. Ik zou het nooit aan Paps durven vragen...... ik zou zeker die ene kostelijke avond, waarop Paps en Mams elkaar zo heel nabij schenen te zijn, ik zou zeker diè avond niet maar een ogenblik verstoren. Peter was bij hun, ze spraken natuurlijk over Peter...... uit mijn open raam boog ik mij. Ik riep naar beneden: ‘Hallo, ik ben thuis. Ik moet nog wat werken. Dan ga ik naar bed.’
‘Kom je niet even bij ons?’ vroeg Mams. ‘Het is zo'n goddelijke avond.’
‘Nee, ik heb geen tijd.’ Wat klonk dat profaan.
‘Nu, slaap lekker Jopie.’
‘Dag lieve kind.’
En in de stilte van mijn grote kamer bleef ik even staan. Daar begon de dochter van ‘de Olmen’, die pas van kostschool thuis was, piano te spelen. De wals van Chopin. Ik bleef even star staan, zoals wij star staan, wanneer die ene hoge noot ons tot leven wekt in de Nuit de Mai. En dan danste ik, zoals ik nog nooit had gedanst. Toen ik later, een beetje ademloos, op mijn divanbed neerplofte, bedacht ik, dat dìt me toch door niemand ontnomen kon worden: Ik zou toch altijd kunnen blijven dansen voor mezelf alleen!
|
|