dat wel meer. Wanneer ik mij van de ene plaats naar de andere verplaats, neem ik altijd een paar beelden met mij mee. Soms is dat wel leuk, als het aangename beelden zijn. Maar soms kan dat ook vervloekt vervelend zijn.
De weg gaat steil omhoog. Boven gekomen laat ik de wagen stoppen. De daken van de huizen langs de weg lijken net de treden van een grote trap die voor een reus is gebouwd.
Ik ontdek dan dat alle ramen gesloten zijn en dat het behoorlijk warm in de auto is. Ik draai het zijraampje omlaag aan de kant waar de regen niet naar binnen kan. Aan de muur aan de kant van de weg hangt een grote, blikken reclameplaat. Drink Coca Cola ice cold. Bij elke regenvlaag maken de druppels die er tegen slaan een prettig geluid. Net alsof iemand bezig is zijn gitaar te stemmen.
In de verte, over de huizendaken heen, ligt de inktzwarte zee. Ik ontdek de vage lichten van een groot schip dat de haven nadert. Tientallen schepen uit alle delen van de wereld komen de haven binnen en vliegtuigen uit Amerika en Europa landen dagelijks op het vliegveld. Ten zuiden van het eiland, zo dichtbij dat je als het helder weer is de kustlijn kunt onderscheiden, ligt het enorme vasteland van Zuid-Amerika met zijn bruisende leven, zijn fantastische rijkdommen, zijn ingewikkelde intriges en zijn komische revoluties. Maar toch, op de een of andere geheimzinnige wijze blijft het eiland onaangetast, afgescheiden van de rest van de grote wereld, door de zee die het omringt.
Dan begint het harder te regenen. En regelmatig. De gitaar-akkoorden op de Coca Cola-plaat worden nu een onophoudelijk, eentonig gestotter. Ik moet hier weg.