Verzamelde gedichten(1941)–H. Marsman– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 94] [p. 94] Slapende vrouw De onrust en de lichtbewogen ontvank'lijkheid van hare trekken zijn weggewischt en overtogen door maanlicht, dat in zachte plekken gestort ligt over kruin en peluw; en dekens die haar slaap bedekken welven het maanlicht tot een landschap, een keten die zijn teere bekkens van zilverglans doet overstroomen. hoe lieflijk droomt het hoofd daarboven: de mond, die vlinders niet zou wekken is vaag geopend en de oogen die overdag het leven vingen liggen behoedzaam nu geloken tusschen de ijle zwarte veeren van wimpers en van wenkbrauwbogen. Vorige Volgende