Tempel en kruis(1940)–H. Marsman– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 19] [p. 19] [Eens bood die tuin hem een beschutte plek] Eens bood die tuin hem een beschutte plek, wanneer hij eenzaam in 't begroeid prieel kon treuren om het trouwelooze kind, waarvoor hij in zijn dagboek verzen schreef. waarom had hij de daad niet toch begaan, waaraan hij overdag niet denken dorst, doch die hij droomend elken nacht bedreef, de wraak, de doodslag, honderdmaal beraamd, maar steeds verschoven weer? - o wroeging om het ongewroken leed, om 't bitter recht, door lafheid haar verleend, hem met een koelen blik voorbij te gaan, hooghartig schertsend met den louchen knaap die eens zijn vriend en afgod was geweest, en die hem haar na kort beraad had afgenomen, omdat de roeping van den mensch bestaat in het verraad van droomen. Vorige Volgende