Tempel en kruis(1940)–H. Marsman– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 18] [p. 18] IX Hij dwaalt niet meer. zonder dat hij het wist heeft een magneet zijn pas gericht naar 't golvend bolwerk waar het oude huis op den beschoeiden heuvel ligt. de singel vormt een lasso om 't plantsoen, de morgen draalt onder den nacht der olmen de zwanen drijven slapend in de gracht. hij loopt het huis rond en betast den muur; hier was zijn kamer - hier lag zijn moeder in haar agonie; boven dat hooge raam op 't bastion voerde zijn vader elken sterrennacht zijn kijkers van het strand der horizon langs de woestijnen van het firmament. hier was de rattenkelder wiens geluid hem in den nacht deed huiveren van angst en zijn gezicht versponsde tot een zwam, voos van hetzelfde wreede vocht dat aan de ruggen van zijn boekerij 't lepreuse aanzien van een landkaart gaf. hier eindlijk lag de tuin, kaal en verwaarloosd nu die eenmaal om zijn jeugd een labyrinth van koelte en schaduw was. Vorige Volgende