Verzamelde gedichten(1941)–H. Marsman– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende XXII Toen rees hij op en stond, een geteekende, tegen den muur. wat is een bestaan zonder duur, een vlam die verduistert tot asch? en die hel en hemel vergat als het donkere gonzen begon - de sirene der roode natuur - die zag nu in het nachtelijk uur de ontreddering van zijn bestaan als een dalende maan zonder vuur. Vorige Volgende