Verzamelde gedichten(1941)–H. Marsman– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 42] [p. 42] De laatste nacht De nacht gaat over ons heen diep onder het raam slaapt het dorp, ver achter de huizen de zee. nog lijkt hier alles vertrouwd: de kamer, het raam en het licht, en mijn hand die schaduwen vouwt om den weemoed van uw gezicht. De nacht staat tusschen ons in en de duisternis wordt een gezicht: o! de engel wiens wrekende hand ons roept naar het laatste gericht. o! mijn God, om het lieflijke land waar de lelie van haar gezicht sliep in de schaûw van mijn hand. Nu is alle luister gedoofd, elk gaat zijn eenzaamheid in. was het donker ons niet beloofd als een gemeenzaam begin en de nacht als een vochtige schaûw die ons, sluimerend flank aan flank, zou drenken met diepen dauw, twee bloemen aan éénen rank? de duisternis is een gericht en de nacht een tweesnijdend zwaard. [pagina 43] [p. 43] is dit masker uw eigen gezicht? is dit masker mijn eigen gelaat? de nacht gaat over ons heen, diep onder het raam slaapt het dorp, ver achter de huizen de zee. Vorige Volgende