De dynamische wordingsgeschiedenis der natuur liep voor hem evenwijdig aan de cultureele geschiedenis en zij gingen zelfs in elkaar over. De natuur was geschiedenis geworden, de geschiedenis natuur, een oneindig verhaal, een voortschrijdend epos, dat zijn vervulling langzaam maar onweerhoudbaar tegemoet ging.
Zijn jeugd en het gevoel, dat hij zelf weer natuur werd, deden mij denken aan, ‘Mei’ - en in die forsche gestalte stond nu dat legendaire jaar '80 voor mij. De man die er als dichter de vervulling en de overwinning van was, deed mij denken aan een boom; ondanks de sterk dynamische trekken van zijn natuur meer aan een boom dan aan een rivier of een gletscher, en de overgang van den lentedroom van loover, vol bloesems en vogels (deze gemeenplaats zij een oogenblik het symbool voor de ‘Mei’) tot den naakten stam die ik voor mij zag, was volkomen organisch geweest; hij was nu een boom zonder blad.