Verzamelde gedichten(1941)–H. Marsman– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 149] [p. 149] Baai bij avond De schemer valt. een groote, roode maan stijgt langzaam uit de golven aan den oosterrand der nauwlijks ademende avondzee. de droomen komen met de golven mee en mijmerend gewordt mij, ongezocht, waarvoor ik jaren in vertwijfling vocht, denkende dat het geluk omstréden moest zijn en dat het leven zonder smeeken niet schenkt. o, hoe heerlijk is nu het talmen geworden aan deze reede! bij het dwalen onder de nacht'lijke palmen ben ik van vrede doordrenkt. 1934 Vorige Volgende