Verzamelde gedichten(1941)–H. Marsman– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende XLII ‘Wie zegt mij dat het verraad niet herleeft in een ander land? waarom vluchten uit weerzin en leed, waarom hopen dat men vergeet wat de ziel heeft doorstaan en gemerkt? slechts zoolang de herinnering nog werkt is mijn leven mijn eigen bezit, onverschillig of het bestaat uit vervoering of nederlaag. als ik opbreek en wakker word in een nieuw maar ontworteld bestaan, zal de schaduw weer naast mij staan en ook onder de zuiderzon zal het hart weer te rade gaan met wat het ervoer en misdeed. [pagina 191] [p. 191] wie gebeten is door het leed en geschroeid door de knagende vlam zal niet willen dat hij vergeet wat hem, schuldig of niet, overkwam; wie strijdt om een eigen bestaan wil vallen of staan waar hij streed.’ Vorige Volgende