20. Over den Oogst. 21. En over de Bosschen en Boomen onzes Vaderlands.
V. Ik heb U dan ondervraagd over de voornaamste deelen der Scheppinge, waarby wy nu kunnen berusten.
A. Ik hoop maar, dat gy voldaan zyt over myne eerste vorderingen in deeze kennis van Gods Werken!
V. Ik ben voldaan; maar ik zal noch meer voldaan zyn, als gy het hierby niet laat steeken.
A. Gy wilt dan, dat ik hierin zal voortgaan?
V. Gy moet hierin voortgaan geduurende uw geheel leven; wyl het onze pligt is Gods Volmaaktheden te leeren kennen uit deeze zigtbaare. Werken, die ons dagelyks voor oogen staan, en wyl het zeer vermaakelyk, nuttig en stigtend is Grootheid, Almagt, Wysheid, Goedheid, Schoonheid, Orde en Pragt, elk oogenblik, te zien, en te weeten, wat onze goedertieren Schepper voor ons gedaan heeft, wat hy noch dagelyks voor ons doet, en op wek eene wyze. Dit betaamt een godvreezend, gehoorzaam en leerzam Kind, het welk onderscheiden moet zyn van andere onverstandige Kinderen, die gaarne wat fraais zien, dat door Menschen handen is gemaakt, maar onoplettend en onaandoenlyk zyn omtrent de Wetken van God, waarvan één oneindig overtreft alle schoone en konstige dingen, die ooit Menschen toestelden - Wilt gy andere nalaatige Kinderen een goed voorbeeld ter hunner verbeteringe geeven, wilt gy wyser worden, volg mynen gegeeven raad, welken ook alle verstandigen U altyd zullen voorhouden: maar oefen U boven al in de Leer van het Evangelie, welks