Verzamelde gedichten(1941)–H. Marsman– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 123] [p. 123] Brief aan een vriend Tracht, na uw vijftigste jaar, langzaam te leeren, dat het goed is als de bladeren vallen; de sterken worden dan toch nog lang niet gerooid; zeg tot u-zelf: ‘ik wil pas vallen onder den winterstorm’. - mij kan soms nu het verlangen al overvallen naar onze latere jaren, als ik niet meer gekooid in dit zwerfziek verlangen wonen zal in het huis aan de breede rivier. hoe goed zal het zijn de dagen te laten verstrijken met roeien en jagen; om verweerd en rijzig het land te doorloopen en te ervaren dat het verhaal van ons leven den slag van het water gaat krijgen dat wij rijpen bij wind en weer. dan slaat ook de gloed niet zoo licht meer met snelle en vluchtige slagen naar buiten in gelach en geween; maar er zal een stil vuur in ons zijn, verborgen in merg en in been. zwervend door het oneindige land zullen wij sterker en rustiger zijn, opgenomen in het stroomend verband der seizoenen, dieper verwant met de ruimte en het wisselend weer en dan? dan zitten wij 's nachts bij het vuur en ik lees u voor uit een boek, [pagina 124] [p. 124] dat ik dan heb geschreven, een boek als ‘De Waterman’. of lacht ge, dat dat niet kan? waarom niet, ik ben immers nog jong. kent gij de verborgen wegen? het roer kan nog zesmaal om! laat uw humor, uw gloed, uw snelle boosaardige tong u vooral niet begeven en bezoek mij, eenmaal, in het huis van mijn ouderdom. Vorige Volgende