Herman Gorter. Aanteekeningen bij zijn poëzie
(1937)–H. Marsman– Auteursrecht onbekend
[pagina 15]
| |
2De Beweging van Tachtig wordt dikwijls beschouwd als een uitlooper der europeesche romantiek. Deze zienswijze lijkt mij eenzijdig; ze berust vermoedelijk hierop dat men te uitsluitend aan den invloed van Keats en Shelley op de 80-er poëzie heeft gedacht. Als men let op het proza, op het impressionistische naturalisme, ziet men onmiddellijk dat de Tachtigers niet alleen laat-geboren romantici zijn geweest, maar in hun tijd tevens ten volle modern, en in dit modernisme sterk europeesch, vooral fransch beinvloed. Men vergeet dat er tusschen den dood van Shelley en Keats en de komst van de Tachtigers meer dan een halve eeuw verliep, een tijdperk waarin Holland, niet alleen litterair, een radicale vernieuwing onderging; men denkt daarbij meestal te weinig aan het opkomend socialisme, het atheisme, het modernisme, de radicale bijbelcritiek, het liberalisme, de democratie, de uitbreiding der industrie | |
[pagina 16]
| |
(Twente), de nieuwe ontdekkingen der natuurwetenschap, de toepassingen dezer vondsten in de techniek, de humaniseering van het strafrecht, het feminisme, etcetera - en in de kunst aan het impressionisme der schilders.Ga naar voetnoot1) Artistiek beschouwd moet Gorter minstens zoozeer zijn beinvloed door het impressionisme, door het oplossen vaak van de waarneembare wereld in atmosferische motieven, in trillingen van kleur en van licht - als door Shelley en Keats. De schilderkunst van dien tijd en de poëzie van Gorter, veel meer dan van welken Tachtiger ook, was modern, en de gelijkwaardigheid van alle motieven en beelden was de bij Gorter zeer sterk optredende parallel van het democratisch principe. Toch is de invloed van Keats en Shelley ook op Gorter zeer sterk geweest, vooral van Endymion, met zijn overdaad van losse beelden, het jeugdwerk van Keats waaraan Gorter den prosodischen grond- | |
[pagina 17]
| |
slag ontleende voor zijn ‘Mei’: de vijfvoetige jambe in twee aan twee rijmende regels. Maar Gorter ging verder in de behandeling van zijn vers, hij was vrijer, onklassieker, moderner alweer, in zijn assonance, zijn rhythmiek, zijn enjambement. Maar evenals Keats en Shelley is hij vooral gericht op de zichtbare wereld en als ‘Endymion’ is ‘Mei’ bevolkt met goden, tritons en nimfen, waaraan Gorter echter weer hedendaagsche wezens (wielrijders) toevoegt. Maar het landschap is anders en als Endymion gedrenkt is in maanlicht, heeft men gezegd, dan is ‘Mei’ het in zon; en verder: ondanks Shelley's onmiddellijke invloed op den zang van Balder in ‘Mei’ - later hoort men, vager, nog naklanken van hem in ‘Pan’ -, Keats was het bewuste literaire voorbeeld bij het schrijven van ‘Mei’. Voor de rest was de overeenkomst tusschen Keats en Gorter gering. Keats was een a-religieuse, a-mystische kleinburger, wien bovendien alle sociale belang- | |
[pagina 18]
| |
stelling ontbrak. Zijn voorbeelden waren Milton en Spenser. Tegenover Shelley was Keats de aestheet. Zijn uitspraak over het verband tusschen truth en beauty is niet kenmerkend voor de practijk van zijn verzen, die vooral gebaseerd op indrukken zijn, op ‘sensations rather than thoughts’. Gorter had overigens de sterke zintuiglijkheid met hem gemeen, en het opgaan in het moment, in de vluchtige impressie. Keats had dit zoo sterk, dat hij over zich zelf spreekt als van een cameleon, een wezen zonder identiteit. Pas later treedt in zijn verzen een bindend verstandelijk element op, maar zelfs dit groeit op uit het beeld. Grooter was Gorters verwantschap met Shelley. Als men de bladzijden in ‘De Groote Dichters’ over Shelley leest, voelt men dat Gorter van hem gehouden heeft als van een verwante natuur. Hij stond hem inderdaad ook oneindig nader dan Keats. Het is waar dat Shelley niets had van het stoere, aardsche van Gorter, maar in zijn vrijheidsdrang, zijn ‘atheis- | |
[pagina 19]
| |
tisch pantheïsme’, zijn hang naar rechtvaardigheid, zijn extatischen honger naar geluk, zijn menschenliefdeGa naar voetnoot1) was hij met Gorter verwant, en ook als temperament, tot in de plotselinge vlagen van melancholie, lijken zij op elkaar. De haat van Shelley tegen de gevestigde maatschappelijke orde van zijn tijd, zijn ‘wereld-idealisme’, zijn religion of humanity - dit alles moet Gorter uit het hart gegrepen zijn geweest. Ook is Shelley als dichter, hoewel hij vaak nog aan de klassieken, soms zelfs aan hun mythologie ontleende voorstellingen noodig had, moderner dan Keats, minder historisch georiënteerd, veel meer een positief kind van zijn tijd, - en hoewel Gorter nòg onmiddellijker putte uit zijn tijd, kan men zeggen, dat hij in den romantischen Shelley, misschien toen hij hem voor het eerst las nog onbewust, althans twee elementen heeft gevonden, die voor zijn latere ontwikkeling van mede-beslissend | |
[pagina 20]
| |
belang zouden zijn: een zeker spinozisme en materialisme (Godwin), maar vooral, in het revolutionaire, de burgerlijke voorvorm van wat later zijn eigen socialisme zou zijn. |
|