| |
Vyfde hoofdstuk.
Welke de niet electrike lichaamen zyn, en op welke wyze de electrike kracht aan hun en aan de electrike lichaamen wordt meêgedeeld.
§ 19.
De niet electrike of leidende lichaamen, zyn inzonderheid de metaalen, de koolen van verbrande dierlyke of groeiende zelfstandigheden, het water, en alle andere vloeistoffen, behalven lucht en olie. De uitvloeizels van brandende lichaamen zyn ook leidende.
| |
| |
| |
§ 20.
De beste leiders (door welken de electrike stof 't gemaklykst doorgaat) zyn de metaalen; hier op volgen de koolen; dan de dierlyke lichaamen, of eigentlyk derzelver vochten; het water is minder leidend, dan een der opgenoemden; de meesten der overige lichaamen zyn alleen leidende in zo verre zy vocht of metaal bevatten.
| |
§ 21.
Een leider by een geëlectrizeerd lichaam geplaatst, het zy het door wryving of meêdeling geëlectrizeerd is, neemt op tweederly wyze deszelfs electrike kracht aan. Indien dat gedeelte van den leider, het geen by het geëlectrizeerde lichaam geplaatst is, één of meer punten heeft, dan gaat de electrike stof strooms wyze uit het eene in het andere lichaam over, doch als het eene effene oppervlakte heeft, dan geschiedt deze overgang by vonken.
| |
§ 22.
Een leider by een lichaam gesteld, het geen door wryving geëlectrizeerd is, neemt alleen de kracht aan van dat gedeelte, waar tegen over hy geplaatst is: vermits het geëlectrizeerde lichaam geen leider zynde de electrike stof, die over deszelfs geheele oppervlakte verspreid is, niet kan overbrengen naa dat gedeelte, het geen tegen over den leider staat.
| |
§ 23.
Een niet vrystaande leider tegens over een geëlectrizeerden leider gesteld, en één van hun beiden of beiden punten hebbende aan dat gedeelte, dat tegens over den anderen leider staat, zo gaat de electrike stof op een zeer aanmerkelyken afstand uit den eenen in in den anderen leider over; welke afstand grooter is, naar mate de electrike kracht grooter en de punten scherper zyn.
| |
§ 24.
Geen der beide leiders punten hebbende aan dat gedeelte, het geen tegen over den anderen leider gesteld is, zo geschiedt de vonkswyze overgang der electrike stof uit den eenen in den anderen leider op veel korter afstand.
Deeze afstand is grooter of kleinder.
1. Naar mate de electrike kracht sterker of zwakker zy.
2. Uit grootere leiders, al het overige gelyk zynde, gaat de stof op korter afstand vonkswyze over, als uit kleindere, doch de vonken hebben dan een grooter vermogen.
| |
| |
3. Uit of in de beste leiders gaat de stof ook op grootere afstanden over, als by gebrekkige leiders.
4. Uit of in kleinere oppervlaktens gaat de stof op grooter afstand over. De langste vonken of straalen verkrygt men uit kleine knoppen aan het einde van groote conductors gesteld. Deeze vonken loopen niet rechtstreeks, maar slangswyze, even als de blixem.
| |
§ 25.
Een niet vrystaande leider ontlast een geëlectrizeerden leider, wanneer de electrike stof door punten overgaat, zo veel meêr of minder van zyne kracht, naar mate hy 'er nader by of verder van afstaat; doch als de electrike stof vonkswyze overgaat, verliest de geëlectrizeerde leider al zyne kracht. Dus gaat dan al de stof, die in den geëlectrizeerden leider was opgehoopt, op eenmaal in den bygebrachten leider over, of zyn gebrek aan stof wordt uit denzelven op één ogenblik hersteld. Van daar is het, dat de vonk uit een geëlectrizeerden leider zo veel zwaarder is, als die van een lichaam door wryving geëlectrizeerd, schoon zy beiden denzelfden trap van electrike kracht bezitten. De vonk is echter veel zwakker, wanneer de geëlectrizeerde, of de bygebrachte leider niet is van de beste soort, of wanneer zy met geene goede leiders verenigd is.
| |
§ 26.
Een vrystaande leider zo dicht by een geëlectizeerden leider gebracht, dat de stof vonkswyze overgaat, zo verdeelt zich dezelve in de beide leiders, en dewyl de geëlectrizeerde leider dan maar een gedeelte van zyne stoffe overgeeft, zo is de vonk of straal dan veel korter.
| |
§ 27.
Een vrystaande leider kan by eene sterke electrike kracht, op verscheide voeten afstand van het geëlectrizeerde lichaam geëlectrizeerd worden, wanneer of hy zelve aan die zyde, die naa het geëlectrizeerde lichaam gekeerd is, van een punt voorzien is: of als de geëlectrizeerde leider een punt heeft, het welk tegen over den vrystaanden leider staat.
| |
§ 28.
De electrike stof doorloopt leiders van zeer aanmerkelyke langte in een onmerkbaren tydt.
1. Men ziet een zeer langen vrystaanden leider de stof op het zelve ogenblik aan het eene eind vonkswyze ontfangen, en aan het andere eind aan een anderen leider overgeeven.
| |
| |
2. Verscheide vrystaande leiders naby elkander op een rei geplaatst geeven de stof op het zelfde ogenblik aan elkander over.
3. Deze zo snelle voortgang der electrike stof in de leiders is de oorzaak, dat een niet vry staande leider niet de minste blyken van electrike kracht geeve, hoe veel stof ook aan dezelve gelyktydig wordt meêgedeeld.
| |
§ 29.
Een geëlectrizeerde leider verliest langzaamer hand zyne kracht, schoon hy noch door wryving of uitvloejing van punten, noch vonkswyze zyne kracht aan andere leiders kan meêdeelen.
De rede is voornamentlyk deeze: dat de lucht, die den geëlectrizeerden leider omringt, ook langzamerhand de electrike stof doorlaat, en wel zo veel te meer naar mate zy meêr vocht bevat; van daar is het, dat men in eene vochtige lucht geen zo sterken trap van electrike kracht in den Conductor eener electrizeer machine verkrygen kan.
| |
§ 30.
Dit alles leert, 1. dat een geëlectrizeerd lichaam, het zy het door wryving het zy door mededeeling geëlectrizeerd is, zich altoos tot zynen natuurlyken staat poogt te herstellen, het zy door uitvloeiing of inzuiging of door vonkswyze overgang der electrike stof (§ 21 - 28); of het zy door langzaam aan de lucht, die het omringt, zyne electrike stof over te geeven, of uit dezelve electrike stof aan te neemen. (§ 29): en 2. dat deze pooging van een geelectrizeerd lichaam zo veel te grooter is, naar mate het eene sterkere electrike kracht hebbe aangenomen.
| |
§ 31.
Alle de electrike lichamen worden goede leiders, en kunnen dus door meêdeling geëlectrizeerd worden, wanneer zy een zekeren trap van hitte aannemen. Heete lucht is ook een leider van de electrike stof.
| |
§ 32.
De electrike stof gaat door het luchtledige en door sterk verylde lucht, even als door leiders, en verlicht het gantsche ydel, als de hoeveelheid stof groot is. Indien de lucht niet sterk veryld is, dan gaat 'er de electrike stof straalswyze door. |
|