Katechismus der natuur (4 delen)
(1777-1779)–J.F. Martinet– Auteursrechtvrij
[pagina 30]
| |
Eerste Druk.I Druk. Bladz. 14. reg. 17-19. van boven. Moet men in 't oog eener Vlieg zo veele Gezigtzenuwen niet stellen? Heeft in hetzelve iets anders dan by ons plaats? Zuiver en droog het buitenvlies van eenen Rombout, en zie door een Microscoop in deszelfs Facetten of oogen; dan vertoonen zich de buitenvoorwerpen verkleind en omgekeerd. Bestaat dit Vlies uit twee of drie Vliezen, op elkander liggende, doch moeilyk te scheiden; zo verdeel het, en zie door een enkel: dan kan men wel de tekening of indruksel van het netwerk der Facetten zien, maar geene voorwerpen erkennen. Vat men die Vliezen te zamen, dan werken zy als de glazen in eenen Verrekyker. Dus is hier de Vraag: zyn er wel zo veele Gezigtzenuwen in het oog eener Vlieg, en wat buigt de Lichtstraalen in het droog Vlies | |
[pagina 31]
| |
van het oog eens Insects? Er zyn geene Vogten in, gelyk in onze oogen, in welken de Straalen geboogen worden. Zou dan alles door Vliezen hier geschieden, het geen by ons door Vogten wordt voortgebragt? Hoe kan ik anders, door zulke gedroogde Insecten - Oogen, in ieder Facet het Spits van eenen Tooren, de gevel van een Huis enz. zien? I Druk. Bladz. 38. reg. 8, 9. van boven. In Podolie en de Ukraine vindt men ook Cochenille, doch niet zo goed. I Druk. Bladz. 77. reg. 14. van boven. De Inkt tot Boekdrukken wordt niet uit Galnooten, maar uit gebranden Lynolie, met Zwartsel gemengd, gemaakt. I Druk. Bladz. 83. reg. 10, van onder. Hier is eene Drukfeil. Er staat vier pooten, men leeze vier pooken. I Druk. Bladz. 92. reg. 1. van boven. Staat, En ook daarom viel &c. Lees, En ook daarom, zegt men, viel, &c. I Druk. Bladz. 116. reg. 4. van boven. Of bedrieg ik my hier? Zit er Goud in de gouden Popjes, zo wel als in de Spaansche Vliegen, uit welken de Hoogleeraar forsten eene kleine hoeveelheid van dat metaal gehaald heeft, de schoone gouden koleur deezer Insecten daaraan toeschryvende? Men beproeve dit. I Druk. Bladz. 126. reg. 1-4. van onder. 't Is waar, Eiken, Linden enz. worden wel eens in het voorjaar kaal gogeeten door de Rupsen, en staan in 't najaar weer vol loofs; maar hebben zy wel de Steelen met de Bladeren verlooren? Of doet er dit niets toe? Zouden zy | |
[pagina 32]
| |
het leven behouden, als men hen in het midden des Zomers dus aantastte? Zy krygen ten minsten hunne Bladeren niet zo spoedig te rug, als de witte Moerbezieboom. I Druk. Bladz. 151. reg. 10-12. van onder. Men verstaa dit dus. De Hommels maaken nesten in den grond, de Wespen in de takken der Boomen, de Horsels aan de balken der Schuuren: die der twee laatsten zyn met Celletjes voorzien, gelyk die der Byen. Het Bekleedsel der Horselnesten wordt hier vervolgens als zeer verwonderlyk beschreeven, waarin men zo weinig Honig als in die der Wespen vindt, hoewel eenige Hommels een weinig voor zich verzamelen. I Druk. Bladz. 187. reg. 3, 4. van onder. Niet alleen in Augustus en September, maar ook den geheelen winter door, zyn de monden der Kikvorschen geslooten. I Druk. Bladz. 188. reg. 6-8. van onder. Het Boomkikvorschje zit op eenen Boom of op een van deszelfs Bladeren, wanneer het by dage zingt. I Druk. Bladz. 193. reg. 14, 15. van boven. Hier is, meen ik, eene miszetting. Het Haft komt 's namiddags, of tegen den avond te voorschijn. I Druk. Bladz. 217. reg. 3, 6. van onder. In plaats van Tonderen en rouwenhof, lees Tongeren en rauwenhoff. I Druk. Bladz. 263. reg. 14. van onder. Lees, in plaats van het Draakenbloed, den Drakenboom. I Druk. Bladz. 269. reg. 13, 14. van onder. | |
[pagina 33]
| |
Niet na, maar als de groote hette begint, maaken de Gewassen hunne tweede Scheut. I Druk Bladz. 270. reg. 9. van boven. Heeft men des zomers veele volwassen Sala - Kroppen te gelyk, en wil men dezelven het schieten beletten, dan moet men met een mes den wortel, ruim éénen duim onder de krop in den grond, dwars afsnyden, wanneer dezelve niet door zal schieten, krygende door de hairige Zydewortelen Sappen genoeg tot onderhoud. I Druk. Bladz. 273. reg. 9-13. van onder. De Bladeren in veele laage Planten en Boomen, met sappige vruchten voorzien, zyn groot; maar in de geenen, die vaste vruchten draagen, klein, gerekend naar de evenredigheid van de grootte der Gewassen. I Druk. Bladz. 297. reg. 14, 15. van onder. Dit opmerkelyke mag hierby wel gevoegd worden ‘dat, naamelyk, in veele Gewassen de Schil en het inwendig Sap tegenstrydige hoedanigheden hebben, by voorbeeld, de Citroenen, de Oranjeen China Appelen enz. bezitten eene verhittende Schil; doch hun Sap en Zaaden hebben eenen verkoelenden aart - daarentegen de Persiken, Abrikoozen, Pruimen, Kerssen, enz. hebben een verkoelend Sap, doch bevatten eenen verwarmenden Kern. I Druk. Bladz. 298. reg. 5. van onder. Men kan hier vyfëntwintig duizend soorten in plaats van vyftig leezen, alleen maar, om dat het eerste getal te vooren genoemd is. I Druk. Bladz. 311. reg. 11, 12. van boven. Ik verstaa zulke schommelingen des waters, waar ondiepe Gronden in Zee zyn. | |
[pagina 34]
| |
I Druk. Bladz. 345. reg 3-10. van boven, en 12. van onder. Ik zou de rype Pruimen van alle nadeel vry pleiten. De Ordonnantien der Magistraaten in de Steden, om deeze Vruchten, in eenen grooten overvloed ter markt gebragt, als dan in het water te werpen, zien waarschynlyk alleen op onrypen, ten minsten behoort dit zo. I Druk. Bladz. 360. reg. 7. van onder. Men kan het volgende hierby voegen. Eéne byzonderheid is in de Nooten noch aanmerkelyker, naamelyk, dat zy veel overeenkomst hebben met een Menschenhoofd. Daarin vindt men toch uitwendige Bekleedselen, ook, als 't ware, eene Herssenpan, een dik Herssenvlies (Dura mater) een dun Herssenvlies, (Pia mater) en de gekronkelde Herssenen, door een middelschot in twee halfmaansche kwabben verdeeld, enz. I Druk. Bladz. 369. reg. 2. van onder. Staat luisteren, volkomen behouden; lees, luisteren, het gezigt volkomen behouden. |
|