| |
| |
| |
François Mauriac
Destins
De roem, moet men het helaas noemen, van Mauriac begon met ‘Le Baiser au Lépreux’. Daarop volgde de korte inzinking van ‘Le Fleuve de Feu’, die onmid'lijk daarna overstegen wordt om zich tot nu toe niet weer voelbaar te maken, met ‘Génitrix’. ‘Le Désert de l'Amour’ is voor hemzelf zijn sterkste, maar misschien wil hij zeggen zijn liefste boek, ‘Thérèse Desqueyroux’ beweegt zich op vrijwel dezelfde hoogte, ‘Destins’ is, ten slotte, voor sommigen, voorzoover ik kon nagaan voor velen, zijn meesterwerk.
Voorzoover zijn vorige boeken nog helder in mijn herinnering staan, beteekent ‘Destins’ slechts in enkele opzichten een verzwakking: de psychologie is abstracter geworden, meer explicatief, ouderwetscher dus, als men wil; vroeger suggereerde hij meer: door concreta het leven der menschen die zich ertusschen bewegen te laten opvangen, deelen en weerkaatsen, weerschaduwen, beter gezegd. De beschrijvingen, van een landschap, van een kamer, geladen met de noodlottige onheilsatmosfeer en het bovenwereldsch weerlichten, zoo- | |
| |
als het genoemd is, dat het dreigende donkere broeien gaf aan zijn werk, en, het zwavelgeel lichten, zijn schaarscher geworden. De pijnbosschen geuren en ruischen slechts zwak in den heeten zomer, die hen met branden bedreigt, en de wijngaarden en het bloed der menschen verhit. Sterker nog dan zijn directe psychologie was de indirecte uitdrukking daarvan, die ontstond door de suggestie der menschelijke gevoelens die hij via de omgeving der menschen op den lezer liet werken. De dingen spraken de beeldende geheimtaal van het menschelijk hart. In ‘Destins’ heeft hij deze organisch-synthetische methode, die beschrijving meer doet zijn dan omringend décor, en de psychologie behoedt voor abstraheerend verijlen, die buitendien op de wisselwerking berust tusschen mensch en natuur, en moderner is, ten deele weer laten varen voor het beproefde, al te beproefde expliceerende procédé van de realisten.
Daardoor werd ‘Destins’, dat een synthese is van verschillende voor Mauriac centrale gegevens en problemen, atmosferisch zwakker dan de boeken onmiddellijk ervóór, en juist atmosferisch had het vol en levend moeten zijn, nu de keuze van de figuren te bewust en dus te schematisch een samenvatting wilde zijn van wat hem onverzwakt is blijven
| |
| |
boeien en beangsten: de tweestrijd tusschen ziel en bloed, tusschen menschelijke en bovenmenschelijke liefde; tusschen goed en kwaad, in verschillende vormen.
Deze dualiteiten verontrusten Mauriac, en naarmate zij zijn figuren verontrusten, hebben deze zijn sympathie of zijn haat. De gehalveerden, de pharizeïsch-verzekerden, de geborneerd-veiligen, de tartuffe's pijnigt hij met een bijna sadistische verachting, die hij daarna haastig verzacht, omdat zijn moraal en geweten hem deze vergevingsgezindheid voorschrijft. Maar nergens verraadt zich zijn wellicht onbewuste afkeerigheid van het centrale christelijke gebod der naastenliefde onwillekeuriger en scherper dan in deze bijna mechanische reactie van plichtmatig-schuldbewuste en vaak nog weerspannige vergiffenis aan de lafbekken en hypocrieten in zijn eigen romans. Misschien openbaart zich in de onverholen suggestie waarmee Mauriac erotische driften en troebelen aanduidt een, van sommige kerkelijke zijden gelaakte, ongehoorzaamheid aan de eischen van voorzichtige ingetogenheid, die de bedachtzamen onder de clericalen betrachten of stellen; maar zeer zeker verraadt zich in deze openheid de drang naar creatieve on-onderworpenheid, en een koppig verzet tegen de lichtschuwe groeze- | |
| |
ligheid, die onder de benepenen der kerkschen inheemsch is. In zooverre is zij een moreel protest, geen religieus, in eerste instantie; zij raakt een zaak van katholieken en katholicisme, niet, als men dat scheiden kan, van katholiciteit; en wie zal zeggen in hoever zelfs zijn gebrek aan vergevingsgezindheid, die tegenover sommige zijner schepselen een onverzoenlijke wrevel wordt, een tekort aan geloof is?
* * *
De bezwaren, die ‘Destins’ in het bizonder betroffen, heb ik aangeduid; ik veronderstel verder, dat de inhoud uit verschillende critieken voldoende bekend is, maar een quaestie, die het boek en den schrijver in engeren zin raakt, is deze:
Men heeft geschreven, dat de hoofdfiguur van dit boek, Elisabeth Gornac, de bijna vijftigjarige, die door een late, donkere drift verliefd wordt op den jongen Lagave, na deze troebelen, en het verdriet om zijn dood, langzamerhand weer tot haar vroegere vroomheid terugkeert. Tegen dit inzicht spreekt niet alleen de toon van het boek, maar zelfs de letter. Allereerst suggereert Mauriac een oogenblik, dat zij wellicht nooit meer dan schools-geloovig is geweest:
| |
| |
‘- Epargne-moi tes sermons.
C'était sa mère qui parlait ainsi, sa pieuse mère. Ah! il comprenait enfin pourquoi leur foi commune n'avait créé entre eux aucun lien; il méprisait cette religion de vieille femme et qui n'intéressait pas le coeur. Un ensemble de prescriptions, une police d'assurance contre l'enfer dont Elisabeth s'appliquait à ne violer aucune clause, le pauvre souci d'être toujours en règle avec un être infini fatillon, comme on l'est avec le fisc, - tout cela pouvait-il compter plus qu'un fétu devant ce furieux raz de marée? Elle grondait:
- J'ai vécu, oui: j'ai fait des additions..., des additions...’ (pag. 235). En op de voorlaatste pagina van ‘Destins’ loochent hij de bewering, dat zij door haar verdriet tot een wezenlijker geloof wordt bekeerd, woordelijk, als Elisabeth knielt op het kerkhof:
‘Le De Profundis, plusieurs fois récité, ordonna sa douleur, la régla en la bercant. Une part d'ellemême s'apaisait de nouveau, s'engourdissait. Dieu, qui était Esprit et Vie dans son fils Pierre, était en elle engourdissement et sommeil.’
‘en elle engourdissement et sommeil.’
De terugkeer van Elisabeth tot het geloof is een dof en vermoeid berusten, allerminst een positief
| |
| |
keerpunt; en ik weet zelfs niet - ik herlees o.m. mijn eerste citaat, vooral de slotwoorden daarvan - of de sympathie van Mauriac niet mee gaat met Elisabeth's verlangen naar wat hem en haar zondig, maar hartstochtelijk leven moet schijnen; ik betwijfel of hij zonder reserves in het bloedarme maar felgeloovige leven van haar zoon de hoogste menschelijke vervulling ziet; en betreurt hij in den wrevel van de laatste woorden van zijn roman - ‘Elisabeth Gornac redevenait un de ces morts qu'entraîne le courant de la vie’ - haar zwak geloof, of haar onvervulde erotische driften, of beide?
Elisabeth Gornac redevenait un de ces morts qu'entraîne le courant de la vie... Neen, veel minder somber dan de reeks van vier of vijf boeken die er sinds ‘Le Baiser au Lépreux’ aan vooraf gaan, is Mauriac's laatste boek niet. Maar het is ruimer; het is minder koppig, broeiend en zwavelachtig van geladen onheilsatmosfeer, en iets losser, iets minder verbeten en star van contour; het is iets minder kwellend en knellend, iets minder nijpend en toegeschroefd dan ‘Le Baiser au Lépreux’ en ‘Génitrix’, dat monsterlijk is van bijna dweepzieke megalomanie. ‘Destins’ is opener, als men wil menschelijker, maar het is werkelijk
| |
| |
nog duister, dualistisch en moraliseerend genoeg. Het blijft het werk van een strak en diep psycholoog, van een goed romancier, van een streng observator, maar de probleemstelling, de rhetorische gemeenplaatsen hier en daar, en de priesterlijke plechtigheden maken het tevens het werk van een moralist, een moraliseerend theoloog. Soms lijkt het zelfs, of Mauriac allereerst moralist en theoloog is, en pas in de tweede plaats romancier, en in ieder geval geldt de bewondering en sympathie die hij in ons land heeft gewekt, honderdmaal meer den moralist dan den schrijver, want wat heeft van oudsher sterker de hollandsche aandacht geboeid dan theologische, moreele en financieele affaires.
|
|