De Noordsche weereld
(1685)–Frederik Martens, Pierre Martin de la Martinière– AuteursrechtvrijVertoond in twee nieuwe, aenmercklijcke, derwaerts gedaene reysen: d'eene, van de heer Martiniere, door Noorweegen, Lapland, Boranday, Siberien, Samojessie, Ys-land, Groenland en Nova-Zembla
III. Hoofd-stuck.
| |
[pagina 217]
| |
vinger, voortschiet, sijnde rond en ruygh; meerendeel sonder Blaederen. Alleenlijck daer een andere Stengel uytschiet sietmen 't eene smal Blaederken aen 't andere. Ga naar voetnoot+ De Bloemen komen tusschen schubbige kopjens voort, gelijck een Stichas-Bloem. Van verwe sijnse bruyn. Hebben vijf spitse Blaederkens, sigh houdende aen vijf Veeselkens; de Muer-peper-bloemen niet ongelijck. 'k Heb niet meer als twee Bloemen te gelijck bloeyende gevonden. 't Zaed was noch niet voor handen. Ga naar voetnoot+ De Wortel is wat dick. Gaet reght uyt. Heeft aen alle sijden een goeden hoop dicke Veeselkens. Ga naar voetnoot+ Men sou dit slagh van Kruyd tot de Donderbaerd konnen brengen; en 't selve ingekerfd kleyn; of sleghtlijck, gekerfde Donderbaerd met schubbige koppen, mogen noemen. Dit Kruyd heb ick gevonden in de Deensche Haven, op den aghtthienden der Hoymaend. Sie Figuer F., by de Letter a. |