Voorbericht
Dit tweede en tevens laatste deel van ‘De Hollandsche Schilderkunst in de zeventiende Eeuw’ draagt, evenals het eerste, een ondertitel. Deze wil aanduiden, dat het accent in de volgende bladzijden vooral valt op den grootsten onzer schilders, Rembrandt Harmensz. van Rijn. Evenwel, al neemt de bespreking van diens kunst en invloed in dit boek een groote plaats in, toch wil zij beschouwd zijn als ondergeschikt aan het geheel, d.w.z. aan de ontwikkelingsgeschiedenis onzer schilderkunst gelijk wij die meenen te mogen zien volgens den huidigen stand van het wetenschappelijk onderzoek.
Evenals in het eerste deel is ook thans zooveel doenlijk gestreefd naar een zakelijk betoog. Een sobere en eenvoudige uiteenzetting leek ons verkieslijk boven bloemrijke en geestdriftige beschouwingen, omdat wij bovenal beoogen den lezer te brengen naar de schilderijen-zelve en hem dus niet tijdens de lectuur, maar staande vóór onze groote meesterwerken, de wonderen hunner schoonheid willen doen beleven.
Voor wie wetenschappelijke studie wil maken van het in dit deel besprokene, kan onze tekst slechts dienen ter eerste oriënteering, aangezien in het algemeen niet veel meer kon worden gegeven dan korte biografieën en algemeene aanduidingen van den aard en de ontwikkeling der behandelde kunstenaars.
Aangezien dit boek in de eerste plaats is geschreven voor landgenooten, is bij voorkeur de aandacht gevestigd op schilderijen in Nederlandsche algemeen toegankelijke verzamelingen.
Een woord van dank zij ook hier gebracht aan degenen, wier namen in het voorbericht van ‘Frans Hals en zijn Tijd’ zijn genoemd. Bovendien moge hier met erkentelijkheid worden gememoreerd de waardeerende, ja sympatieke wijze waarop dat eerste deel door de critiek is ontvangen. Dit was voor den uitgever zoowel als voor den schrijver een aanmoediging om ook voor het tot stand komen van ‘Rembrandt en zijn Tijd’ hun beste krachten in te spannen.
W. MARTIN.
Wassenaar, Juni 1936.