Dit onderzoek is financieel mede mogelijk gemaakt door de steun van verschillende fondsen: reisbeurzen van de Nederlandse Organisatie voor Zuiver-Wetenschappelijk Onderzoek (ZWO), van de Faculteit der Letteren van de Rijksuniversiteit Groningen, van de Stichting Groninger Universiteitsfonds en van het Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen stelden me in staat enige tijd onderzoek te verrichten in bibliotheken en archieven te Oostenrijk (Wenen), België, Spanje, Hongarije, Duitsland en Italië.
Tijdens deze reizen ontstond er een samenwerking en vriendschap met andere onderzoekers die zich bezighielden met soortgelijke onderwerpen: Dr. Friedrich Edelmayer, Dr. Marija Wakoenig en Dr. Robert Lindell uit Wenen en ook Drs. Dirk Jansen maakten mij attent op verschillende handschriften van en over Busbequius, zij hielpen soms bij de interpretatie en toonden een hartelijke belangstelling.
De Faculteit der Letteren van de Rijksuniversiteit Groningen verleende mij vanaf september 1984 tot en met december 1986 een promotieplaats. Daarna stelde de Subfaculteit Scheikunde me - naast het onderzoek op het gebied van de geschiedenis van de alchemie en de organisatie van een internationaal congres over ditzelfde onderwerp - in de gelegenheid mijn promotieonderzoek af te ronden; leerrijk en stimulerend was de omgang met Prof. dr. Jan Kommandeur.
De heer Tj. de Vries van de computerafdeling van de Letterenfaculteit van de Rijksuniversiteit Groningen heeft veel tijd en zorg besteed aan de vormgeving van het proefschrift.
Tenslotte ben ik dank verschuldigd aan het bestuur van de Stichting Het Groningsch Rechtshistorisch Fonds, dat een financiële bijdrage leverde voor de druk.
Dit proefschrift, waaraan ik deze jaren met zoveel plezier heb gewerkt, draag ik op aan mijn ouders, Margreet en onze zoons Arthur en Julius.
Zweder von Martels
Groningen, augustus 1989