Verzamelde gedichten(1941)–H. Marsman– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 64] [p. 64] Seine-et-Marne De zon sprong op van de brug te Châlons, uren ver weg achter Montereau, trok over Nemours naar Fontainebleau en viel door een avond van schemerdauw in de Seine bij Charenton. toen bloeide de nacht. langs de oevers der kimmen flakkerde weerlicht na zwarten donder. over de glanzende schemermeren dreven boven verzonken puinen zachte schimmen van maanlichtwolken tusschen de eilanden der populieren en diep-weerspiegelde droomfragmenten van sterrentuinen en firmamenten wiegelden over het witte water zilveren en lazuren droomen. dan een hel-gele dag: boven de teedere bergen der verten waar woeste zonnen branden en breken langs de doorschijnende hemelklingen der rondom zichtbare horizonnen bezeilen ontelbare zachte schepen van licht en wolken de blauwe zeeën en koele meren der hemelstreken: onzichtbare, sluimrende, teere zwanen. o, Seine-et-Marne, fransch Toscane! [pagina 65] [p. 65] Tusschen Marlotte, Montigny en Grez staat op een heuvel een klein houten huis. een stem vraagt loom: is de zon wit of grijs? wordt de dag snikheet? en de stem van den jongen die buiten staat en de reis verspiedt van het vroege licht, lacht en zijn lach is een lied. hij toovert een fonkelend vergezicht: de dag is een meer; het snelle, veerkrachtige morgenlicht scheert er zijn kleurlooze schepen over. de zon, de felste der morgenrozen gloeit tusschen tomaten en tuberozen. smetteloos, smetteloos is het blozen der jonge berken en populieren. links langs het verschiet broeit het doffe paars van beslagen druiven. de donderkoppen en heuvels zwellen; vlak onder de verende ruggen der kimmen - gladde, gebogen, springende herten - hijschen de verten de teedere zeilen, grijze (‘grijze?’) ja, van amandelbast het nauwlijks groene grijs, en - maar wie slaapt, slaapt door in het houten huis in het warme hart van het paradijs, op den heuvel aan den weg naar Grez. 1927 Vorige Volgende