L.Th. Lehmann
Subjectieve reportage. - De veranderingen in de ontwikkeling der poëzie voltrekken zich doorgaans geleidelijk en slechts zelden openbaart een vernieuwing zich met een verrassenden schok. Natuurlijk kan men hier tegenoverstellen, dat ieder goed dichter en zelfs elk goed gedicht, hoe traditionalistisch dan ook, een vernieuwing betekent, maar deze gemeenplaats heb ik nu niet op het oog. De vraag die ik opwerp is veeleer deze: heeft zich na Slauerhoff, na Hendrik de Vries, na Herman van den Bergh, na Nijhoff een verandering voorgedaan, die ons dwingt van een nieuwe generatie te spreken, van een nieuwe phase in onze poëzie? Als men de ontwikkeling nagaat, komt men tot de conclusie, dat er zich weliswaar tal van veranderingen hebben voorgedaan, maar dat die wijzigingen nergens zo ‘massaal’ en revolutionair zijn geweest, dat men van een min of meer collectieve vernieuwing kan spreken. De figuren der nieuwe dichters zijn dikwijls markant genoeg, maar een nieuwe generatie kenmerkt zich doorgaans door een aantal groepselementen, door een gezamenlijke bezieling, meer dan thans het geval schijnt te zijn. Misschien ontdekt men later deze saamhorigheid pas, maar gewoonlijk worden de dichters van een groep juist aanvankelijk het sterkst door een gevoel van overeenkomst beheerst.
Hoewel er in 1920, toen Lehmann geboren werd, zowel binnen als buiten ons land moderner gedichten werden geschreven dan in zijn kleinen bundel te vinden zijn, heeft men bij de lectuur van deze verzen toch sterk het gevoel, dat men hier te maken heeft met iets nieuws. Niet in prosodisch of technisch opzicht, ook niet omdat zich in hem met een schokkende vehementie zou openbaren wat men in het werk van andere dichters al had voorvoeld, maar omdat hij - hoewel hij ook in dit opzicht voorlopig nog vrijwel alleen staat - de exponent schijnt te zijn van een nieuw en collectief levensgevoel. Lehmann, hoe subjectief hij zijn reportage ook noemt, brengt verslag uit van een bij uitstek