als één der genoemde krachten aan het werk was, bestonden de anderen niet meer. Zijn absolutisme wierp zich, en telkens met een zoo groote vehementie dat de andere stukken van zijn wezen volkomen braak bleven liggen, in één richting, op één gebied, met het gevolg dat òf de zintuigelijkheid, òf het verstand een zoo despotische heerschappij ging voeren over zijn natuur en zijn werk, dat alle andere elementen, als niet aanwezig, volkomen in de schaduw bleven - en het merkwaardigste is dat dit fanatiek, onverhoedsch overstag gaan van zintuigelijke naar abstracte hegemonie niet opkwam uitzijn totale natuur, maar uit zijn wil. In de voorrede die hij in 1905 bij De School der Poëzie heeft geschreven (ik kom er nog op terug) begint vrijwel iedere zin, die van deze plotselinge koerswijzigingen gewaagt, met de woorden: ‘ik besloot’. Zoo, bewust-gewild, ontstonden ook de z.g. ‘Balderfragmenten’, de theoretische consequentie en toepassing van een, spinozistische, theorie: de po-