Hamsun
Zwervers
Ik ga vermoeden, dat de Scandinavische landen, althans voor een deel, nog somberder zijn dan het onze; maar tegelijk grootscher. Deze nieuwe roman van Hamsun, volgens een mijner vrienden, die al zijn werk kent, en het goeddeels bewondert, zijn meesterwerk, bevestigt dien indruk: een grootsch, somber land, waar de menschen, althans buiten de steden, spitten, wroeten en graven in den grond, en de zee intrekken ter vischvangst; en in Hamsun's visie wordt dit leven, of hèt leven, desnoods, niet verheffender, niet edeler, fijner, of spiritueeler: zij wroeten en paren, worstelen tegen de elementen, lachen, en lijden veel; en zij sterven. Een woeste zee omdreunt hen; een harde aarde is spaarzaam met vruchten en vruchtbaarheid, een zwijgende, donkere ruimte omhuift hen: zij schrompelen in tot kleine, krampachtige dieren, die soms in horden leven, en soms eenzaam zwerven; zij bestrijden elkaar, listig en laf, of ruw en onmiddellijk; zij trouwen, paren, worden oud en eenzaam; zij vechten en dansen; zij treuren.
De seizoenen, hun ademen, de weidsche, trage bewegingen der natuur zijn een stroom, zonder oor-