De memoires
(2006)–Wilfried Martens– Auteursrechtelijk beschermdLuctor et emergo
[pagina 838]
| |
43
| |
[pagina 839]
| |
eigenlijk ongewoon lang. Zij was een verstandige en wijze vrouw. Maar voor zachtheid en affectie was er in ons plattelandsgezin weinig ruimte. Thuis moest er worden gewerkt en meegeholpen op het veld en in de stallen. We moesten aardappelen rooien, schoven binden en tijdens de winter vooral het voer voor de beesten gereedmaken. We moesten ook altijd vroeg gaan slapen. Ook in de zomer was het al bedtijd rond zeven, acht uur 's avonds. Iedere avond werd er dan nog de rozenkrans gebeden. 's Ochtends gingen we steevast naar de mis van zeven uur, ook tijdens de vakantie. Tot ongeveer mijn twintigste begon iedere dag op dezelfde manier: met de fiets naar de kerk. Ons leven speelde zich af tegen de achtergrond van een grote synthese. Godsdienst en geloof waren de kern van alles, de grote zekerheid. De dingen waren goed zo. Uiteraard zullen er bij mijn ouders weleens vraagtekens zijn geweest en twijfels gerezen, maar groter was hun morele kracht om ondanks alles voort te werken en zelfs iets revolutionairs te doen. Ondanks hun gebrek aan middelen gaven ze hun kinderen de kans om te studeren. Dat was een ongelooflijke prestatie. Mijn ouders kenden zeker ook hun onvolkomenheden en gebreken, ze waren niet bestemd tot de ‘eer der altaren’. Maar ze waren vroom en diepgelovig en ze leefden hun leven volgens de strenge morele regels van de kerk, zonder enige afwijking en uiterst strikt. | |
Het volkomen huwelijkOver seksualiteit werd niet of in bedekte termen gesproken. Toen ik eens aan mijn moeder zei dat ik priester wilde worden, zei ze me te wachten tot ik wat ouder was. Dan zou ik de wereld wel beter leren kennen. En dat was ook zo. In Leuven ging er een nieuwe wonderlijke wereld voor mij open. Op Universitas kreeg ik Het volkomen huwelijk van dr. Theodoor Hendrik van de Velde in handen. Op vierentwintig uur las ik het boek uit. Al in de eerste editie, tachtig jaar geleden, schreef Van de Velde dat ‘indien ergens en ooit in het leven de eis van gelijke rechten voor beide seksen onafwijsbaar moet worden geacht, dan is het, in het belang van beide deelgenoten, die van gelijkwaardigheid bij de geslachtelijke vereniging. Derhalve mag het dus in het volkomen huwelijk ook niet zo zijn, dat de vrouw zich gewillig aan de man overgeeft en de man daarvan een min | |
[pagina 840]
| |
of meer dankbaar, gebruik maakt; neen, de echtgenoten moeten zich aan elkander overgeven en ook hier - hier zelfs in de eerste plaats - geheel in elkaar opgaan.’Ga naar eind420 Voor onze generatie was het een onvergetelijk leerboek.
In 1968 brak de seksuele revolutie uit. De vrouwenbeweging maakte nieuwe grote sprongen voorwaarts. Het waren hoogdagen voor de CVP-Jongeren en beide fenomenen lieten ook bij ons hun sporen na. De tijd dat de vrouwen alleen maar koffie schonken op de vergaderingen van het Jongerenbureau behoorden voorgoed tot het verleden. De toon werd gezet naar een assertieve overkoepelende beweging waarin onze vrouwelijke collega's sterk militeerden. De woordvoersters van de vrouwenbeweging kregen heel vlug publieke erkenning. Zij kwamen op voor seksuele bevrijding en gelijkwaardige behandeling voor mannen en vrouwen. De pil en andere voorbehoedmiddelen, die nu voor iedereen beschikbaar waren, verlosten het seksuele verkeer van de vrouw van de grote risico's van het verleden. ‘Een ding is echter zeker: de invloed van de gedachte aan zwangerschap speelt bij de geslachtsomgang van de meeste paren een overwegende rol. Pas wanneer de omstandigheden, waaronder de eenwording plaats vindt, het veroorloven zich van de overheersing van deze gedachte los te maken, kan de werking van de seksuele omgang zich ongebreideld doen gelden.’Ga naar eind421 Vrijen werd vrijer, vrolijker. Beide partners waren zelfbewuster en gelijkwaardig. Veel wouwen werden er beter van. Een gevolg was dat internationale bijeenkomsten nu ook voor vrouwen een uitstekende gelegenheid boden om een minnaar op te vissen. Wilde verhalen deden de ronde. Zo hoorde ik van deelneemsters die hun minnaars gewoon meebrachten. Ik herinner me ook het verhaal van een vrouw die erin was geslaagd een rijzige Afrikaan in haar bed te lokken. De ene beschouwde het als de ultieme bevestiging van haar emancipatie. De andere deed ‘het’ uit nieuwsgierigheid, uit ‘lust’. In ieder geval, de dames beleefden blijkbaar erg veel plezier aan de hoogstandjes van hun gelegenheidsvrijers. Ze waren niet beter, maar ook niet slechter dan hun mannelijke collega's.
Jaren later, in september 1991, werd ik als EVP-voorzitter op initiatief van de Italiaanse christendemocraten uitgenodigd te Calgiari op Sardi- | |
[pagina 841]
| |
nië. Omdat ik toen als eerste minister nog onder de close protection van de Staatsveiligheid stond, werd mijn kamer voor een andere omgeruild. Mijn agenten hadden me op het hart gedrukt tijdens de nacht in geen geval mijn deur te openen. Desondanks waagde ik het toch, toen er rond middernacht werd aangeklopt. In de deuropening verscheen een jonge dame met een eenvoudige boodschap: ‘C'est l'amour qui passe.’ Ik ging echter niet in op haar galante uitnodiging. De boodschap was immers niet voor mij bestemd, wel voor een deelnemer die de andere kamer was gaan betrekken.
Ik heb deze ‘ruée humaine’ naar seks altijd met een zekere verwondering bekeken. De gustibus et coloribus... Ernstiger was natuurlijk de vraag of deze dames en heren wel voldoende voorzorgen namen om henzelf en hun partners, echtgenoot of minnaar, tegen seksueel overdraagbare aandoeningen te beschermen. | |
De mannelijke uniseksmaatschappijVrouwen en mannen werden niet alleen gelijkwaardiger, gaandeweg gingen ze ook meer op elkaar lijken. Weliswaar zijn vrouwen en mannen tegenwoordig rechtsgelijk, maar toch blijven zij nog steeds verwijderd van een reële gelijkberechting. Maar het gaat volgens mij wel de goede richting uit. De Duitse publiciste Christiane Hoffman schreef hierover het volgende: ‘Dat vrouwen en mannen dezelfde kleding dragen, is het uiterlijke kenmerk van de rechtsgelijkheid. Vrouwen zijn tegenwoordig even goed opgeleid als mannen. Hoewel met beperkingen, maken ze carrière. Net als hun mannelijke collega's zijn zij mobiel, onafhankelijk en zelfstandig. Maar zij krijgen geen kinderen meer. Het moet ons dus niet verwonderen dat de mannelijke uniseksmaatschappij zich niet meer voortplant.’Ga naar eind422
Ik heb altijd de grootste bewondering gehad voor moeders met veel kinderen. Als ik in de buurt van moeders met kinderen zit, ben ik altijd ontroerd. Mijn leven zou er helemaal anders hebben uitgezien, als ik een zus zou hebben gehad of een meisje in de buurt hebben gekend. De enige vrouw in mijn leven was lange tijd mijn moeder; een intelligente, hardwer- | |
[pagina 842]
| |
kende, prachtige vrouw. Jarenlang heb ik een ideaalbeeld gekoesterd van de vrouw, geïnspireerd door mijn moeder. Dat beeld heb ik in de loop der jaren echter drastisch moeten bijstellen. Ik heb de wereld van meisjes en jonge vrouwen te laat ontdekt. Ik zou een andere man zijn geweest als ik samen met vrouwen was opgegroeid. Gaandeweg heb ik ervaren dat ook vrouwen gebreken kunnen vertonen; dat ze zoals mannen lui en slordig kunnen zijn en zelfs onbetrouwbaar. De heb vrouwen ontmoet met vlinders in de buik, seksueel heel opgewonden, maar tegelijk waren ze onbekwaam tot enige vorm van tederheid.
Kinderloosheid is een heikel thema in vele westerse landen. Nog niet zo lang geleden was kinderen krijgen in Duitsland een privézaak. Vrouwen zonder kinderen hadden hoe dan ook een moderne look. Maar sinds het begrip ‘vergrijzing’ en haar dramatische consequenties tot het gemeenschappelijk bewustzijn zijn doorgedrongen, houdt de K-vraag de Duitsers in haar ban. In de Frankfurter Allgemeine Zeitung publiceerde Sandra Kegel daarover twee opmerkelijke bijdragen. ‘Onder de 191 naties die de wereld telt, staat Duitsland met een geboortepeil, dat sinds de jaren zestig gehalveerd is, op de 181e plaats. Vrouwen zonder kinderen staan onder druk om zich daarvoor te verantwoorden. Men analyseert hun ambities, onderzoekt hun waardeoordelen, belicht hun levensvisie en hun postfeministisch bewustzijn. Deze pressie is mijns inziens zeer onrechtvaardig omdat er verscheidene redenen kunnen zijn waarom een vrouw ondanks haar diep verlangen kinderloos blijft.’ Sandra Kegel vervolgt: ‘Overigens, de grote meerderheid van de vrouwen tussen 29 en 34 jaar wil minstens twee kinderen. Uiteindelijk blijft één derde echter kinderloos. Bij academisch geschoolde vrouwen is dat zelfs 40 procent.’ (...) De kinderloze man daarentegen bleef lange tijd de grote onbekende voor de demoscopen. Zij wisten bijna niets over hem, en ook niet over zijn motieven om geen kinderen te willen. In het najaar van 2005 heeft het Allensbachinstituut een onderzoek uitgevoerd naar de oorzaken van die bewuste kinderloosheid bij jonge mannen. 60 procent antwoordde dat er “andere redenen” waren dan financiële, professionele of onopgeloste situaties van kinderzorg. Jammer genoeg hebben de onderzoekers van Allensbach bij deze “in zijn veiligheid bedreigde” mannen niet nagevraagd welke | |
[pagina 843]
| |
die andere, verzwegen redenen waren. In alle leeftijdscategorieën die na 1940 zijn geboren, zijn er duidelijk meer kinderloze mannen dan kinderloze vrouwen. Het ligt dus niet in de eerste plaats aan de vrouwen dat er in Duitsland sinds het midden van de jaren negentig meer mensen zonder kinderen, dan mensen met kinderen zijn. De reden daarvoor ligt ook bij de mannen. De K-vraag wordt haast altijd door beide partners, mannen en vrouwen, uitgemaakt. Als een van de partners niet meewerkt, dan gaat de zaak gewoon niet door.’ Verder schrijft Sandra Kegel dat het hoog tijd wordt om de jonge generaties bij te staan en hen te bevrijden van de pretentie dat ze perfect moeten zijn, in gezin en beroep. ‘Wie kinderen krijgt, kan niet alles perfect doen. Kinderen zorgen voor chaos, slapeloze nachten en totale onvoorspelbaarheid. Kinderen creëren voor hun ouders grenzen, maar zij openen tegelijk horizonten. Zij beperken niet alleen, zij richten de blik ook op wat echt telt. Wellicht kunnen zij ons dat sprankeltje moed voor improvisatie leren, een levensnoodzakelijke fantasie, die opnieuw zin geeft aan een gezinsavontuur. Anders staan de kinderen binnenkort niet meer in het vrolijke middelpunt - en zitten wij in een reservaat om onze soort in stand te houden.’Ga naar eind423 | |
Leven met een gehandicapt kindIk heb jaren nodig gehad om met de zware handicap van mijn zoon Kris te kunnen leven. Ik heb lang met schuldgevoelens moeten afrekenen. Na zijn ongeval in Spanje en de amputatie van zijn linkerbeen was er nog het perspectief dat Kris een vrij normaal leven zou leiden. Die handicap was heel erg, maar nog niet zo dramatisch als wat er nadien gebeurde. Kris werd intern in het Sint-Jan-Berchmanscollege te Brussel. Hij kwam ieder weekend met de trein naar Gent en had een vrij normaal leven. Pas rond zijn twintigste gebeurde er iets veel ernstiger. In 1985, hij studeerde toen rechten in Leuven, belde hij me op. ‘Ik ben bang’, zei hij. Het was het begin van een lange lijdensweg. Het duurde nog enkele jaren vooraleer hij in een instelling werd opgenomen. Eerst onderzochten de dokters de situationele elementen. Heeft hij een goede relatie met zijn moeder? Heeft hij een goede relatie met zijn vader? Stilaan begon ik te voelen dat | |
[pagina 844]
| |
de schuld voor de ziekte van mijn zoon in mijn schoenen werd geschoven. Toen heb ik me op de medische wetenschap gestort. Hij is een van de honderdduizend landgenoten die lijden aan dezelfde aandoening. Sommigen kunnen zich aanpassen en opnieuw een rol spelen in de samenleving, maar bij Kris is dat een heel groot probleem. De medicatie is tegenwoordig veel effectiever geworden, maar zij blijft nog in ruime mate symptomatisch. De research gaat vandaag heel ver. Ik blijf hopen voor hem, maar niet alleen voor hem. Indien hij zijn toestand zou kunnen aanvaarden, dan zou hij misschien rustiger worden. Maar hij heeft een temperament dat hem altijd weer dezelfde vragen doet stellen: ‘Waarom ben ik niet geslaagd? Waarom heb ik niet de kans gehad advocaat of politicus te worden?’ Toen ik nog premier was, belde hij me honderden keren met die vragen, dezelfde vragen die hij mij vandaag nog stelt. | |
Een onbekende wereldKris wordt al meer dan twintig jaar behandeld. Ik dacht dat we met zijn amputatie het ergste hadden meegemaakt, maar dat was niet zo. Lieve draagt als moeder nog altijd de zwaarste last, veel meer dan ik. Ik bewonder zijn verplegers enorm. In 1989 zei Lieve in een interview met De Standaard dat er voor haar een onbekende wereld was opengegaan. ‘Ik kwam nooit eerder in contact met iemand die geestesziek was. Het was heel nieuw voor mij. Sedertdien kwam ik te weten dat veel meer mensen dan ik ooit vermoedde met die tragiek moeten leven. Als ouder ben je doorgaans geneigd lang te wachten alvorens je hulp inroept. Er schijnen zoveel voor de hand liggende verklaringen te bestaan voor het vreemde gedrag van je kind. Het kan de puberteit zijn, een identiteitscrisis, een ongeval met zeer zware gevolgen, zoals onze zoon overkwam. Maar op een bepaald moment weet je dat het zo niet langer kan.’Ga naar eind424 De ziekte van Kris heeft mijn politiek functioneren sterk beïnvloed. Tijdens mijn tweede regering met de liberalen, van 1985 tot 1987, was het nog niet erg duidelijk wat er met hem aan de hand was. Was het definitief of niet? Na twee, drie jaar stond het vast dat het om een onomkeerbaar proces ging, en tijdens mijn laatste regering woog de hele situatie erg zwaar. Er deden de onmogelijkste verhalen de ronde. Velen hebben | |
[pagina 845]
| |
beweerd dat ik in de periode tussen 1988 en 1992 minder betrokken was bij het regeringswerk. De politici met wie ik te maken had, de ministers van alle partijen, wisten af van mijn situatie. Maar ik denk dat niemand ten volle besefte wat het echt voor me betekende om in die toestand mijn werk te moeten doen. Dat ik er met hen niet over sprak, lag in de eerste plaats aan mezelf. Met enkele intieme vrienden sprak ik er wel over, maar dat hielp me echter geen stap verder. Mijn ontslag in 1992 deed dat wel. In de vaderlandse politiek, met alle kwesties die daar opduiken, staat een premier ieder moment onder druk. Al die druk verdween toen ik als voorzitter van de Europese Volkspartij mijn werk meer kon organiseren. Gaandeweg heb ik de moeilijkheden leren aanvaarden. Ik heb geleerd ermee te leven, maar het gaat nooit meer over. | |
Energie van Prometheus; geduld van JobIn 1978 had ik een vluchtige ontmoeting die ik nooit meer zal vergeten. Na het ongeval van Kris en de amputatie van zijn linkerbeen werd ik door een wat oudere man, een dokter, aangesproken op de parkeerplaats van het Leuvense Sint-Rafaëlziekenhuis. ‘Wat betekent dat ongeluk nu voor uw politiek leven?’ vroeg hij me. ‘Dat is nu toch gedaan? Uw leven is toch helemaal veranderd?’ Ik was nogal verwonderd over zijn directheid en reageerde dan ook niet onmiddellijk, maar die ontmoeting is mij altijd bijgebleven. Die man stelde me een fundamentele vraag. ‘Ik keer terug naar de balie’, had ik toen kunnen zeggen. ‘Ik hou me vanaf nu ten volle bezig met die existentiële kwestie op het thuisfront.’ Maar door toch een publieke functie aan te nemen creëerde ik een innerlijke verscheurdheid. Met de jaren werd die kloof alleen maar dieper. Die verscheurdheid had grote gevolgen. Ik werd minder trefzeker, trager en kwetsbaarder. In mijn jonge jaren aarzelde ik geen ogenblik. Nu aarzel ik meer, ik denk nog eens na, en nog eens. Het gebeurt zelfs dat ik een nacht niet kan slapen. Vroeger was ik spontaner, en had ik natuurlijk ook meer reserves. Als je van het platteland komt heb je enorme reserves. In een gesprek met Martin Dejonghe op de VRT-radio op tweede kerstdag 1990, zei ik: ‘Natuurlijk trachten wij onze zoon te beschermen en hopen wij op beterschap. Dankzij vele medicamenten gaat het iets beter, | |
[pagina 846]
| |
treedt er een stabilisatie op. Het is een zeer zwaar drama in ons leven. In een beroemd boek wordt over deze ziekte gezegd dat je de energie van Prometheus en het geduld van Job moet bezitten om ermee te kunnen leven. We trachten er iets positiefs aan te doen. Mijn vrouw leidt een campagne voor het Centrum voor Menselijke Erfelijkheid, dat misschien een oplossing kan brengen. Maar het taboe hebben we willen doorbreken. Dit type van aandoeningen moet door fundamenteel onderzoek worden opgelost, en laten we hopen dat in de komende jaren ook de nodige middelen worden gevonden.’ Nadat onze strenge wetgeving op de verkiezingsuitgaven van kracht werd, maakte ik aan het Centrum voor Menselijke Erfelijkheid, onder leiding van professor Herman Vanden Berghe van de KU Leuven, het saldo van mijn persoonlijk verkiezingsfonds over. Al in het begin van de jaren zeventig had het centrum uitstraling op wereldvlak. In een internationale audit werd het CME vermeld als een centrum van wereldklasse voor menselijke genetica. Ons land heeft met het CME en andere genetische centra de beste infrastructuur ter wereld voor maatschappelijk dienstbetoon inzake menselijke erfelijkheid.Ga naar eind425 | |
SchuldgevoelNa een langdurige en pijnlijke verwijdering tussen Lieve en mij, ging ik in 1993 alleenwonen in het Brusselse Sint-Gillis. Dat was voor mij niet vanzelfsprekend. Om te beginnen moest ik een enorme morele hindernis overwinnen. Ik kom uit een zeer katholiek milieu en had zelf ook uitermate orthodoxe opvattingen over het huwelijk. Ik trouwde met mijn eerste lief. Het duurde vele jaren vooraleer ik die morele hindernis kon nemen en een nieuw evenwicht kon vinden. Mijn nieuwe partner, Ilse, leerde ik kennen toen zij in 1988 lid werd van het kabinet van de eerste minister. In 1992 vergezelde ze me toen ik, na mijn ontslag, naar het hoofdkwartier van de EVP in de Overwinningsstraat 16 trok. Pas twee jaar later zette ze de stap naar de privésector. Ilse is een aantrekkelijke, bekwame en intelligente vrouw. Dat we samen kinderen hebben, heeft alles in gunstige zin doen kantelen. Ik was zestig toen Sarah en Sophie werden geboren, en vierenzestig toen ik vader werd van | |
[pagina 847]
| |
Simon. Zij hebben mijn leven een totaal andere, een nieuwe en positieve inhoud gegeven. Dat ik nooit in een zwart gat ben gevallen is ook aan hen te danken. Hoe erg mijn scheiding ook is geweest - en nog is voor de leden uit mijn eerste gezin - ik ben blij dat ik de moed heb gehad om die stap te zetten. De CVP werd er vroeger van beschuldigd de partij van de schijnheiligheid te zijn. Men scheidt niet uit de echt, men hertrouwt niet, men heeft een vriendin. Vandaag lijkt een echtscheiding een alledaagse kwestie, ook binnen CD&V. Tien jaar geleden was dat nog lang niet het geval. Zoals de lezer weet werd er na de geboorte van mijn tweeling een operatie beschadiging tegen mij opgezet. Luc Van der Kelen publiceerde toen de uitlating van een CVP-boegbeeld, die had gezegd dat ik het zeer moeilijk zou krijgen om te worden aanvaard als lijsttrekker voor Europa omdat vele militanten een echtscheiding nog niet konden hebben. Veel vrouwen, ook vandaag nog, weigeren de echtscheiding principieel en emotioneel, omdat zij onbewust vrezen op een bepaald ogenblik in de steek te kunnen worden gelaten. Het is mij opgevallen dat zelfs Mazarine Pingeot, de buitenechtelijke dochter van François Mitterrand, in een interview in De Standaard over haar vader zei: ‘Ik kan alleen maar raden naar de redenen waarom hij nooit gescheiden is. Zelf heb ik er nooit met hem over gepraat. In de jaren zeventig betekende echtscheiding nog een flinke knauw voor de reputatie van een politicus, maar ik denk niet dat hij zich dat erg aantrok.’Ga naar eind426 | |
La donna è mobileEen jaar eerder was ik van nabij getuige geweest van het drama rond Johan Van Hecke. Johan stapte op als CVP-voorzitter omdat hij een buitenechtelijke relatie had met journaliste Els De Temmerman. Ik zag hem een uur nadat hij had beslist ermee te stoppen. Nadien heeft men geschreven dat Johan was geschrokken van zijn eigen schaduw en dat hij als gescheiden man ook perfect had kunnen functioneren als CVP-voorzitter. Ik denk dat hij in die situatie als kandidaat-voorzitter wellicht niet met 90, maar toch met 70 procent van de stemmen had kunnen worden herverkozen. Dat zou een grote bevrijding zijn geweest voor hemzelf, maar ook voor de partij, | |
[pagina 848]
| |
die zo een taai taboe kon doorbreken en een jarenlange hypocrisie van zich kon afschudden. De situatie in de lidpartijen van de EVP, ook in de christendemocratische partijen van Duitsland, is totaal anders. Angela Merkel, bondskanselier en voorzitter van de CDU, is uit de echt gescheiden en hertrouwd. Hetzelfde deed Theo Waigel, voormalig voorzitter van de CSU uit het zeer katholieke Beieren, toen hij minister van Financiën was in de regering-Kohl. Johan Van Hecke heeft dus een kans gemist om een doorbraak te forceren. Hij had ook nog veel kunnen doen. Ik hoopte overigens dat hij mij ooit als EVP-voorzitter zou opvolgen. Ik voelde veel waardering voor hem, hij was enorm getalenteerd, maar hij was onstandvastig. Daarom heb ik eens een beeld op hem toegepast dat de Italianen alleen maar gebruiken voor vrouwen: la donna è mobile.
Ik heb met de ingrijpende veranderingen in mijn privéleven nooit te koop gelopen. Mijn tweeling werd op 11 januari 1997 geboren en ik voelde geen enkele behoefte om dat nieuws bekend te maken. Pas in april kreeg de bevolking er weet van. Al weken werd er geroddeld over mijn tweeling, ook in het Europees Parlement. Had men mij op de man af gevraagd of het waar was, dan zou ik zoals Mitterrand hebben geantwoord: ‘Et alors! En wat dan!’ Maar het liep anders. In de loop van april werd ik benaderd door een journaliste van een Franstalige zondagskrant en ik wist dat zij het nieuws bekend zou maken. Ik was dus verplicht om onmiddellijk te reageren via het persbureau Belga, maar aan Belga kun je moeilijk mededelen: ‘Et alors!’ Het was sensationeel nieuws. Herman De Croo vertelde me later dat hij die dag op een lokale VLD-partijvergadering was, en dat er over niets anders werd gesproken. Waarschijnlijk is in ons land een pasgeboren tweeling nooit zo erg over de tong gerold als Sarah en Sophie.
Kinderen op je zestig, het is een hele revolutie. Je denkt er lang over na, of neen, je bent je ervan bewust dat je je in een leven vol risico's stort. Ik heb even geaarzeld, maar toch vond ik de moed om ervoor te gaan. Je moet die verantwoordelijkheid willen opnemen, met al het geroddel erbij. Want als je in het publieke leven staat, komt er zeker commentaar. Natuurlijk wist ik dat mijn late vaderschap tumult zou veroorzaken. Maar ik ben niet bitter geworden door de onheuse reacties. Ik beschouwde ze als een zwakheid | |
[pagina 849]
| |
van hen die ze tegen mij gebruikten. Die stap was een van de belangrijkste uit mijn hele leven. En als ik nu naar mijn kinderen kijk, weet ik dat het de moeite waard is. Wij zijn nu meer dan acht jaar verder, en tot mijn grote verbazing leeft het nog, maar dan in positieve zin. De bevolking heeft mij niet laten vallen. De gewone man in de straat kent een veel evenwichtiger oordeel. Bijna iedere dag stappen onbekende mensen op me af en vragen: ‘Hoe gaat het met de tweeling?’ Dat gebeurt aan de kust of evengoed in Brussel in de metro, op de bus of op de tram. En dan vragen de allochtonen mij: ‘Comment va la petite familie?’ Ik ervaar in die ontmoetingen uiterst veel sympathie. Acht jaar geleden kon men nog proberen me te intimideren met kwaadaardige roddels over mijn persoonlijk leven. De Franse taal heeft daar een perfecte uitdrukking voor: een aanslag op ‘l'intimité de la vie privée’. Wie aan de basis lag van die geruchten, mag intussen eens in eigen hart kijken. Vandaag kan men het nog eens proberen, maar ik geloof niet dat het zal lukken. | |
‘De kleinste onder jullie allen, die is werkelijk groot’Het huwelijk heeft de finaliteit onverbreekbaar te zijn en volgens de katholieke kerk is het een onverbreekbaar sacrament. Maar naar mijn overtuiging zijn er omstandigheden waarin het huwelijk niet meer bestaat. De andere kerken hebben dit ook erkend. Mijn echtscheiding doet niets af aan mijn geloofsovertuiging, maar wel aan de concrete praxis ervan. Het heeft niets te maken met de vraag of ik geloof in een persoonlijke God, want dat doe ik zeker. Het evangelie is de inspiratie voor mijn politieke actie en ik lees de Bijbel als de boeiendste roman. De houding van de katholieke kerk ten opzichte van gescheiden mensen vind ik echter niet meer aanvaardbaar, maar toch houd ik me strikt aan de regels. Ik ga regelmatig naar de mis. Ik neem echter niet deel aan de communie. De synode heeft vorig jaar beslist dat gescheiden mensen die hertrouwd zijn, niet te communie kunnen gaan, en dat ondanks de uitspraak van kardinaal Danneels dat aan niemand de communie mag worden geweigerd. Hoeveel families in Vlaanderen worden niet met een echtscheiding geconfronteerd? 30 of 40 procent? Ik wil hier geen pleidooi houden voor | |
[pagina 850]
| |
echtscheiding, integendeel. Een echtscheiding is een zware beproeving. Zij is als een schipbreuk. De verantwoordelijkheid voor die mislukking wordt haast altijd door beide echtgenoten gedeeld. De kinderen, zeker de jonge kinderen zijn vaak de grote slachtoffers. Zij dragen de breuk tussen hun ouders hun hele leven mee. Ik heb de vage troost dat de kinderen uit mijn eerste huwelijk volwassen waren op het ogenblik dat hun vader en moeder uit elkaar gingen. Wellicht konden ze enig begrip opbrengen voor die beslissing. Ondanks alles blijft het waardevol om de waarheid te erkennen en de moed op te brengen om opnieuw te beginnen in plaats van in schijn te leven.
Soms vraagt men mij of ik anders sta tegenover mijn jonge kinderen dan tegenover mijn kinderen uit mijn eerste huwelijk. Vroeger beantwoordde ik aan het klassieke beeld van de werkende vader. Het gebeurde wel eens dat ik zo gefocust was op mijn politieke werk dat ik gewoon niet hoorde wat mijn kinderen zegden. Tijdens de weekends probeerde ik wel bij hen te zijn en dan gingen we samen naar zee. Ik houd evenveel van mijn oudere kinderen, maar vandaag heb ik veel meer tijd om bij mijn jonge kinderen door te brengen. Voor mij is het fundamenteel dat minstens een van de ouders 's avonds thuis is. Als beide ouders afwezig zijn, dan worden de kinderen onrustig. 's Avonds naar vergaderingen lopen doe ik niet meer, en ik voel dat aan als een grote bevrijding. Dertig, veertig jaar lang heb ik dat wel gedaan. Achteraf vraag je je dan af wat de inhoud van je leven is geweest. Vroeger had ik nog nauwelijks tijd om een boek te lezen. Ik voelde een leegte, die steeds maar bleef groeien, maar gelukkig heb ik die nadien kunnen opvullen. Wanneer ik mijn oud-collega's in het Europees Parlement aan het werk zie, elke week van huis en telkens weer op reis, dan vraag ik me af of ze nog wel voldoende tijd kunnen vinden voor hun kinderen. Het is iets te eenvoudig en ook niet zeer ernstig om voortdurend te verklaren dat men de partij van het gezin is. Kinderen vormen het hart en de toekomst van onze gemeenschap. Zonder kinderen is er geen hoop, want Hij zei tegen hen: ‘Wie dit kind in Mijn naam bij zich opneemt, neemt Mij op; en wie Mij opneemt, neemt Hem op die Mij gezonden heeft. Want wie de kleinste onder jullie allen is, die is werkelijk groot.’Ga naar eind427 |
|