Verzamelde gedichten(1941)–H. Marsman– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende VIII Vroeg in den morgen dwaalt hij door de stad. de stilte schrikt, en vluchtig slaat de straat de leege oogen op naar het gezicht der oude scheemring aan den overkant, een wezenloos gelaat, of zij zichzelve in den spiegel ziet. hij volgt de gracht, het doode water slaapt in 't bronzen bed tusschen de werven nog, geen zon belaagt in het beschimmeld duister van de brug [pagina 162] [p. 162] met judaspenning het geheim der visch. de boomen stil, 't blad houdt den adem in van het doorschijnend lispelend verhaal dat het zich eindeloos herhalen wil en vreest den overval der dageraad. Vorige Volgende