Verzamelde gedichten(1941)–H. Marsman– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 189] [p. 189] XL Wie de kelk aan den mond heeft gezet, diens ziel is van onschuld beroofd en de hemel doorsnijdt hem het vleesch. wel is water veranderd in wijn maar de droesem vergiftigt den geest met een dorst die niet kan gelescht door een bron in het aardsche revier. want wie eet van het hemelsche brood en de eeuwigheid ent op het dier heeft het lijf op den woeker gezet van een zwerenden dubbelen dood. Vorige Volgende